direct naar inhoud van 5.1 Archeologische en cultuurhistorische waarden
Plan: Strijp R
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80019-0501

5.1 Archeologische en cultuurhistorische waarden

Het laatste onderdeel van de ruimtelijke visie, de cultuurhistorische kwaliteiten, is in het masterplan Drents Dorp duidelijk. Het masterplan behandelt specifiek Strijp R:

“Het opnemen van bijzondere historische structuren in een nieuwe structuur, bijvoorbeeld de oude Postdijk, zijnde een oude verbindingsas die in de Wielewaal en gedeeltelijk in Strijp R te herkennen is. Een ander bijvoorbeeld is het in stand houden van de oude boomstructuren op Strijp R. Dit zijn restanten zijn van oude ontginningsassen.
Ook behoort het hergebruik van panden tot de mogelijkheden: een aantal gebouwen in Drents Dorp zal in de toekomst door de huidige gebruikers verlaten worden. Een aantal van deze panden zijn cultuurhistorisch waardevol en beeldbepalend. Het gaat hier bijvoorbeeld om (delen van) fabrieksbebouwing (Strijp R), scholen en het kloostertje aan de Koenraadlaan”.

Bovenstaande bevindingen in combinatie met de Belvedère Nota betekenden dat op de locatie een cultuurhistorische scan noodzakelijk was.

In 2006 heeft Amvest opdracht gegeven om een bouwhistorisch onderzoek te laten verrichten door de heer J.A. van der Hoeve, ondanks het feit dat geen van de gebouwen een monumentale status had. In dit onderzoek zijn alle gebouwen bezocht, de tekeningen uit archieven gehaald en zijn alle gebouwen gefotografeerd. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat geen van de gebouwen in zijn soort monumentale waarde heeft, maar dat het te overwegen is een aantal gebouwen en de structuur te behouden als inspiratie voor het nieuwe plan. Tevens is in dat jaar onderzoek verricht naar de cultuurhistorie van Strijp R door Urban Fabric. Dit onderschrijft de conclusie van het bouwhistorisch onderzoek in de uitgangspunten die voor het ontwerp van de locatie zijn geformuleerd. Om deze uitgangspunten te bewaken is een supervisor aangewezen (prof.dr.ir. Paul Meurs) voor het ontwerptraject van het stedenbouwkundig plan.

Toetsingskader

Als uitvloeisel van het Verdrag van Valletta, ook wel bekend als het Verdrag van Malta, is in Nederland de wetgeving inzake archeologie drastisch veranderd. Archeologie wordt thans primair geregeld in bestemmingsplannen en is daarmee een onderdeel van de Ruimtelijke Ordening geworden. Archeologie is thans verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007) en verder in onder meer de nieuwe Wro en hieraan gerelateerde GREX-wet (beide 1 juli 2008). De Wamz bestaat uit een herziening en een aanvulling van de Monumentenwet 1988. Ook is in de wet een aantal wijzigingen opgenomen van de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wamz is een wijzigingswet en de Monumentenwet 1988 is, voorzover het ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht.

Op grond van de Wamz moet de gemeente ervoor zorgen dat in bestemmingsplannen rekening wordt gehouden met archeologische waarden en verwachtingen (art. 38a Monumentenwet). De mate waarin met de archeologische waarden rekening wordt gehouden is een gemeentelijke keuze waarbij rijk en provincie er op toe zien dat dit zorgvuldig gebeurt.

Uitgangspunt van de Wamz is dat de initiatiefnemer van bodemverstoringen een wettelijke archeologische zorgtaak heeft. Hij of zij is daarmee zowel financieel als operationeel verantwoordelijk om archeologisch onderzoek te laten doen en, indien behoudenswaardige archeologie wordt aangetroffen, passende maatregelen te nemen om dit erfgoed duurzaam te beschermen. Primair dient gestreefd te worden naar behoud in situ, dus het ter plekke in de grond laten zitten van de archeologie in combinatie met maatregelen die deze duurzame bescherming garanderen. Alleen indien dit duurzame in situ behoud aantoonbaar niet mogelijk is, kan de behoudenswaardige en geselecteerde archeologie middels een opgraving (behoud ex situ) worden veiliggesteld.

Met het regelen van de bouwconditie archeologie in bestemmingsplannen is er een belangrijke rol voor de gemeentelijke overheid gegeven. Als gevolg hiervan worden gemeenten geacht om archeologiebeleid te maken om zo zelf hun archeologie te gaan regelen waar voorheen deze rol met name bij Rijk en provincie lag. De rol van deze hogere overheden is daarmee sterk verminderd. Het Rijk ziet nog toe op haar Rijksmonumenten. De Provincie is nog immer bevoegde overheid archeologie als het gaat om het verstrekken van bijvoorbeeld ontgrondingvergunningen en bij MER procedures.

Onderzoek

Uit het archeologisch bureauonderzoek op scanniveau blijkt dat in het noordwesten van het terrein een zeer lage trefkans is op archeologische waarden. De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Monumentenkaart niet op een terrein met vastgestelde archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80019-0501_0002.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant

Tot nu toe zijn in het onderzoeksgebied geen vindplaatsen of vondsten bekend. Echter, de onderzoekslocatie ligt in een beekdal. Dit betekent in principe dat er sprake kan zijn van een hoge trefkans op bewoningssporen. Maar omdat de onderzoekslocatie is gelegen op leemgrond en de grond door de eerdere bouwwerkzaamheden (realisatie van het industrieterrein Strijp R) is er een lage archeologische verwachting.

Conclusie

Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is voor het terrein geen sprake van een archeologische verwachtingswaarde, zodat geen bodemonderzoek noodzakelijk is.