direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bosrijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80025-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bosrijk is een deelgebied van Meerhoven, een uitbreidingslocatie van de gemeente Eindhoven, die momenteel volop in ontwikkeling is. In het bestemmingsplan Meerhoven is voor het plandeel 'Bosrijk' een uitwerkingsplicht opgenomen voor de bouw van circa 450 woningen. Deze uitwerkingsplicht is nog gebaseerd op de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 11 WRO oud). Het plandeel is tot op heden niet uitgewerkt.

Dit bestemmingsplan ziet op een actueel kader voor Bosrijk waarbij directe bouwtitels zijn opgenomen en geen uit te werken bestemmingen. In Bosrijk zijn tot op heden circa 150 woningen gerealiseerd. Dit bestemmingsplan biedt hiervoor een actueel juridisch en planologisch kader. Daarnaast wordt in dit plan de bouw van circa 200 woningen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan maakt in ieder geval minder woningen mogelijk dan in het voorgaande plan Meerhoven was beoogd voor Bosrijk.

Het bestemmingsplan "Bosrijk" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied

Bosrijk is gelegen in het oosten van Meerhoven. Het gebied wordt aan de noordkant begrensd door de woonwijk Zandrijk (het Zandkasteel geeft de noordelijke grens aan). Aan de westkant wordt het plangebied begrensd door de Zanddreef, waaraan de Hoogwaardige Openbaar Vervoer-voorziening (HOV-baan) is gelegen. Aan de oostkant wordt Bosrijk begrensd door het Beatrixkanaal en in het zuiden door de woonwijk Grasrijk, waarbij de Grassavanne het gebied begrenst. De nieuwe Rundgraaf vormt in principe de grens tussen de woongebieden Bosrijk en Grasrijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0001.png"

Luchtfoto plangebied Bosrijk

1.3 Voorgaande plannen

Het voorliggende bestemmingsplan "Bosrijk" vervangt:

  • gedeeltelijk het globale bestemmingsplan Meerhoven dat op 10 november 1997, nr. 245, is vastgesteld door de gemeenteraad en op 16 juni 1998, nr. 188576, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Op 20 september 1999, nr. E01.98.0454, is bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
  • bestemmingsplan Bosrijk (cluster 7).

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Historisch perspectief

Stedelijk morfologische gezien vormt de Vinexlocatie Meerhoven de afronding van de westelijke stadslob van Eindhoven. Centraal door deze stadslob loopt het radiaal Heerbaan/ Noord-Brabantlaan.

De belangrijkste functies van het gehele gebied Meerhoven waren in het verleden de militaire en agrarische functies. Van de ruim 500 hectare dat het gebied Meerhoven omvat, was ongeveer 271 hectare in militair gebruik; deels door de luchtmacht en deels door de landmacht. Op het militaire terreinen bevonden zich gebouwen, wegen, groenopstanden, voormalige landingsbanen en betonbanen. Verder kwamen in het gebied verspreid gelegen (agrarische) woningen voor alsmede bedrijven, kwekerijen, volkstuinen etc.

Het landschap was gevarieerd, enerzijds bestond het landschap uit oude ontginningen met bebouwingslinten die vanuit historische dorpen uitwaaieren, anderzijds uit een jong ontginningslandschap, ontstaan door het in cultuur brengen van 'woeste gronden'. In een deel van dit jonge ontginningslandschap hadden zich militaire activiteiten gevestigd, waarvan het vliegveld mede een functie vervult voor de burgerlijke luchtvaart. In Meerhoven is veel bos aanwezig, vooral op de voormalige militaire complexen en bij het vliegveld.

De belangrijkste functie in het plangebied was de aanwezigheid van de vliegbasis Eindhoven. De gronden werden voor militaire doeleinden gebruikt.

Het Schuurke en het voormalige luchthavengebouw zijn gehandhaafd in Bosrijk. Het voormalige luchthavengebouw is momenteel in gebruik als kantoorruimte i.c.m. een horeca vestiging en het Schuurke is in gebruik als een praktijk voor fysio therapie.

2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Het stedenbouwkundig plan van Bosrijk is een ontwerp van Karres en Brands landschapsarchitecten bv. en is opgesteld in 2003. Anno 2017 zijn er 153 van de oorspronkelijke 430 woningen gebouwd in een negental clusters (bouwplannen) met verschillende typen woningbouw.

Na een periode van stilstand vanwege de crisisperiode is het plan Bosrijk heropgestart. Bosrijk zal verder worden ontwikkeld binnen het oorspronkelijke concept, maar met meer aandacht voor duurzaamheid, innovatie en ruimte voor nieuwe uitdagende woonvormen in combinatie met het versterken van de bestaande groenstructuren. Het oorspronkelijke woningbouw programma is bijgesteld en aangepast aan de huidige woningmarkt. Zo is het aantal appartementen sterk naar beneden bijgesteld, zijn de duplex woningen uit het plan geschrapt, is er ruimte voor Particulier en Collectief Opdrachtgeverschap en zijn specifieke kavels aangeduid voor de "smaakmakers" bedoeld voor innovatieve spraakmakende projecten die het imago van Bosrijk verder versterken. In het resterende deel van Bosrijk zullen in totaal nog circa 220 woningen worden gebouwd.

Bosrijk is een groene oase in Meerhoven. Bosrijk ligt aan het Beatrix Kanaal en wordt begrensd door de nieuwbouwwijken Zandrijk / Esplanade en Grasrijk en de HOV-lijn bij het centrum Meerrijk. Langs de Rundgraaf (droogvallende beek aan de zuidzijde van Bosrijk) en langs het Beatrix Kanaal bevinden zich groene verbindingszones die onderdeel zijn van de (provinciale) ecologische structuur van Meerhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0002.png"

Luchtfoto Bosrijk uit 2003

Door de jaren heen heeft Bosrijk zich ontwikkeld tot een parkachtig terrein met een volwassen bomenbestand dat elk seizoen verandert, waarbij elk moment van het jaar een ander ruimtelijk beeld geeft: in het bloeien van de bomen, in het verschil tussen zomer en winter, in de gelaagdheid van de beplanting en in de leeftijd van de bomen. Een prachtig uitgangspunt voor het creëren van een bijzondere woonlocatie en een uitgelezen kans om de diversiteit van woonmilieus binnen Meerhoven te vergroten.

In een traditionele nieuwbouwwijk wordt de hoofdstructuur in grote mate bepaald door de bebouwing. Deze hoofdstructuur is vaak een formele en vaststaande opzet waarbinnen de verschillende woonmilieus voor variatie zorgen. Er is een duidelijke ruimtelijke en juridische scheiding tussen privé en openbaar. Echter, in Bosrijk wordt de hoofdstructuur gevormd door de bestaande bomen en open ruimten. De hoofdstructuur is daardoor dynamisch; immers bomen hebben niet het eeuwige leven. Gekozen is daarom voor een aanpak waarbij niet alleen de bebouwing wordt ingepast maar tegelijkertijd ingrepen worden voorgesteld voor de toekomstige aanpassingen van de hoofdstructuur. Ook de woningtypologie is maatwerk. Afhankelijk van licht, uitzicht, ruimtebeleving, schaal en woonwensen is elke bouwplek uniek. De woningen hebben een architectonische buitenruimte en men woont in een gezamenlijk park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0003.png"

Luchtfoto Bosrijk in ontwikkeling

De hoofdopzet van Bosrijk bestaat uit drie bosachtige randen met daarbinnen een veld beplant met diverse boomstructuren. Elke rand heeft een eigen karakter; de ecologische zone langs de Nieuwe Rundgraaf, het Beatrixkanaal en de nieuwe bosrand langs de Esplanade. Dit zijn structuren op de schaal van Meerhoven waardoor Bosrijk zich als het ware verankert in de omliggende wijken. Door deze randen met bosaanplant te versterken wordt het groene karakter manifester zowel vanuit Bosrijk zelf als voor Zandrijk en Grasrijk. De aanwezige groenstructuur vormt een robuust kader voor de toekomst.

Het groene kader is het stelsel van boomstructuren, greppels, hagen en straten binnen Bosrijk en vormt het uitgangspunt voor het stedenbouwkundig plan. De openbare ruimte heeft een informeel natuurlijk karakter.

Om de grote variatie in ruimte en beleving te vergroten is gekozen voor een geclusterde vorm van wonen. Compact bouwen in een groene omgeving. Bosrijk blijft hiermee een park, met bebouwingsclusters als beelden in een beeldentuin.

Een aantal woningen bij elkaar vormt een compact ensemble met een gemeenschappelijk tussengebied. De overgang tussen de bebouwing en het park is maatwerk. Het (semi-) openbare parklandschap loopt door tot aan de bebouwing. Zo krijgt elke bewoner een 'tuin zonder einde'. De woningclusters zijn alzijdig en reageren specifiek op het omliggende landschap. De woningclusters hebben geen eigen traditionele privétuinen maar beschikken over gebouwde buitenruimten in de vorm van (dak)terras, loggia, veranda, balkon of een interne patio. Indien tuinen zijn gewenst, zijn deze onderdeel van de architectonische opgave waarbij de waarborging van privacy en een goede relatie met het openbaar gebied voorop staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0004.png" Aanwezige bebouwing in Bosrijk

Het parkeren voor bewoners vindt hoofdzakelijk plaats onder of binnen de clusters. Bezoekers parkeren is gesitueerd langs de rijwegen in Bosrijk.

Binnen Bosrijk zullen meerdere speelplekken worden aangelegd die aanvullend zijn op de mogelijkheid voor informeel spelen in het landschap. Naast speel mogelijkheden in Bosrijk zal de Esplanade aan de noordrand van Bosrijk eveneens ruimte bieden voor het realiseren van speelvoorzieningen. De Esplanade zal nog in nauwe samenwerking met de omwonenden ontworpen moeten worden.

Bosrijk wordt opgevat als één samenhangende identiteit met een gemeenschappelijk landschappelijke waarde. Het sterke landschappelijke kader vormt een stevige basis voor de architectuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0005.png"

Impressies van enkele beelden in de beeldentuin

Uitgangspunt is dat er divers gebouwd wordt, met een keuze voor afwisselende maar samenhangende architectuur. Het uitgangspunt is dat gestreefd wordt naar een reeks van unieke architectonische objecten die elk ontworpen zijn met één duidelijk hoofdmateriaal, zogenaamd "aus einem Guss". Kortom Bosrijk wordt een bijzonder woongebied volgens een bijzonder concept.

Op basis van het stedenbouwkundig plan, waarin het landschap en de noodzakelijke wegen zijn bepaald, zal de architect een specifieke invulling geven aan het wonen op clusterniveau. Hiervoor zijn beknopte kavelpaspoorten opgesteld waarin alleen de hoogst noodzakelijke ruimtelijke bepalingen zijn opgenomen die deels onderdeel zijn van het bestemmingsplan en deels van het toetsingskader voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De kavelpaspoorten zijn een vertaling van de regels in dit bestemmingsplan en de beeldkwaliteitseisen die volgen uit het beeldkwaliteitsplan voor Bosrijk.

De Esplanade, ankerplaats van verleden en toekomst

De Esplanade fungeert binnen de hoofdstructuur van Meerhoven zowel als een overgangszone tussen Zandrijk en Bosrijk als een verbinding tussen Landelijk Strijp en Meerrijk.

De Esplanade zal zich ten opzichte van de omgeving onderscheiden door een cultuurlijke uitstraling en vormt daarmee een contrast met het landschapspark Meerland en de ecologische verbindingszone die een meer natuurlijk karakter hebben. Het gebruik van de Esplanade is primair gericht op verblijf, recreatie en ontspanning op de stedelijke schaal van Meerhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0006.png" Esplanade


Het bijzondere karakter van de Esplanade is de gestrektheid gecombineerd met de openheid. Op en aan de Esplanade zijn drie belangrijke oorspronkelijke gebouwen gesitueerd die behoorden bij de vliegbasis Welschap. De drie gebouwen, het voormalige luchthavengebouw (Rijksmonument, architect ir. D. Roosenburg, 1935), het Schuurke (architect ir. L.C. Kalff) en de hangaar (1951) zijn karakteristieke gebouwen, die vanwege hun specifieke op de luchthaven georiënteerde architectuur, gemakkelijk een verband met het verleden kunnen leggen. Door de gestrektheid en openheid van de Esplanade gecombineerd met de relicten uit de luchtvaarthistorie, ontstaat de metafoor van een landingsbaan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0007.png"

Afbeelding luchthavengebouw, het Schuurke en de hangaar.

Het luchthavengebouw en 't Schuurke krijgen een gemengde bestemming, waarbinnen een maatschappelijke bestemming en commerciele functies (waaronder horeca) zijn toegestaan. Deze gebouwen zullen samen met de hangaar opgenomen worden in de Esplanade.

Bij de inrichting van de Esplanade wordt gestreefd naar het op een vernieuwende wijze samenbrengen van historische betekenissen in het gebied die een uitdrukking kunnen geven aan het collectieve geheugen van de wijk en daarmee een schakel gaan vormen tussen verleden en toekomst. De Esplanade zou hierdoor binnen Meerhoven kunnen gaan fungeren als een cultuur- en identiteitsdrager.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0008.png"

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedenlijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro dient een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt binnen stedelijk gebied een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de ontwikkeling. Echter, in twee uitspraken van de Afdeling (1 juli 2015 met zaaknr. 201401417/1/R1 en 24 februari 2016 met zaaknr.201506618/1/R6) is bepaald dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6 lid 2 Bro genoemde voorwaarden. Er is dan namelijk geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het voorheen geldende bestemmingsplan was een uit te werken bestemmings opgenomen voor onder andere Bosrijk. Het grootste gedeelte van Meerhoven was bestemd voor wonen. Hierin is niets veranderd.

De (nog onbenutte) planologische mogelijkheden voor wat betreft de woningbouwontwikkeling op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan Meerhoven wordt in dit bestemmingsplan ook mogelijk gemaakt. In paragraaf 1.1 is reeds aangegeven dat in dit bestemmingsplan minder woningen mogelijk worden gemaakt dan was voorzien binnen de uit te werken bestemming zoals opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan Meerhoven. De bebouwingsdichtheid neet dan ook niet toe, maar neemt af. Daarnaast is er geen sprake van extra ruimtebeslag. Bosrijk is niet 'groter' geworden dan altijd was beoogd en als zodanig was bestemd. Gelet op voornoemde jurisprudentie is dan ook geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uiteraard dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel de uitvoerbaarheid onderzocht te worden. In dat kader wordt in paragraaf 3.5 (Volkshuisvesting) nader ingegaan op de behoefte aan de woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost en ligt niet in dit plangebied. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de EHS vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is de EHS een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Het plangebied is gelegen binnen het beperkingengebied van eindhoven Airport. In paragraaf 3.2.3 en 3.2.4 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor dit plangebied is het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Dit gebied is op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 3.2.4 wordt nader ingegaan op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0009.png" kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

3.2.4 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  • 1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer. Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  • 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  • 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Het plangebied is gelegen in het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied. Hieronder wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0010.png"

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS. Dit plangebied is alleen gelegen binnen het obstakelbeheergebied IHCS.

IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0011.png"

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

Er geldt een hoogtebeperking van NAP +65m. Het maaiveld ligt op circa NAP +20m. De maximale bebouwingshoogte van de nieuwe woningen bedraagt maximaal 18 meter, waardoor aan deze hoogtebeperking wordt voldaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een maximale bouwhoogte van 10 meter bepaald. In de binnenplanse afwijkingregeling ten aanzien van de hoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde is bepaald dat een maximum geldt van 20 meter. Ook met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt voldaan aan de hoogtebeperking.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0012.png"

Kaart Vogelbeheersgebied

Het bestemmingsplan laat alleen woningen toe met bijbehorende verblijfsruimte. Daarnaast is de rand ten oosten en ten zuiden van het plangebied bestemd als 'Natuur'. De bestemmingen laten geen grondgebruik toe die een vogelaantrekkende werking hebben.

3.2.5 Bakens nabij luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel

Bakens

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0013.jpeg"

Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0014.jpeg"

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0015.png"

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

  • 1. de groenblauwe structuur
  • 2. het landelijk gebied
  • 3. de stedelijke structuur
  • 4. de infrastructuur

Dit plangebied is gelegen binnen de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.


Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening Ruimte

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte Noord - Brabant' vastgesteld. Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld. In de verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor dit plangebied zijn de themakaarten stedelijke ontwikkeling, natuur en landschap, water en agrarische ontwikeling en windturbines van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0016.png"

Afbeelding Kaartlaag 'Stedelijke ontwikkeling - structuur bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'; uitsnede uit de kaart van de Verordening Ruimte (plangebied globaal aangeduid met blauwe punt).

Omdat dit bestemmingsplan voorziet in het (wederom) toestaan van circa 200 woningen, naast de reeds aanwezige woningen, is de verantwoordingsplicht uit de Verordening Ruimte 2014 van toepassing. In paragraaf 3.5 (Volkshuisvesting) wordt hierop ingegaan. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. Uit deze paragraaf volgt dat voor de woningen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt over het regionale woningbouwprogramma.

Daarnaast is het belang van zorgvuldig ruimtegebruik in de Verordening Ruimte aangemerkt als een provinciaal belang. Stedelijke ontwikkelingen dienen te worden gemotiveerd met in achtneming van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.1. In deze paragraaf is aangegeven dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Het plangebied is aangeduid als 'Boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'Boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie. In de regels wordt verwezen naar de van toepassing zijnde Provinciale Milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0017.png"

Afbeelding Kaartlaag 'Water - aanduiding Boringsvrije zone'; uitsnede uit de kaart van de Verordening Ruimte (plangebied globaal aangeduid met blauwe punt).

Themakaart natuur en landschap

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Alleen de rand aan de noord en noordoostzijde van het plangebied zijn aangemerkt als 'structuur - Natuur Netwerk Brabant' en aangeduid als'behoud en herstel watersystemen'. Volgens de Verordening zijn dit gebieden die vanuit het bodem- en watersysteem essentieel zijn voor het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. Het bestemmingsplan moet gericht zijn op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0018.png"

Afbeelding Kaartlaag 'Natuur en Landschap - Structuur 'NNB' en aanduiding 'behoud en herstel watersystemen'; uitsnede uit de kaart van de Verordening Ruimte (gedeelte plangebied globaal aangeduid met blauwe punt).

Het gedeelte van het plangebied dat is gelegen binnen het NNB en aangeduid is als 'behoud en herstel warersystemen' is op de verbeelding bestemd als 'Natuur'. In de regels zijn regels opgenomen ter bescherming van de in het plangebied aanwezige waterhuishouding, ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Het is niet zonder meer mogelijk om een werk, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Het plangebied is aangeduid als 'stalderingsgebied' en gedeeltelijk als 'beperkingen veehouderij'. In dit plangebied is echter geen sprake van veehouderij. Deze aanduidingen leveren dan ook geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Gelet op het bovenstaande voldoet dit bestemmingsplan het provinciale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

3.4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur en gebruik van de ruimte

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur en in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0019.png" Figuur: Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven

De hierboven opgenomen kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur. Het plangebied is gelegen buiten een transformatiegebied en aangeduid als bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0020.png"

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Dit plangebied is op de op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als 'Wonen'.

Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is. Dit bestemmingsplan betreft een woongebied en is daarmee in overeenstemming met de Interimstructuurvisie Eindhoven.

3.5 Volkshuisvesting

Bosrijk maakt sinds 1995 deel uit van de VINEX-locatie Meerhoven. In dit bestemmingsplan worden minder woningen mogelijk gemaakt dan beoogd was in het voorheen geldende bestemmingsplan Meerhoven.  

3.5.1 Regionaal beleid

In Eindhoven en omgeving is sprake van een regionale woningmarkt. Daarom werken we samen met andere gemeenten in de regio (Metropool Regio Eindhoven) en de provincie. Jaarlijks stellen we een woningbouwprogramma en de prijsgrenzen voor sociale koop en huur vast. Daarnaast is in 2013 het Bestuursconvenant Stedelijk Gebied 2013 ondertekend door de gemeentebesturen. Met betrekking tot het thema wonen wordt met name ingezet op het streven naar evenwicht tussen stad en randgemeenten, voldoende woningen en een grote diversiteit aan woonmilieus.

Regionaal woningbouwprogramma

Gemeenten moeten in hun bestemmingsplan verantwoorden hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de regionale afspraken en de bestaande harde plancapaciteit. De provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose vormt hiervoor de basis. Uit deze prognose blijkt dat voor Eindhoven nog een duidelijke groei in huishoudens wordt verwacht tot 2030. Het betreft hier vooral éénpersoonshuishoudens voor personen in de leeftijd tot 30 jaar en 55+.

In het gecombineerde portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen/Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost Brabant van november 2016 zijn, op basis van de geactualiseerde provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2016) en de eerder vastgestelde uitgangspunten (RRO van 16 december 2015), de jaarlijkse regionale woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 2016 t/m 2025. Voor Eindhoven zijn dit 3.780 woningen in een periode van 10 jaar. Dit betreft de netto toename van de woningvoorraad exclusief vervangende nieuwbouw door sloop. In mei 2017 heeft de provincie een geactualiseerde woningbehoefteprognose uitgebracht. Uit deze prognose blijkt een toegenomen vraag ten opzichte van de voorgaande prognose van 2014. In 2014 werden gemiddeld 881 woningen per jaar geprognotiseerd voor Eindhoven. Nu, in 2017, is de prognose bijgesteld naar gemiddeld 1182 woningen per jaar (gedurende 10 jaar). Hieruit blijkt dat de gemaakte regionale afspraken zijn verouderd. De toekomstige behoefte aan woningen is groter dan in de afspraken van 2016 is opgenomen. De geactualiseerde prognose is vooralsnog niet geconcretiseerd in herziene afspraken in het regionaal ruimtelijk overleg. Het regionaal ruimtelijk overleg heeft 13 juli 2017 wel een voorzet gegeven in het 'Afsprakenkader Wonen 2017'. Hierin is aangegeven dat voor de aanpak van de majeure projecten (waaronder Bosrijk valt) een bestuursopdracht is gegeven (Afspraak E). Deze opdracht wordt in een half jaar tijd concreet uitgewerkt en vervolgens jaarlijks gemonitord in SGE verband en met de provincie. Het gaat hierbij vooral om een nadere positionering en profilering van de locatie in de regio,de daarop afgestemde programmering en de fasering in tijd. Vooruitlopend op deze opdracht kunnen nieuwe woningen (binnen de majeure projecten) alleen in ontwikkeling genomen worden als dit gemotiveerd voorgelegd wordt aan het portefeuillehoudersoverleg. Voor Bosrijk is deze stap al gezet. In het portefeuillehoudersoverleg is akkoord gegeven voor de verdere ontwikkeling van Bosrijk.

Gelet op de geactualiseerde prognoses 2017 volgt dat er voor Eindhoven in ieder geval kwantitatief ruimte bestaat. Onderhavige ontwikkeling voorziet in de verdere afronding van de Wijk Meerhoven binnen bestaand stedelijk gebied. Circa 150 woningen zijn reeds gerealiseerd. In dit plan worden tevens nog circa 200 woningen mogelijk gemaakt. Dit past binnen de actuele kwantitatieve ruimte voor Eindhoven en Afspraak E van het Afsprakenkader Wonen 2017.

3.5.2 Lokaal beleid

Woonvisie
De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad.

Ambitieuze stad
Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.

We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.

Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.

Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.

Solidaire stad
Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.

We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.

De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.

Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.

Innovatieve stad
We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.

Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.

Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.

Huisvestingsverordening
Op 15 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Huisvestingsverordening 2016' vastgesteld. In de Huisvestingsverordening is een urgentieregeling opgenomen en een regeling voor het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad. De urgentieregeling is samen met de gemeenten van het Stedelijk Gebied Eindhoven opgesteld. In deze regeling wordt geregeld dat bepaalde doelgroepen voorrang krijgen op de woningmarkt.

Daarnaast zijn regels opgenomen over het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Hieronder wordt verstaan het onttrekken of samenvoegen van woonruimte, het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamerbewoning), woningvorming (verbouwen tot twee of meer woonruimten) en splitsing in appartementsrechten. In de verordening staan regels voor het verlenen van een vergunning hiervoor.

3.5.3 Woningbehoefte

Harde plancapaciteit

De woningen die in Bosrijk worden gerealiseerd staan al jaren in de woningbouwmonitor en Prioriteitennota van de gemeente Eindhoven. In dit geactualiseerd bestemmingsplan worden planologisch ook niet meer woningen mogelijk gemaakt dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. Gelet op de geactualiseerde bevolkings- en woningbehoeftenprognose 2017 blijkt ook dat de kwantitatieve behoefte groter is dan de woningbouwafspraken die zijn gemaakt in 2016. Daarnaast is, zoals hierboven aangegeven, in het kader van het 'Afsprakenkader Wonen 2017' ingestemd in het portefeuillehoudersoverleg met het doorontwikkelen van Bosrijk. Gelet op het vorenstaande zijn de provincie en de gemeenten binnen het Stedelijk Gebied Eindhoven ook akkoord met deze woningbouwontwikkeling.

Kwalitatieve behoefte

Zowel uit het meest recente regionaal woningmarktonderzoek (2015) alswel het woningmarktonderzoek toegespitst op Eindhoven (Sterke stad, 2015) blijkt een duidelijke behoefte aan wonen in een groenstedelijke woonmilieu (zie tabel hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0021.png"

Bron: De sterke stad, woonbehoefteonderzoek Eindhoven, 2015 

Bosrijk wordt gezien als een typisch groenstedelijk woonmilieu en beantwoordt daarmee aan de actuele woonbehoefte. De woningen in dit gebied kunnen zowel door een projectontwikkelaar, zelfbouw of samenbouw gerealiseerd worden. Dit type woonmilieu kenmerkt zich met name door eengezinswoningen met een tuin in een groene en ruime woonomgeving. Een dergelijk woonmilieu in Eindhoven is aantrekkelijk voor alle huishoudtypen tot 55 jaar in alle inkomenscategorieën. We streven naar een diversiteit in grootte en prijsklasse van vooral eengezinswoningen, zowel huur als koop.

De uitbouw van groenstedelijke woonmilieus past ook uitstekend in de Brainportambitie van Eindhoven. Met het uitbouwen van dit type woonmilieu wordt een basisvoorwaarde ingevuld om (internationale) kenniswerkers aan Eindhoven en de regio te binden.


 

3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden

3.6.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Volgens de archeologische waardenkaart kent onderhavig plangebied geen archeologisch waardevolle of verwachtingsgebieden. Hier hoeft dan ook geen rekening mee te worden gehouden. Het perceel ten zuiden van het fietspad richting Caspar de Haanbrug had een archeologische verwachting. Het betrof hier de ondergrondse overblijfselen van het buurtschap Welschap. Dit buurtschap is de afgelopen jaren inmiddels geheel opgegraven en de verwachting in dit gebied is aldus komen te vervallen. Tijdens de opgraving van Welschap zijn talrijke sporen teruggevonden die teruggaan tot in de Late Middeleeuwen. Dit betreft onder meer een reeks waterputten en ondergrondse delen van hoeven die hier gestaan hebben. In het park Meerland zijn overblijfselen aanwezig van het Verre Welschap. Deze zullen in beginsel worden bewaard en beschermd. Deze liggen echter buiten het plangebied van Bosrijk.

3.6.2 Cultuurhistorie

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0022.png"

Afbeelding cultuurhistorische waardenkaart.

Historische wegstructuur

In het plangebied is één historische wegstructuur van voor 1900 gelegen die op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid, te weten de Sliffertsestraat. De Sliffertsestraat vormde al voor 1840 de verbinding tussen Zeelst en de Strijpsche Heide, waaraan de verdwenen gehuchten Sliffert en Welschap (beide onderdeel van de gehuchtenreeks van de voormalige gemeente Strijp) waren gelegen.


Historische landschappelijke structuur

Het betreft de groene oevers van het in 1940 gerealiseerde Beatrixkanaal. Het Beatrixkanaal werd aangelegd als werkverschaffingsproject in de jaren 1935-1940 om een verbinding met het Wilhelminakanaal tot stand te brengen. Gevarieerde beplanting op de kaden aan weerszijden van het kanaal tussen Strijp en de kruising met de A58. Het geheel (kanaal en oevers) is een gave historische structuur.

Verankering van de beschreven waarden in de regels

Ten aanzien van de hierboven beschreven historische wegstructuur en landschappelijke structuur geldt dat de hoofdbestemmingen ter plaatse de beschreven waarden voldoende borgen. De verkeersbestemming ziet toe op het behoud van het tracé van de historische wegstructuur. De groen- en natuurbestemming ziet o.a. op het behoud van het groene karakter en natuur (gebouwen zijn niet toegestaan).


Monument

In het plangebied is het volgende beschermde monument gelegen:

Adres Oorspronkelijke functie Type monument

Zandkasteel 43 Luchthavengebouw Rijksmonument

Zandkasteel 43 betreft het voormalige luchthavengebouw (1935) van het vliegveld Welschap dat in 1932 als werkverschaffingsproject werd aangelegd. Het gebouw bestaat uit één en twee bouwlagen met een hogere ronde uitbouw voor de vluchtleiding. In het lage gedeelte bevond zich de vertrekhal met restaurant met daarboven een dakterras. In het andere gedeelte bevonden zich de dienstruimten. Het gebouw is cultuurhistorisch van belang vanwege de oorspronkelijke functie die een uiting was van de ontwikkeling van de luchtvaart en van de economische ontwikkeling van Eindhoven. Het is bovendien als stijlvoorbeeld en als werk van architect Roosenburg van architectuurhistorisch belang.

Dit monument is op de verbeelding aangegeven met de functieaanduiding “specifieke vorm van monument - rijksmonument”. De bescherming van dit object is gelegen in de Erfgoedwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Cultuurhistorisch waardevol object

In het plangebied is het volgende cultuurhistorisch waardevolle object gelegen:

Adres Oorspronkelijke functie  

Bosrand 2 Paviljoen

Bosrand 2 betreft het voormalige clubpaviljoen van de Noord-Brabantse Aero Club, opgericht in 1933 door o.a. Frits Philips. Het gebouw is uit 1933 naar ontwerp van architect en Philips-vormgever Louis Kalf. Het pand vormt samen met het twee jaar jongere luchthavengebouw, de hangar en het aangrenzende wegtracé de laatste restanten van het oorspronkelijke vliegveld Welschap dat in 1932 als werkverschaffingsproject werd aangelegd. Het gebouw is zowel cultuurhistorisch als architectuurhistorisch van belang.

Dit cultuurhistorisch waardevol object is op de verbeelding aangegeven met de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden'. In de regels is hiervoor een sloopvergunningstelsel opgenomen.

3.7 Verkeer en parkeren

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het gebied Bosrijk beschreven.

Autoverkeer
De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.

In het masterplan Meerhoven is een verkeersstructuur opgenomen waarin als uitgangspunt geldt dat er een rondweg wordt aangelegd waarop de woongebieden individueel worden ontsloten. Dit om verkeer tussen de woongebieden te voorkomen. In het stedenbouwkundig plan voor Bosrijk is uitgegaan van afsluiting van de bestaande Sliffertsestraat waardoor autoverkeer tussen deelplan Zandrijk en Grasrijk via deze weg niet meer mogelijk is. Omdat een volledige knip tussen de woonwijken Zand- en Grasrijk niet gedragen werd, is reeds in 2006 besloten om een route door Bosrijk via de west- en zuidzijde van het gebied te realiseren (de weg Bosrand), waardoor ook het autoverkeer tussen Grasrijk en Zandrijk via Bosrijk mogelijk blijft, maar waarbij vrachtverkeer wordt uitgesloten. De verschillende woonclusters worden via afzonderlijke erftoegangswegen ontsloten. In het plangebied zijn dus slechts erftoegangswegen aanwezig met een (zeer) beperkte verkeersfunctie.

Verkeersintensiteit Bosrand

In de zomer van 2015 (3 tot en met 18 juli) zijn op twee locaties tellingen gedaan naar de verkeersintensiteit op de Bosrand. Deze verkeerstellingen zijn als bijlage 1, behorende bij de toelichting, opgenomen. Uit de verkeerstellingen blijkt dat ter hoogte van de Sliffertsestraat circa 2100 mvt/etmaal passeren. Ter hoogte van de Zanddreef is dit een intensiteit van circa 2250 mvt/etmaal. In dit plangebied, Bosrijk, worden geen woningen direct ontsloten aan de Bosrand. Hierdoor zal de verkeersintensiteit afkomstig van de nieuw te realiseren woningen zeer beperkt toenemen op de Bosrand. Voor bewoners van Bosrijk vormt de Bosrand namelijk geen logische ontsluitingsroute. Desondanks is uitgegaan van een ruimere marge verkeersintensiteit (750 mvt/etmaal) voor de situatie dat alle woningen in het plangebied zijn gerealiseerd. In totaal worden in dit plangebied nog maximaal 200 woningen gerealiseerd (150 woningen zijn reeds aanwezig in het plangebied). In dit bestemmingsplan is aldus uitgegaan van een verkeersintensiteit op de Bosrand van 3000 mvt/etmaal (2.250 + 750).

Openbaar vervoer
Ten westen van het plangebied is de Hoogwaardige Openbaar Vervoersvoorziening (HOV-baan) gerealiseerd. Deze route verbindt het stadscentrum van Eindhoven en Eindhoven Airport. Daarnaast maakt de bus tussen ASML in Veldhoven en Eindhoven Airport inmiddels ook gebruik van de HOV baan langs Bosrijk. 

Fietsverkeer
Door het plangebied zijn vrijliggende fiets- en voetpaden gerealiseerd. Er loopt langs de Sliffertsestraat een non-stop-fietsroute. Daarnaast is langs de Esplanade, de HOV-baan (Zanddreef) en langs de Grassavanne in het zuiden een non-stopfietsroute gerealiseerd. 


Parkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld.

De gemeente Eindhoven heeft de parkeernormen flexibeler gemaakt ten opzichte van de parkeernormen uit 2012, maar wel met voorwaarden om parkeeroverlast in woonwijken te voorkomen. Flexibele parkeernormen maken ontwikkelingen mogelijk die goed zijn voor de stad. Ook is het wenselijk dat er niet meer parkeerplekken worden gerealiseerd in de stad dan nodig. Dan blijft er meer ruimte over voor bijvoorbeeld groen of recreatie. Tot slot wordt duurzame mobiliteit gestimuleerd, dus meer lopen, fietsen en openbaar vervoer-gebruik. Ontwikkelingen op locaties die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, die goede voorzieningen hebben voor fietsers en bijvoorbeeld deelauto's aanbieden, hebben minder ruimte nodig voor parkeren. Dat betekent ook dat bewoners op zo'n nieuwe locatie niet altijd recht hebben op een gemeentelijke parkeervergunning. Zo wordt meer mogelijk gemaakt en wordt gezorgd voor een goede leefbaarheid in wijken en buurten.

De parkeerplaatsen in Bosrijk behorende bij de woningen worden nagenoeg allemaal inpandig, half verdiept dan wel geheel verdiept bij de woonclusters gerealiseerd. Dit om de invloed van auto's te minimaliseren ten gunste van de beleving van het groen in Bosrijk. 

3.8 Groen

3.8.1 Groenbeleidsplan

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:

  • richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
  • faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaatadaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
  • aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
  • groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
  • partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.  

Het Groenbeleidsplan 2017 blijft na vaststelling van kracht tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0023.png"

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

Dit bestemmingsplan is geheel gelegen binnen de strategie 'Stad, groen beeldbepalend'.  

Strategie: Stad, groen beeldbepalend

Dit betreft stedelijke gebieden met een uitgesproken groen karakter die bovendien aansluiten op de hoofdgroenstructuur en deze daardoor versterken. Hier is een verweving tussen rood en groen aanwezig, kleinschalig en/of grootschalig, in openbare ruimte en/of op privé terrein. Het beleid is gericht op het behouden en ontwikkelen van de groene beleving. Het karakter van het groen is mede afhankelijk van de aangrenzende groenstructuur. De specifieke kwaliteit en identiteit moet daarom worden beschermd en versterkt. Bouwen is in deze gebieden beperkt mogelijk mits het groene karakter centraal blijft staan. Ontwerprichtlijnen worden nog nader uitgewerkt, maar er geldt in elk geval een algehele kapvergunningsplicht, ook voor private percelen (zie hieronder bij Verordening Bomen). 

Ecologische verbindingszone

Bij de ontwikkeling van Meerhoven is destijds een landschapsvisie opgesteld, Landschapsvisie Meerhoven. In de Landschapsvisie Meerhoven is een ecologische verbindingsstructuur door Meerhoven voorgesteld. Deze structuur is te beschouwen als een verbinding tussen landelijk Strijp/Beatrixkanaal en de natuurgebieden ten noordwesten van Meerhoven, met name zinvol voor amfibieën. Daarnaast dient de ecologische structuur voor behoud en ontwikkeling van natuur binnen Meerhoven, waarmee onder andere betrokkenheid bij, en ruimte en rust voor, omwonenden wordt gecreëerd. De verbindingsstructuur bestaat uit vier takken:

  • 1. een tak naar het noorden, tussen het toekomstige bedrijventerrein Park Forum en bedrijventerrein Flight Forum;
  • 2. een tak naar het westen langs de toekomstige bedrijventerreinen in Park Forum;
  • 3. een tak naar het oosten langs het park Meerland en verder tussen Flight Forum en woonwijk Zandrijk;
  • 4. een tak naar het oosten door Meerland en verder tussen de toekomstige woonwijk Bosrijk en woonwijk Grasrijk. Deze tak loopt ten zuiden van het centrum Meerrijk.


De laatst genoemde tak is gedeeltelijk in dit bestemmingsplan gelegen en was in het voorheen geldende bestemmingsplan bestemd als 'Natuur'. Om de ecologische verbindingszone te beschermen, zoals opgenomen was in de Landschapsvisie Meerhoven, is ook in dit bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' opgenomen met bij behorend aanlegvergunningsstelsel (omgevingsvergunning voor de activiteit werk en werkzaamheden). De ecologische verbindingszone langs Meerrijk en Bosrijk voorziet niet in mogelijkheden voor een invulling die specifiek geschikt is voor amfibieën. De voornemens tot behoud van bomen en een bossfeer, geven daar geen ruimte voor aanleg van geïsoleerde watertjes. Daarom is voor het gedeelte langs Meerrijk en Bosrijk een invulling voorgesteld met een op het zuiden geëxponeerde structuurrijke bosrand. Gezien het feit dat het gedeelte langs Bosrijk niet geschikt is voor migratie van (kritische) amfibieën, is deze tak in Meerland ook niet specifiek voor amfibieën ingericht. De doelstelling van een verbinding voor amfibieën is daarmee voor dit onderdeel van de verbindingsstructuur losgelaten. De doelstellingen op het gebied van behoud en ontwikkeling van natuur is wel ingevuld.

Op twee plaatsen wordt de bestemming Natuur doorbroken (dit is buiten het plangebied gelegen). De ene plaats voorziet in de ontsluiting voor autoverkeer naar het centrum Meerrijk. De andere plaats is het traject van de HOV-baan en een fietspad. Omdat het met name om een droge verbindingszone gaat, is er geen beperking voor vogels en dagvlinders. Voor de kleine zoogdieren is onder de Zanddreef ter hoogte van de Zandgolf een faunapassage gemaakt, zodat ook voor deze dieren de verbindingszone open blijft.

3.8.2 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is dan een herplantplicht van toepassing.

Verordening Bomen

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.

Het plangebied
Het plangebied valt op dit moment buiten de bebouwde kom in het kader van de Wet natuurbescherming hoofdstuk houtopstanden. Dit betekent voor eventuele kap dat houtopstanden van groter dan 10 are en bomenrijen van meer dan 20 bomen onder de meldplicht en ontheffingplicht van de Wet natuurbescherming vallen en dat de kapvergunningplicht volgens de Verordening Bomen niet van toepassing is. Gemeente Eindhoven werkt aan een aanpassing van de bebouwde kom grens Wet natuurbescherming houtopstanden, waarmee het onderhavig plangebied in de loop van 2017 binnen deze bebouwde kom grens dient komen te vallen. Vanaf dat moment is de Wet natuurbescherming hoofdstuk houtopstanden hier niet meer van toepassing en is de Verordening Bomen van toepassing in zijn gehele reikwijdte. 

In verband met de geplande ontwikkeling van dit plangebied is in 2017 een bomeninventarisatie uitgevoerd (Bomeninventarisatie clusters Bosrijk Eindhoven, rapportnr. 300586, Cobra Adviseurs bv). Daarbij zijn in totaal circa 2000 bomen onderzocht. Uit de bij het rapport gevoegde inventarisatielijsten blijkt dat er bomen van uiteenlopende soorten, leeftijd, vitaliteit en levensverwachting zijn aangetroffen. In het rapport zijn aanbevelingen opgenomen over: 

  • het treffen van algemene boombeschermingsmaatregelen;
  • het hanteren van beschermd boomgebied;
  • handvatten voor het ontwerp;
  • het uitvoeren van een bomeneffectanalyse;
  • hoe om te gaan met bronbemaling;
  • het inzetten van toezicht en controle.

In enkele clusters wordt extra aandacht gevraagd voor de aanwezige bestaande waardevolle bomen cq boomgroepen. Deze volwassen bomen zijn voor het ruimtelijk beeld en de sfeer van zowel Bosrijk als het betreffende cluster van grote waarde. Gelet op de de manier van bestemmen, dat wil zeggen zo flexibel mogelijk maar met inachtneming van de aanwezige waarden in het gebied, hebben bepaalde bestemmingsvlakken voor 'wonen' naar aanleiding van de bomeninvenarisatie geen rechte vorm. In deze vlakken is ten behoeve van het behoud van aanwezige bomen een ruimte gereserveerd voor de bomen, zoals de monumentale eik in cluster 2 E en de boomgroep in cluster 14 bestaande uit Populier en Noorse Esdoorn. Deze bomen dienen dan ook op zorgvuldige wijze geïntegreerd te worden in de nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor alle bestaande bomen die in de directe omgeving van nieuwe bouwontwikkelingen staan dient een bomen effecten analyse (BEA) aangevraagd te worden.

3.9 Horeca

Op 11 maart 2014 heeft de gemeenteraad het nieuwe horecabeleidsplan 'Kennis maken met een gastvrije stad' vastgesteld. Eindhoven wil aantrekkelijk zijn om er te komen, verblijven, studeren, wonen en werken. Horeca speelt hierbij een belangrijke rol. Het horecabeleidsplan bevat een aantal speerpunten om ervoor te zorgen dat de horeca in Eindhoven kan meebewegen met de ontwikkelingen in de stad. De gemeente wil de vestiging van kwalitatief goede horecabedrijven stimuleren. Daarbij is een wederzijdse versterking van de nabije andere functies belangrijk. Om dit bewerkstelligen maakt het horecabeleidsplan onderscheid gebiedtypen en in typen horeca.

Typen horeca

Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:

Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten behorende bij de regels (Lijst van horeca-activiteiten).

Gebiedstypen

In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:

  • 1. Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
  • 2. Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
  • 3. Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.

Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.


Het plangebied

Het plangebied Bosrijk is een woongebied. Woongebieden worden aangemerkt als restrictiegebieden. Bestaande horeca kan worden gehandhaafd en in beperkte mate worden uitgebreid, mits daarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie. De bestaande horecabedrijven moeten in staat worden gesteld om aan de potentiële vraag te kunnen voldoen. Uitbreiding van het horeca-aanbod is hier echter niet gewenst.

Voor het plangebied van Bosrijk zijn bepaalde horecatypen in het voormalige luchthavengebouw en in het gebouw van 't Schuurke' toegestaan. Deze horeca is beperkt tot de categorie 1a, 1b, en 2b op grond van de “Lijst van horeca-activiteiten”.

3.10 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Hierover wordt nader ingegaan in paragraaf 4.5.3. Verder zijn er geen ruimtelijk relevante kabels, leidingen en straalpaden in het plangebied gelegen.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Milieueffectrapportage

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een MER moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aan de hand van de volgende aspecten te worden beoordeeld of de activiteit inderdaad geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben:

  • de kenmerken van de activiteit (aard, omvang, cumulatie met andere ontwikkelingen);
  • de locatie van de activiteit (kenmerken van het plangebied en de kwetsbaarheid van de omgeving);
  • de mogelijke gevolgen van de activiteit.

Reeds uitgevoerde MER

In het kader van de uitwerking van het streekplan is destijds door de provincie een milieueffectrapportage opgesteld waarin een aantal woningbouwlocaties en bedrijventerreinen zijn onderzocht en met elkaar zijn vergeleken (Locatiekeuze-MER). Meerhoven als woongebied (waaronder dit plangebied valt) maken deel uit van deze MER waardoor het niet nodig is om voor de inrichtingsaspecten opnieuw een milieu-effectprocedure te doorlopen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.

In dit plangebied worden met name woningen toegestaan. Twee gebouwen zijn bestemd als 'Gemengd' waarbinnen verschillende functies mogelijk zijn, zoals dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca (voorzover het inrichtingen betreft die hoofdzakelijk zien op het verstrekken van maaltijden en een tearoom/koffiehuis). Dergelijke functies vallen binnen milieucategorie 2 waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Binnen 30 meter van deze twee gebouwen zijn geen woningen gelegen en ook geen woningen geprojecteerd. Het aspect milieuzonering leidt niet tot belemmeringen.

4.3 Geluid

4.3.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In dit bestemmingsplan worden woningen mogelijk gemaakt. Een woning is een geluidgevoelig object.

4.3.2 Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen in de zones van de A2/N2 en de busbaan. In het kader van "Duurzaam Veilig" zijn alle overige wegen nabij het plangebied 30 km/u wegen. Deze wegen en woonerven hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone.

Door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is voor Bosrijk een akoestisch rapport (Bestemmingsplan Bosrijk, projectnummer 227966, d.d. 25 januari 2016) opgesteld. Dit rapport maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de toelichting. Uit dit rapport blijkt dat ten gevolge van de busbaan de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting door het wegverkeer op de A2/N2 bedraagt maximaal 51 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt echter nergens overschreden.

Het is mogelijk om voor de A2/N2 een hogere waarde vast te stellen indien het niet mogelijk of wenselijk is de geluidsbelasting middels overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen. De A2/N2 is reeds voorzien van een geluidsreducerend wegdek (ZOAB). Ook overdrachtsmaatregelen zijn reeds aanwezig. Het geluid van de A2/N2 wordt ter hoogte van een deel van het plangebied afgeschermd door een scherm van 2 meter hoogte. Uit het voornoemde akoestisch onderzoek blijkt dat het verlengen van het reeds bestaande scherm over een lengte van 270 meter en het realiseren van een extra 2 meter hoog scherm ter hoogte van de afrit van de N2 over een lengte van 1300 meter slechts leidt tot een reductie van 0-2 dB. Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen niet of onvoldoende doeltreffend zijn, wordt voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld de procedure tot vaststelling van hogere ontheffingswaarden gevoerd (conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder).

Uit het akoestisch onderzoek van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is gebleken dat bij de 30 km/uur wegen sprake is van relatief hoge niveaus. Met betrekking tot deze wegen is daarom door ingenieursbureau Nelissen nader onderzoek uitgevoerd (Akoestische rapportage Randvoorwaarden bebouwing bestemmingsplan Bosrijk te Eindhoven, nummer 3908.002.ur/age/sra, d.d. 24 maart 2016) . Ook dit rapport maakt deel uit van de toelichting (Bijlage 3). In het kader van de nadere planuitwerking zal op basis van deze rapportage de akoestisch optimale situatie moeten worden bepaald.

Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan.

4.3.3 Railverkeerslawaai

Het plan ligt niet in de zone van de spoorlijn. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.

4.3.4 Industrielawaai

Het plan ligt niet in de zone van een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder, waarop de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers is toegestaan. In het plangebied is wel een horecabedrijf (restaurant/lunchroom) aanwezig in het voormalige luchthavengebouw. In het activiteitenbesluit zijn regels opgenomen waaraan dit horecabedrijf dient te voldoen. Deze regels zien ook op het maximale geluidbelasting die het horecabedrijf mag produceren op de gevels van gevoelige gebouwen (zoals woningen). De afstand van het horecabedrijf tot de bestaande woningen is kleiner dan de afstand tot de geprojecteerde woningen. Het aspect industrielawaai levert dan ook geen belemmeringen op voor dit plan.

4.3.5 Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt op hemelsbreed circa 2,5 km van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. Conform de systematiek van deze wet is voor luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Het luchthavenbesluit is op 26 september 2014 vastgesteld. Met dit besluit is de 35Ke-geluidszone rond de luchthaven vastgelegd als grens van de geluidsbelasting van het gezamenlijke militaire en civiele vliegverkeer. Het plangebied ligt niet binnen deze vastgestelde geluidszone (35Ke-contouren). Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0024.jpg"

Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 geldt een grenswaarde van 25 microgram/m³. In Eindhoven is de jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 overal lager dan 20 microgram/m³.

4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

4.4.4 Goede ruimtelijke ordening

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.4.5 Planbeschrijving en toetsing

Het planvoornemen ziet op de realisatie van circa 200 wooneenheden. Op basis daarvan kan worden gesteld, voor zover daarvan al sprake is, dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Het project mag dan ook zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Aangezien woningen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen niet als een gevoelige bestemming worden gezien, hoeft niet aan dit besluit getoetst te worden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van de A2 ter hoogte van de afslag Meerhoven Zuid (dichtstbijzijnde locatie bij het plangebied) zowel in de huidige situatie als voor 2030 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. Aan de blootstellingsconcentratieverplichting voor zwevende deeltjes (PM2,5) wordt eveneens voldaan.

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan ten aanzien van luchtkwaliteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied.

4.5.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt, april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

4.5.2 Visie Externe Veiligheid

De gemeente Eindhoven heeft de "Visie externe veiligheid Eindhoven 2009 - Risico's de maat genomen". Met de visie geeft Eindhoven concreet richting en uitwerking aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid (domein fysieke stad) en onder welke veiligheidsverhogende condities (domein risicobron) dat mogelijk is. Bosrijk is aangewezen als een woongebied in de visie.

4.5.3 Risicobronnen

Bij de inventarisatie van de risico's is gebruik gemaakt van het de Risicokaart. Hierbij zijn alle relevante risicobronnen in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0025.png"

Afbeelding plangebied met risicobronnen.

Uit de inventarisatie is gebleken dat in en rond het plangebied de volgende risicobronnen gesitueerd zijn:

Hogedruk aardgastransportleidingen Z-506-01 en Z506-04

Rondom het plangebied zijn meerdere hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie gelegen. Hiervan hebben twee trajecten invloed op de planontwikkelingen, dit zijn de trajecten Z-506-01 en Z-506-04. Beide leidingen hebben een maximale werkdruk van 40 bar. De leiding Z-506-01 heeft een diameter van 324 mm (12,76 inch). De leiding Z-504-01 heeft een diameter van 219 mm (8,62 inch).

De leidingen beschikken niet over een plaatsgebonden risico. Wel geldt er voor beide leidingen een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijde vanaf het hart van de leiding. Bij de clusters die vallen binnen het bereik van deze belemmeringenstrook mogen er geen woningen gebouwd worden binnen deze vier meter van de leiding. Dit is een maatregel ten behoeve van het onderhoud van de leiding. Verder geldt voor de leidingen een invloedsgebied. Aangezien het invloedsgebied reikt over de verschillende ontwikkelingen dient hiervoor een verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden op grond van artikel 12 van het Bevb.


Gasreduceerstation Sliffertsestraat 37N 01

Nabij het plangebied is een gasreduceerstation gelegen aan de Sliffertsestraat. Dit is een categorie-C inrichting, waarbij het activiteitenbesluit van toepassing is. Op grond van artikel 2.12 van het activiteitenbesluit is hiervoor een veiligheidsafstand van toepassing van 25 meter tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten. Deze veiligheidsafstand is echter niet gelegen binnen dit plangebied.

4.5.4 Verantwoording van het groepsrisico

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan dient het groepsrisico, conform artikel artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), verantwoord te worden. Dat houdt in dat de hoogte van het groepsrisico bekend moet zijn en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico (verhoging/verlaging). Er moet inzicht gegeven worden in de te verwachten dichtheid van personen in de invloedsgebieden van risicobronnen binnen en buiten het plan. Verder dient volgens advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio. Op 14 juni 2017 is advies ontvangen van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, Proactie en Preparatie Brandweer te Eindhoven. Samengevat luidt het advies als volgt:

Wij hebben geen opmerkingen over het bestemmingsplan. Los van de bestemmingsplanprocedure willen we graag een gesprek met u over de bereikbaarheid.

Dichtheid van personen in invloedsgebied

Met onderhavig plan zullen er circa 200 woningen gerealiseerd worden, hiervan ligt een gedeelte binnen het invloedsgebied. In de "QRA buisleidingen Bosrijk, opgesteld op 2 mei 2017" is een tabel van populatie in en rondom het plangebied opgenomen. Deze QRA is als Bijlage 4 opgenomen behorende bij de toelichting.


Hoogte van het groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico is voor beide trajecten berekend op 2 mei 2017. Dit is gedaan voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie (inclusief de ontwikkelingen van de verschillende clusters). Hierbij is naar voren gekomen dat er geen wijzigingen zijn in de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal met deze ontwikkelingen dus niet toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0026.png"

Afbeelding fN-curve Z-506-01

De hoogte van het groepsrisico van traject Z-506-01 is gelijk aan 0,020 * de oriëntatiewaarde.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80025-0301_0027.png"

Afbeelding fN-curve Z-506-04

De hoogte van het groepsrisico van traject Z-506-04 is gelijk aan 0,016 * de oriëntatiewaarde. Gezien het feit dat het groepsrisico niet toeneemt en het groepsrisico lager is dan 0,1 * de oriëntatiewaarde kan op grond van artikel 9 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Dit houdt in dat naast de hoogte van het groepsrisico moet worden ingegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Voor meer informatie over deze berekeningen wordt verwezen naar de "QRA buisleidingen Bosrijk, opgesteld op 2 mei 2017".

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Met de realisatie van onderhavig plan worden geen nieuwe functies specifiek voor verminderd zelfredzame personen bestemd. De personen in het invloedsgebied kunnen hiermee als zelfredzaam beschouwd worden. Door de opzet van het plan (wonen in het landschap) is er aan de voor- en achterijde een deur waarbij men meteen in het gebied staat. Er is dan ook altijd een deur aanwezig die van de risicobron af is gesitueerd.

Mogelijkheden voor de hulpdiensten

Over de bestrijdbaarheid vermeld de Veiligheidsregio het volgende. Bosrijk kenmerkt zich vanwege de verkeersluwte en daarbij behorende verkeersmaatregelen. Dit kan prima samengaan met een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om dit op voorhand goed af te stemmen, lijkt het ons goed om dit te bespreken. Ook vanwege de overschrijding van de opkomsttijden. Vandaar dit verzoek om overleg zodat in de toekomstige situatie het gebied verkeersluw kan blijven maar ook de hulpdiensten het gebied goed kunnen bereiken. In september 2017 heeft hierover overleg plaatsgevonden met de Veiligheidsregio. Het gebied is vanuit twee zijden bereikbaar (hetgeen ook nodig is). Uit dit overleg is gebleken dat de bereikbaarheid nog wel aandacht verdient hetgeen de gemeente ook gaat oppakken.

De bluswatervoorziening is op orde in het plangebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor het dit bestemmingsplan.

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het 'Klimaatplan 2016 - 2020' de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

  • Aardgasloze verwarming

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment nog geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten. In het Klimaatplan 2016 - 2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en daarom nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.

  • Duurzame mobiliteit
    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins) en daarnaast dat smart mobility concepten een vlucht zullen nemen, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.

  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.

  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
    MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie.
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu.
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit.
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.6.1 Planbeschrijving

De duurzaamheidsdoelen voor Bosrijk zijn gebaseerd op en in lijn met de doelen en ambities die in de afgelopen jaren binnen de Gemeente Eindhoven zijn geformuleerd op basis van The Natural Step-aanpak. De doelen zijn voor dit programma opgesplitst in herkenbare thema's op het gebied van duurzaamheid, zodat onderbouwing per duurzaamheidsdoel op gestructureerde wijze mogelijk is.

Energie/ co2 emissie; aardgasloos bouwen (harde eis)
In de praktijk betekent dit dat voor de verwarming van de gebouwde omgeving de toepassing van aardgas snel moet worden afgebouwd. Bij nieuwe ontwikkelingen, dus ook hier in Bosrijk, wordt geen aardgas meer toegepast voor de verwarming. Voor de clusters 2DE, 3, 14, 16 en 18 wordt daarom een Warmteleidingnetwerk aangelegd en wordt aan marktpartijen gevraagd om de woningen daarop aan te sluiten.

Voor de clusters 1, 5, 9 en 20 wordt aan marktpartijen gevraagd om (andere) aardgasloze oplossingen toe te passen. Ditzelfde geldt ook voor de clusters 10, 15 en 21.

Behoud van bomen (harde eis)
In Bosrijk is een grote hoeveelheid bestaand groen. De verhouding groen/verharding is hier veel hoger dan in andere woongebieden in Meerhoven. Het concept voor de ontwikkeling van woningbouw in Bosrijk is dan ook gebaseerd op dit groen, met als hoofdthema 'het landschap als drager'. Bosrijk heeft zijn naam dan ook te danken aan het groene, bosrijke karakter. Aangezien de bebouwing vaak dicht op bestaande bomen wordt gesitueerd, kan dit nadelige gevolgen hebben voor de bomen. De bestaande bomen in/nabij de clusters dienen in beginsel behouden te blijven.

Materialen (ambitie)
Geen gebruik van materialen die schadelijk zijn voor mens en/of milieu. De toegepaste materialen tijdens de bouw en bij in gebruik name zijn gerecycled, van goed beheerde natuurlijke oorsprong of zijn aan het einde van de gebruiksduur eenvoudig te recyclen, zodat zij terugkeren in goed beheerde technische of natuurlijke (materiaal)kringlopen. Gebouwen zijn flexibel en eenvoudig aan te passen om verspilling van grondstoffen te voorkomen. Alle gebruikte materialen zijn vrij van stoffen die voorkomen op de Rode Lijst van LBC/TNS.

Water (ambitie)
Eindhoven wil een klimaatadaptieve stad zijn. Voorkomen van wateroverlast en Hittestress staan daarbij centraal. De waterbehoefte van de ontwikkeling is beperkt en wordt zoveel mogelijk betrokken uit gesloten (grijs)waterkringlopen (zie bijvoorbeeld www.mijnwaterfabriek.nl maar er zijn meer mogelijkheden op de markt).

Warmte en te snelle waterafvoer wordt bestreden middels het beperken van verharding en het toepassen van groene daken. Eventuele resterende wateropgaven worden op een open en natuurlijke manier volledig binnen het plangebied ingevuld en verlopen in harmonie met de (natuurlijke) waterstromen van de omgeving. Waterkwaliteit krijgt aandacht door bij de inrichting-, bouw- en beheerfase zo min mogelijk vervuilende stoffen toe te voegen aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan regenwater zijn niet toegestaan. Verder levert een gifvrij beheer van de buitenruimte (weg- en groenbeheer) ook een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit. Dit dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling, dat in een latere fase wordt afgestemd met de Gemeente.

Biodiversiteit (ambitie)
We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit. Natuur is gekoppeld aan bebouwing. De buitenruimte is zo ontworpen dat het de natuurlijke (oorspronkelijke) ecosystemen in balans brengt en (gedurende de tijd) verder herstelt voor wat betreft de structuur, water, flora en fauna, biodiversiteit en de beschikbaarheid van voedingsstoffen. 

Mobiliteit (ambitie)
De locaties zijn ingericht voor duurzame mobiliteit, waarbij gelijktijdig een veilige, leefbare, op voetgangers georiënteerde omgeving gecreëerd wordt. Gebruik van fossiele brandstoffen wordt teruggedrongen door op zoek te gaan naar alternatieven.

Gezondheid/comfort/toekomstbestendig (ambitie)
Onze leefomgeving en onze gebouwen zijn gezond, aantrekkelijk en toekomstbestendig. Bij het ontwerpen en inrichten is gekozen voor oplossingen die het welzijn (invulling menselijke behoeften) vergroten. Alle gebruikers en bezoekers voelen zich plezierig, het (binnen)klimaat (lucht, licht, geluid, leefbaarheid, temperatuur, natuurlijke materialen etc.) is aangenaam en gezond en maakt daarnaast ook de oorspronkelijke verbinding tussen mens en natuur weer zichtbaar).

Sociale impact (ambitie)
We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en gebruikers en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen hier en elders in de wereld ondervinden geen nadelen van de keuzes die gemaakt worden of de dingen die gedaan worden tijdens de bouw- en gebruiksfase. Oplossingen, producten en diensten worden beoordeeld op hun impact op menselijke behoeften, zoals bescherming, rechten, veiligheid en participatie met als doel om een positieve bijdrage aan een rechtvaardige wereld te leveren.

Zichtbaarheid (ambitie)
Duurzaamheidsingrepen en duurzaamheidswinst worden zichtbaar gemaakt en gecommuniceerd, met zo groot mogelijke publiciteitswaarde.

4.7 Bodem

4.7.1 Algemeen

Het gebied Bosrijk maakt deel uit van het voormalige luchthaventerrein van het ministerie van Defensie en is gelegen binnen de boringsvrije zone van grondwaterwinning Welschap. In 1997 is in het kader van het afstoten van de terreinen van de vliegbasis aan de gemeente een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bodemonderzoek convenant vliegbasis Eindhoven deelgebied 3, rapportnummer 97.042, CSO, 28 juli 1997). Uit dit onderzoek bleek dat op verschillende deellocaties de bodem verontreinigd was. Deze locaties zijn vervolgens nader onderzocht en indien nodig gesaneerd. Tijdens een onderzoek van de Explosieven Opruimingsdienst, dat deel uitmaakte van het bouwrijpmaken van het terrein, bleek echter dat op een aantal locaties toch nog bodemverontreiniging aanwezig was. Deze locaties zijn voor zover nodig eveneens gesaneerd. Op een deellocatie is nog een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Het betreft een grondwaterverontreiniging met benzeen. De sanering van deze verontreiniging is nog niet afgerond.

In verband met de uitgifte van het grondgebied voor woningbouw is de bodemkwaliteit - voor een aantal deelgebieden - inmiddels geactualiseerd. Voor cluster 3 is de milieuhygiënische bodemkwaliteit beschreven in het rapport "Verkennend bodemonderzoek Sliffertsestraat 25 te Eindhoven", BK Ingenieurs, kenmerk: 152882, d.d. 8 september 2015 (Bijlage 5). Uit het rapport blijkt dat de milieuhygïënische bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor woningbouw.

Voor de clusters 2, 14, 15 en 19 is de milieuhygiënische bodemkwaliteit beschreven in het rapport: "Verkennend bodem- en asbestonderzoek Plangebied Bosrijk Sliffertsestraat en Bosfazant Eindoven", Tritium, kenmerk: 1607/041/ML-01, d.d. 7 maart 2017. Hieruit blijkt dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit geschikt is voor woningbouw. Wel kunnen gelet op de waterkwaliteit aan het oppompen van grondwater aanvullende eisen gesteld worden (zie hiervoor het betreffende onderzoeksrapport dat is opgenomen in Bijlage 6).

De beschikbare bodemonderzoeken voor de clusters 1, 9, 10, 16, 18, 20 en 21 zijn gedateerd. De milieuhygiënische bodemkwaliteit van deze deellocaties dient geactualiseerd te worden (NEN5725 en NEN5740). Op basis van de (gedateerde) onderzoeken is de verwachting dat de gronden geschikt zijn dan wel geschikt gemaakt kunnen worden voor de functie wonen.

4.7.2 Grondwaterverontreiniging

Binnen clusters 14 en 18 is een geval van ernstige bodemverontreiniging met benzeen aanwezig. De verontreiniging bevindt zich met name in het diepe(re) grondwater. In het kader van de (lopende) bodemsanering wordt deze verontreiniging vooralsnog periodiek gecontroleerd. In verband met de bodemsanering dienen, de in het gebied aanwezige monitoringspeilbuizen, zo veel mogelijk behouden te blijven. Gelet op de grondwaterkwaliteit worden aan het oppompen van grondwater binnen deze clusters aanvullende eisen gesteld (zie hiervoor de betreffende onderzoeksrapporten). Omdat de verontreiniging zich in het (diepe) grondwater manifesteert bestaat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor woningbouw.

4.8 Natuur

De Wet natuurbescherming (per 1-1-2017 van kracht) biedt bescherming aan Natura 2000-gebieden, soorten en houtopstanden, hout en houtproducten. Aanwezigheid van beschermde gebieden of beschermde soorten en/of hun beschermde leefomgeving kan van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Onderhavig bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de gunstige staat van instandhouding van beschermde planten- of diersoorten.

Ten behoeve van dit plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hierbij is gekeken of er zich in het plangebied (mogelijk) beschermde soorten bevinden die door het plan negatief kunnen worden beïnvloed. De resultaten van deze Natuurtoets zijn gerapporteerd in een rapport en als Bijlage 7 opgenomen bij deze toelichting. Het onderzoek werd in 2017 uitgevoerd conform de Wet natuurbescherming. In oktober 2015 is tevens een natuuronderzoek uitgevoerd voor Bosrijk (op basis van voorheen geldende wetgeving). Dit onderzoek is als Bijlage 8 opgenomen bij de toelichting.

In het plangebied komen mogelijk vleermuizen, eekhoorns, broedvogels en alpenwatersalamanders voor. Hiervoor gelden de volgende aanbevelingen:

  • Voor de vleermuizen dienen de aanwezige bomenrijen en bosranden te worden gevrijwaard van verlichting. Eventuele nieuwe verlichting dient de bomenrijen en bosranden niet aan te lichten;
  • Het is noodzakelijk alle werkzaamheden die van invloed zijn op broedvogels buiten het broedseizoen uit te voeren;
  • Mits er geen bomen in het gebied worden gekapt, is nader onderzoek naar vleermuizen, eekhoorns en vogels met jaarrond beschermde nesten en een ontheffing niet nodig;
  • Voor de alpenwatersalamander moet worden gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, in dat geval is nader onderzoek en een ontheffing niet nodig.


Bovenstaande aanbevelingen worden in acht genomen bij de verdere ontwikkeling van Bosrijk.

Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de algemene zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.


Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Bosrijk voorziet in een actueel planologisch kader. Eerder geprojecteerde woningen worden in dit bestemmingsplan wederom toegelaten. Hierover is in overleg met het Waterschap onderstaande waterparagraaf opgesteld. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologosch neutraal bouwen

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied

5.3.1 Algemeen

Het plangebied is in een eerder plan, "Waterhuishoudkundingsplan Bosrijk Meerhoven te Eindhoven" door Arcadis d.d. 22 augustus 2003 reeds beschreven, waarbij het geheel te ontwikkelen gebied is uitgewerkt. Ten opzichte van het destijds opgestelde detailplan en de waterparagraaf zijn in de vervolg ontwikkeling van het plangebied een aantal wijzigingen doorgevoerd. Door middel van deze waterparagraaf wordt aangegeven of en welke duurzame maatregelen met betrekking tot het watersysteem te realiseren zijn en of de veranderingen gevolgen hebben voor het bestaande watersysteem.

5.3.2 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem  
A-wateren binnen plangebied   Ja, de RG 1 (Nieuwe Rundgraaf) en de afvoer van Meerhoven (overkluizing) naar het kanaal. Daarnaast grenst het Beatrixkanaal aan het plangebied.  
B-wateren binnen plangebied   Nee  
KBeschermde keurgebieden binnen plangebied?   Ja, Beschermd gebied waterhuishouding (Beatrixkanaal)  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Ja, Welschap  
Ecologische verbindingszone?   Ja  
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Staan vermeld in de bodemparagraaf  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Nee  

5.3.3 Huidige situatie

Bosrijk is een in aanbouw zijnde woonwijk gesitueerd in het westen van Eindhoven, specifiek Meerhoven. In de huidige situatie is een deel van het plangebied reeds ontwikkeld. Het plangebied wordt geheel voorzien van een gescheiden watersysteem. Twee nog te ontwikkelen clusters zijn momenteel verhard, namelijk de school aan zandkasteel 47 en een pand aan de Sliffertsestraat 23. De overige nog te ontwikkelen terreinen van het plangebied zijn onverhard. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. In het gebied variëren de grondwaterstanden in de omgeving tussen +17.00 en + 19.25m NAP. Het plangebied kenmerkt zich door een slempgevoelige toplaag waardoor het regenwater, zonder aanvullende maatregelen, op maaiveld stagneert. Het gebied ligt in een boringsvrije zone. Grondwerkzaamheden dienen daarom te worden afgestemd met de provincie Noord Brabant.

5.3.4 Toekomstige situatie

Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt volgens welk het gebied wordt bebouwd. De toekomstige clusters zullen deels verhard worden uitgevoerd en deels als groen verblijfsgebied met waterberging. Voor het plangebied zijn afspraken met het waterschap gemaakt. Ter compensatie van de nog te ontwikkelen clusters en de daarbij behorende verhardingstoename worden waterhuishoudkundige maatregelen getroffen. Dit gebeurt in de vorm van wadi's (raingardens), verlagingen in het maaiveld binnen het plangebied met een afvoer via het regenwaterstelsel. Het regenwater, afkomstig van de verharding, wordt via een stelsel van watergangen en regenwaterriolen uiteindelijk vertraagd afgevoerd naar het Beatrixkanaal. Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis:(huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.

5.3.5 Berging

Conform de afspraken met het waterschap dient in het plangebied 25 mm regenwaterberging aangelegd te worden. Deze berging bevind zich deels op openbaar terrein en deels op privaat terrein. De waterberging wordt bovengronds gerealiseerd in de vorm van wadi's, greppels en watergangen. Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. De bergingsopgave is voor de reeds ontwikkelde clusters al gerealiseerd. Voor de nog te ontwikkelen clusters dient de 25mm berging per m2 verharding nog gerealiseerd te worden.

5.3.6 Oppervlaktewater

Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewater systeem. Het Beatrixkanaal en de Nieuwe Rundgraaf RG 1, inclusief de daaraan grenzende keurgebieden, blijven gehandhaafd.

5.3.7 Waterkwaliteit

Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan regenwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de buitenruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling.

5.4 Overleg & advies Waterschap

In juni 2017 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding.

Afspraken waterhuishouding:

  • 1. Voor Bosrijk is vastgelegd dat vuilwater via een apart riool wordt ingezameld. Voor het regenwater dient 25mm waterberging aangelegd te worden waar de clusters op afwateren. Het heeft de voorkeur om het regenwater van het gebouw zichtbaar (bovengronds) af te voeren.
  • 2. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd regenwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  • 3. Bij het bouwen in de ondergrond dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de natte omstandigheden in Bosrijk. Zorg bij ondergrondse of verdiepte bouwwerken dat deze waterdicht zijn uitgevoerd. Houd rekening met de hoogst optredende grondwaterstand en de aanwezigheid van schijngrondwater. Daarnaast kan bouwen zonder kruipruimte uitkomst bieden. Indien toch met een kruipruimte wordt gebouwd, wordt aangeraden om extra maatregelen tegen wateroverlast te treffen.
  • 4. Per cluster dient een waterhuishoudkundig plan uitgewerkt en goedgekeurd te worden voordat omgevingsvergunningen ingediend kunnen worden. Dit plan dient aan te sluiten op de omgeving. In het plan wordt het afvoersyteem van het cluster voor vuilwater en de verwerking van regenwater / overtollig grondwater gevisualiseerd waarbij rekening gehouden wordt met maaiveldhoogtes, bodemopbouw en de aansluiting met de openbare riolering/waterstructuur. In een separate notitie onderbouwt u het gekozen systeem en geeft u de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden weer.
  • 5. De aansluitingen van het vuilwaterriool op het gemeentelijke stelsel vindt in overleg met de afdeling huisaansluitingen van de gemeente Eindhoven plaats.
  • 6. Bij nog nader uit te werken concretisering plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Op 8 september 2017 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Bosrijk" is te typeren als een flexibel plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

Globale eindbestemmingen

Dit bestemmingsplan is voor de nog te ontwikkelen woonclusters flexibel opgezet, dat wil zeggen dat binnen verschillnde grote bestemmingsvlakken wonen alleen een aantal bouwregels gelden waaraaan voldaan moet worden. Binnen de deze bouwregels zijn ruime mogelijkheden om woningbouw te ontwikkelen, zowel qua aantallen woningen, qua hoogtes, qua situering en dergelijke. Zo wordt, zonder tekort te doen aan de stedenbouwkundige kwaliteit, veel ontwerpvrijheid gegeven om de woonlusters te ontwikkelen. Echter, wanneer de woonclusters ontwikkeld zijn, zal bij een volgende actualisering van het bestemmingsplan de bestaande, gerealiseerde, bebouwing planologisch verankerd worden. De ruime planologische mogelijkheden qua grote bestemmingsvlakken, aantallen woningen, hoogtes en dergelijk zullen mogelijk beperkt worden.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. De  Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In  " Begrippen " wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Wijze van meten zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming `Gemengd´ (Artikel 3)

Deze bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het betreft panden / clusters van panden waarbij een diversiteit aan functies gewenst is. In dit plangebied zijn het voormalige luchtgebouw en 't Schuurke bestemd als 'Gemengd.

Bestemming `Groen” ( Artikel 4 )

Gelet op het karakter van Bosrijk, wonen in het landschap, zijn de gronden veelal bestemd als 'Groen'. Omdat openbare parkeervoozieningen, de in- en uitritten van de woonclusters en de toegang tot ondergrondse parkeervoorzieningen ook deels binnen de bestemming Groen liggen, is dit opgenomen in de bestemmingsomschrijving. De bestemming 'Groen' omvat ook kleinere waterpartijen.

Parkeergarage

In het groen ligt een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de aangrenzende woningen. Deze parkeergarage is op de verbeelding aangeduid als 'parkeergarage'. Ten behoeve van deze parkeergarage zijn bovengronds de entreevoorzieningen gerealiseerd. In de regels worden deze ook expliciet geregeld.

Wonen

Ten behoeve van de gerealiseerde woningen en de nog te realiseren woningen zijn in- en uitritten, hellingbanen tbv de parkeergarages en ontsluitingswegen mogelijk. Daarnaast is een aantal gronden tevens bestemd voor het gebruik van de functie wonen. Het gaat om de gronden die aangeduid zijn als 'specifieke vorm van wonen - 1' en specifieke vorm van wonen - 2'. Deze gronden mogen gebruikt worden voor de buitenruimte van woningen zoals trappen en hellingbanen. Op deze gronden is geen hoofdbebouwing (woningen en parkeergarage) toegestaan. Ter plaatse van de 'specifieke vorm van wonen - 3' mag de ontsluitingsweg alleen als half open verharding uitgevoerd worden.

Gemengd

De gemeente onderzoekt momenteel verschillende mogelijkheden voor parkeerplaatsen ten behoeve van de gronden die bestemd zijn als 'Gemengd'. Het kan zijn dat enkele parkeerplaatsen binnen de bestemming 'groen' worden geprojecteerd. Binnen deze bestemming wordt dit mogelijk gemaakt.

Bestemming `Natuur´ (Artikel 5)

De gronden die conform de Verordening ruimte aangeduid zijn als NNB, alsmede de gronden die zijn ingericht als (gemeentelijke) ecologische verbindingszone zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Natuur. Binnen deze bestemming staat het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden , landschappelijke en cultuurhistorische waarden centraal.

Bestemming `Verkeer - Garagebox´ (Artikel 6)

In verband met de specifieke verschijningsvorm is voor solitair staande garageboxen een aparte bestemming opgenomen.

Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied” ( Artikel 7 )

Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals winkelerven, pleinen, woonstraten, woonerven en paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen, groenstroken en speelvoorzieningen. Omdat de Esplanade een 'verblijfsgebied' is, is dit opgenomen binnen deze bestemming. Deze bestemming is ruim opgezet waardoor de 'uitstraling' van deze bestemming heel divers kan zijn.

Terrassen

In het voormalige luchtgebouw is een horecafunctie gevestigd. Voor deze functie en de andere functies binnen de bestemming 'Gemengd' is het mogelijk om terassen te realiseren. Omdat alleen het gebouw is bestemd als 'Gemengd' is binnen deze bestemming geregeld dat terassen zijn toegestaan ten behoeve de functies in de aangrenzende bestemming 'Gemengd'.

Bestemming ` Water ´ ( Artikel 8 )

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Bestemming `Wonen - 1” ( Artikel 9 )

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden waar reeds woningen zijn gerealiseerd. Het betreft de bestaande woningen met de bijbehorende buitenruimten en aan-uit en bijgebouwen. Deze woningen zijn door hun specifieke uitvoering en eenheid niet makkelijk te vervatten in 'algemene' bouwregels. Het is van belang dat niet zonder meer aanbouwen dan wel uitbreidingen van het hoofdgebouw plaatsvinden. In deze bestemming is er voor gekozen om aan te sluiten bij de bestaande situatie. Dat wil zeggen dat de woningen met bij behorende bouwwerken alleen op die wijze mogen worden uitgevoerd conform de (bouwtekeningen) van de verleende omgevingsvergunning. Alleen de woningen aan de Sliffertsestraat kent een flexibelere bepaling.

Aan huis-verbonden-beroepen

Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen.
Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.

Bestemming Wonen - 2 (Artikel 10)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden waarvoor in mei 2016 een bestemmingsplan (Bosrijk (Cluster 7)) is vastgesteld. Omdat dit plangebied een eigen regeling kent is dit in een aparte woonbestemming opgenomen. De regeling van het bestemmingsplan Bosrijk (cluster 7) is in dit plan overgenomen.

Bestemming Wonen - 3 (Artikel 11)

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden waar nog geen woningen zijn gerealiseerd. Deze gronden worden in drie fases ontwikkeld. Elk cluster kent zijn eigen regeling. Daarom zijn er veel specifieke 'specifieke bouwaanduidingen' opgenomen. In sommige clusters zullen (ondergrondse) parkeergarages worden gerealiseerd. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage' opgenomen. Ook voor de parkeergarages gelden aparte regelingen per cluster waardoor er vier aanduidingen zijn opgenomen. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage 1' is het verplicht om de parkeervoorzieningen in een parkeergarage te realiseren. Voor de overige gronden is dat niet verplicht. Daar waar de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage 2', 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage 3' en 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage 4' zijn gelegen mogen de parkeervoorzieningen onder voorwaarden op maaiveld gerealiseerd worden. Deze voorwaardenzijn dat de parkeervoorzieningen omsloten worden door woningen en niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte.

Dubbelbestemming Leiding - Gas (Artikel 12)

Binnen het plangebied zijn twee hogedruk aardgasleidingen gelegen. Deze leidingen, inclusief de zakelijke rechtstrook, zijn bestemd als 'Leiding - Gas'. De regeling beschermd de leiding. In de regels is gewaarborgd dat in geval van strijdigheid met de onderliggende bestemming, de bestemming 'Leiding - Gas' voorrang heeft.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels, de  Algemene afwijkingsregels en de Overige regels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht  en de  Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  • 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving voorliggend plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Hoofdstuk 8 Financiële aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Bosrijk is als deelplan opgenomen in de planexploitatie Meerhoven.In deze exploitatieopzet die ten grondslag ligt aan het globale bestemmingsplan Meerhoven, is onderscheid gemaakt tussen hoofdstructuurelementen en deelplannen. De hoofdstructuurelementen die nodig zijn om de deelplannen in exploitatie te kunnen nemen, moeten qua kosten gedekt worden uit de exploitatie van de deelplannen. De economische uitvoerbaarheid van de deelplannen kan derhalve niet op zichzelf worden beschouwd. Het plansaldo moet getoetst worden aan de bijdrage in de kostendekking van de hoofdstructuur, die voor het plandeel Bosrijk in de planexploitatie is voorzien.

Het bestemmingsplan Bosrijk is gelegen in de Vinexlocatie Meerhoven waarbinnen de gemeente Eindhoven ca. 95% van de gronden in eigendom had. De nog uit te geven gronden zijn voor 100% in eigendom van de gemeente Eindhoven. Dit betekent dat hierbij een zogenaamde "zuivere" grondexploitatie gedraaid wordt waarbinnen de gemeente in principe geen kostenverhaal hoeft te doen.


Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, namelijk middels een vastgestelde grondexploitatie, het bepalen van een tijdsvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is c.q. in de gesloten overeenkomst is geregeld, is er geen exploitatieplan als bedoel in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan heeft volgens de gebruikelijke wijze plaatsgevonden. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Omdat geen rijksbelangen in het geding zijn, heeft geen vooroverleg met het Rijk plaatsgevonden. Het vooroverleg met de provincie bestaat uit twee aspecten. Enerzijds is voor dit plan in het kader van vooroverleg en digitaal vooroverlegformulier ingevuld. Omdat een klein gedeelte van het plangebied is aangeduid als 'NNB' en 'behoud en herstel watersystemen' zijn er provinciale belangen in het geding. De regels in de Verordening ruimte hierover zijn in dit bestemmingsplan acht genomen. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 3.3.2. Anderzijds is in het kader van de regionale woningbouwafspraken het 'Afsprakenkader wonen 2017' vastgesteld. Hieruit volgt dat voor de woningbouwontwikkeling in dit plangebied instemming vereist is van het portefeuillehoudersoverleg. Op 19 september 2017 is in het portefeuillehoudersoverleg akkoord gegeven voor de verdere woningbouwontwikkeling in Bosrijk. Zie hiervoor ook paragraaf 3.5.

Met het Waterschap heeft vooroverleg plaatsgevonden. Het Waterschap kan instemmen met het plan. De resultaten van dit overleg is weergegeven in hoofdstuk 5.

Verder is het bestemmingsplan besproken met Trefpunt Groen Eindhoven, de Henri van Abbestichting en de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven (SBWE). Zijn zijn akkoord met de plannen. De SBWE geeft in overweging om het stedenbouwkundig concept van de omgeving van de voormalige officiersgebouwen, het plein c.q. plantsoen met aanliggende bebouwing in acht te nemen bij de herontwikkeling van dit cluster.

9.3 Inspraak

Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Hieronder is een samenvatting opgenomen van de gevoerde samenspraak.

In mei 2016 heeft de gemeente een bijeenkomst gehouden met een vertegenwoordiging van huidige bewoners uit Bosrijk en omgeving over de invulling van de resterende lege clusters in Bosrijk. Bewoners konden zich daar via de buurtvereniging Zand-Bos-Meerrijk en de bewonersvereniging Grasrijk voor opgeven. Tot tevredenheid van de bewoners is onder meer vermeld dat het concept voor Bosrijk "beelden in een beeldentuin" overeind zou blijven, onder voorbehoud van bestuurlijke besluitvorming. Hierop is ook het bestemmingsplan gebaseerd. In september 2017 is opnieuw een bijeenkomst geweest waarvoor dezelfde groep bewoners is uitgenodigd, nadat lange tijd het uitwerken van de plannen stagneerde. Bosrijk was namelijk onderdeel geworden van de discussie in de regio over het realiseren van woningaantallen. De bewoners werden daarover bijgepraat (bekend was toen al het op 19 september 2017 genomen positief besluit in het portefeuillehoudersoverleg Wonen (Stedelijk Gebied)). Bewoners werden verder bijgepraat over het handhaven van het concept 'beelden in een beeldentuin', het integreren van duurzaamheid en innovatie in de plannen, de manier van selecteren van partijen en de planning van uitgifte. Daarnaast zijn nog enkele inrichtingsvraagstukken aan de orde geweest (Esplanade, parkeervoorziening met ontsluiting bij het voormalig luchthavengebouw Zandkasteel 43 en nieuwe speelterrein ter plaatse van voormalige speelblob).

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat reeds medio 2014 een ontwerp van het bestemmingsplan Bosrijk ter inzage heeft gelegen. In dat ontwerp waren uit te werken bestemmingen opgenomen. Destijds hebben nadere inzichten ertoe geleid dat voor Bosrijk een bestemmingsplan zal worden opgesteld waarbij 'eindbestemmingen' worden opgenomen zodat uit het bestemmingsplan meteen blijkt hoe de clusters ontwikkeld kunnen worden. Het ontwerpbestemmingsplan zoals dat in 2014 ter inzage heeft gelegen, is niet verder in procedure wordt gebracht.

9.4 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 23 november 2017 tot en met woensdag 3 januari 2018 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 22 november 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn drie zienswijzen ingediend. Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Voor het gemeentelijk standpunt ten aanzien van de zienswijzen alsmede de doorgevoerde ambtelijke wijzigingen wordt verwezen naar de 'nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen - bestemmingsplan Bosrijk'. Voornoemde nota is als Bijlage 9 opgenomen bij deze toelichting.