direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - Archeologie
Plan: Blixembosch Noordoost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80027-0501

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen.

14.2.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 voor het

bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits:

  • a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en
  • b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting het bouwwerke waarvoor ontheffing wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
14.3 Omgevingsvergunning om aan te leggen
14.3.1 Vergunningvereiste om aan te leggen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld en over een oppervlakte van meer dan 100m2, waartoe ook wordt gerekend het diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse (infrastructurele) leidingen en daarmee verband houdende constructies, installatie of apparatuur;
  • e. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • f. het aanbrengen van verhardingen.
14.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning om aan te leggen

Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend.
14.3.3 Criteria voor omgevingsvergunning om aan te leggen

De in lid 14.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaan of kunnen ontstaan.

14.3.4 Wijziging dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; en/of
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.


14.4 Procedurebepaling
14.4.1 Procedureregel ontheffing

Bij het nemen van een besluit omtrent afwijking als bedoeld in lid 14.2 nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:

  • a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennisgegeven;
  • c. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
14.4.2 Procedureregel aanlegvergunning

Bij het nemen van een besluit omtrent een omgevingsvergunning om aan te leggen als bedoeld in lid 14.3 nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:

  • a. het verzoek om een aanlegvergunning ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennisgegeven;
  • c. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het voornemen om een aanlegvergunning te verlenen.

14.4.3 Procedureregel wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge lid 14.3.4 , is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.