Plan: | Kom Knegsel, herziening dorpshart |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0770.BPKhdh3007-VAST |
Op 31 maart 2011 heeft de gemeenteraad van Eersel het bestemmingsplan 'Kom Knegsel' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is voor een aantal locaties in het dorpshart van Knegsel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan de bestemming van de gronden gewijzigd kunnen worden aan de hand van nieuwe gewenste ontwikkelingen. Het betreft dan bijvoorbeeld het bouwen van woningen op de locatie van de voormalige tennisvelden aan Den Heuvel en bij de multifunctionele accommodatie aan de Steenselseweg / Lindelaan. In de daaropvolgende periode heeft de gemeente (deels) gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheden. Zo is er voor de locatie van de multifunctionele accommodatie een wijzigingsplan opgesteld, waarbij naast deze functie nieuwbouw van woningen mogelijk is gemaakt. Dit is opgenomen in het wijzigingsplan 'Dorpshart Knegsel deelgebied C' (2013). De wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de voormalige tennisvelden is juridisch deels benut en wel ten behoeve van woningbouw. Dit is opgenomen in wijzigingsplan 'Dorpshart Knegsel deelgebied A1' (2012).
In de afgelopen jaren is de behoefte aan nieuwbouwwoningen aan veranderingen onderhevig geweest en is de gemeente tot het standpunt gekomen dat de ontwikkelingsmogelijkheden in de beide wijzigingsplannen niet meer aansluiten bij de actuele vraag vanuit de markt. Ook is de gemeente van oordeel dat het deelgebied ter plaatse van de voormalige tennisvelden als geheel uitgewerkt dient te worden in plaats van in delen, zoals in het wijzigingsplan aldaar heeft plaatsgevonden, en dat daar een andere verkaveling wenselijk is. Dit is aanleiding geweest om het geheel integraal te herzien en in een actuele juridisch-planologische regeling te vervatten. Voorliggend bestemmingsplan is het resultaat daarvan.
Ligging plangebied op topografische ondergrond (bron: www.opentopo.nl)
De kern Knegsel ligt centraal in de gemeente Eersel, net ten noorden van de rijksweg A67. De bebouwing van Knegsel concentreert zich rondom de doorgaande wegen Het Groen en de Steenselseweg. Het plangebied bestaat uit twee delen, beiden gelegen in het dorpshart van de kern. Het noordwestelijk plandeel betreft de gronden van de voormalige tennisvelden aan Den Heuvel met de noordelijk daaraan grenzende percelen gelegen aan Het Groen en een aantal percelen aansluitend aan de bestaande woonbebouwing aan Den Heuvel. Het zuidoostelijk plandeel omvat de gronden ter plaatse van de multifunctionele accommodatie aan de Steenselseweg / Lindelaan.
Noordwestelijk plandeel
Het noordwestelijk deel van het plangebied is gelegen binnen bestemmingsplan 'Kom Knegsel', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 31 maart 2011 en wijzigingsplan 'Dorpshart Knegsel deelgebied A1', zoals vastgesteld op 17 juli 2012.
Uitsnede verbeelding 'Kom Knegsel' en verbeelding 'Dorpshart Knegsel Deelgebied A1' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen bestemmingsplan Kom Knegsel zijn de gronden bestemd voor 'Groen', 'Maatschapelijk', 'Sport', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Waarde - Archeologie' en hebben de gronden de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone', 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 6'. Op grond van de aan de gronden toegekende wijzigingsbevoegdheden mogen onder voorwaarden woningen worden gebouwd (wijzigingsgebied 5) en de naastgelegen horecabestemming worden uitgebreid (wijzigingsgebied 6).
In het wijzigingsplan 'Dorpshart Knegsel Deelgebied A1' hebben de gronden de bestemming 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen - 1', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'. Binnen de bestemming 'Wonen - 1' mogen woningen worden opgericht ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken, waarbij per bouwvlak een typologie is toegekend, in dit geval voor aaneengebouwde woningen dan wel vrijstaande woningen. Van de wijzigingsbevoegdheid is enkel in juridische zin gebruik gemaakt door vaststelling van het wijzigingsplan, er is niet overgegaan tot de daadwerkelijke realisatie. Op grond van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' dient voorafgaand aan bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 archeologisch onderzoek verricht te worden waarin de archeologische waarden van de gronden inzichtelijk worden gemaakt.
Zuidoostelijk plandeel
Het zuidoostelijk deel van het plangebied is gelegen in wijzigingsplan Dorpshart Knegsel Deelgebied C, zoals vastgesteld op 19 maart 2013. De gronden hebben daarin de bestemming 'Maatschappelijk', 'Verkeer - Verblijfsgebied', de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'.
Verbeelding 'Dorpshart Knegsel Deelgebied C' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Op grond hiervan is een nieuwe multifunctionele accommodatie gerealiseerd. Daarnaast is aan een deel van deze gronden de aanduiding 'wonen' toegekend, waarbinnen gestapelde woningen, aaneengesloten woningen en/of zorgwoningen mogen worden opgericht. Van deze ontwikkelingsmogelijkheid is geen gebruik gemaakt in de vorm van daadwerkelijke realisatie van woningen.
De kern Knegsel ligt centraal in de gemeente Eersel, ten noorden van de autosnelweg A67. De stedenbouwkundige structuur van Knegsel wordt bepaald door Het Groen. Deze weg is van oudsher de belangrijkste route door het dorp. Op de kruising van Het Groen en de Steenselseweg vormen de H. Monulphuskerk, de kerktoren, het kerkhof en de groen ingerichte gronden ten westen van de kern een sterke ruimtelijke eenheid die het dorpsmidden van de kern markeert. Het dorp is in belangrijke mate langs het lint van Het Groen ontstaan.
In het westelijk en oostelijk deel van de kern, ten zuiden van Het Groen en de Veldhovenseweg hebben de meeste naoorlogse uitbreidingen plaatsgevonden.
In de bestaande situatie zijn de gronden van het noordwestelijk plandeel deels in gebruik geweest ten behoeve van tennisvelden. Ten noorden daarvan tot aan Het Groen is in de bestaande situatie nog bebouwing aanwezig van het voormalige gemeenschapshuis De Leenhoef. Deze bestaande bebouwing zal worden gesloopt ten behoeve van het voorliggende planvoornemen.
In het zuidoostelijk plandeel is in de bestaande situatie bebouwing aanwezig van de nieuw gerealiseerde multifunctionele accommodatie waarin onder meer het nieuwe gemeenschapshuis De Leenhoef, een basisschool met vier klaslokalen, de opvang van peuters, buitenschoolse opvang en een sporthal zijn gevestigd.
Luchtfoto plangebied met directe omgeving (bron: Google Maps)
Het plangebied maakt deel uit van het dorpshart van de kern Knegsel. In de bestaande situatie is het plangebied ingesloten tussen de doorgaande infrastructuur binnen de kern Knegsel, bestaande woonbebouwing en de gronden behorende bij de kerk en het kerkhof. Het noordwestelijk plandeel grenst aan de noordoostzijde eveneens aan een bestaande horecavestiging, die ook in de toekomstige situatie gehandhaafd blijft.
Het planvoornemen waarvoor het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld is tweeledig. Enerzijds wordt het mogelijk aantal te realiseren woningen in overeenstemming gebracht met de huidige marktvraag en anderzijds wordt de stedenbouwkundige invulling daarvan in een actueel kader vervat. Dit houdt in dat met een kritische blik is gekeken naar het aantal en type te realiseren woningen in relatie tot de actuele marktbehoefte, maar eveneens naar de fysieke stedenbouwkundige invulling van beide locaties. Dit heeft onder andere geleid tot een herverkaveling van deelgebied A1, de wens voor verdere invulling van de gronden ten noorden van deelgebied A1 en het schrappen van de bouwmogelijkheden voor woningen in deelgebied C, ter plaatse van de multifunctionele accommodatie. Dit is uitgewerkt in een nieuw stedenbouwkundig plan.
Stedenbouwkundig plan
In dit stedenbouwkundig plan is uitsluitend in het noordwestelijk plandeel nog ruimte voor woningbouw. In dit plandeel is voorzien in de realisatie van in totaal 34 woningen. In het vorige plan had deelgebied A1 een mogelijkheid tot realisatie van 10 starterswoningen en 1 vrije kavel. In deelgebied C kon woningbouw plaatsvinden van maximaal 9 woningen. Dit aantal is in het voorliggende bestemmingsplan verhoogd naar maximaal 34, wat een toename van 14 woningen ten opzichte van het voormalige plan betekent. Dit is in overeenstemming met de marktbehoefte aan nieuwbouwwoningen binnen de kern Knegsel. Er is een verkavelingsvoorstel opgenomen die als vertrekpunt dient voor het onderhavige bestemmingsplan. Daarbij is voldoende ruimte opgenomen voor groenvoorzieningen binnen het plangebied en worden er nieuwe parkeervoorzieningen en infrastructuur aangelegd om de bereikbaarheid van alle kavels binnen het plandeel te garanderen.
Onderdelen van deelgebied A1
In het noordelijke plandeel (Deelgebied A1) bevinden zich drie verschillende gebieden:
In het gehele deelgebied A1 heeft de openbare ruimte een verzorgd uiterlijk en biedt deze gebruikswaarde, waarbij de invulling van groene eilanden vrij is. De verharding dient uitgevoerd te worden in gebakken materiaal, welke in harmonie is met de metselstenen in de gevels van de woningen.
De nieuwe woningen en openbare ruimte dienen te worden gebouwd volgens de 'Stedenbouwkundige spelregels en beeldkwaliteit', zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.
Voor het zuidoostelijk plandeel is uitgegaan van de handhaving van de reeds gerealiseerde multifunctionele accommodatie, maar wordt afgezien van verdere invulling van bouwmogelijkheden van woningen. Met de huidige inzichten vanuit de woningmarkt en de verdere invulling van het noordwestelijk plandeel bestaat de behoefte aan de mogelijk te realiseren aantallen woningen in dit plandeel niet meer, op grond waarvan deze ter plaatse zijn geschrapt. Op basis van het voorliggende plan vinden er geen verdere ontwikkelingen plaats in dit plandeel.
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in onderhavige situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de van twee gebieden in het dorpshart van de kern Knegsel waarbij een braakliggend gebied wordt herontwikkeld ten behoeve van woningbouw en een herziene planologische regeling waarbij overtollige plancapaciteit voor woningbouw wordt wegbestemd binnen de bebouwde kom. Beide ontwikkelrichtingen zijn reeds eerder in een planologische wijzigingsbevoegdheid vervat en uitgewerktin een wijzigingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een en ander in overeenstemming gebracht met de actualiteit. De SVIR voorziet niet in specifieke onderwerpen die op het plangebied en planvoornemen van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden. Het planvoornemen voorziet in een natuurlijke groeibehoefte, waarbij woningen gebouwd worden die aansluiten bij de hedendaagse woonwensen.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.
Onderhavig planvoornemen voorziet in herontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande bebouwde kom van de kern Knegsel. Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
Indien er binnen een regio ontwikkelingen plaats zullen gaan vinden, dient het stappenplan uit de SVIR gevolgd te worden. Deze zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking', die tevens is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat uit de volgende stappen:
De ladder is daarmee kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.
De ladder geldt volgens artikel 3.1.6, lid 2 Bro als 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt op een woningbouwlocatie. Het Besluit ruimtelijke ordening geeft inzicht wat er onder een woningbouwlocatie verstaan dient te worden. Uit jurisprudentie kan wordne afgeleid in welk geval er sprake is van een verantwoordingsplicht op grond van de ladder voor duurzame verstedelijking. Op basis hiervan vallen kleinschalige woningbouwontwikkelingen niet onder de werkingssfeer van de ladder, waarbij de Raad van State heeft geoordeeld dat ontwikkellocaties waarop een toevoeging van 6 woningen mogelijk worden gemaakt als kleinschalig worden beoordeeld (zie ABRvS 18 december 2013, nr. 201302867/1/R4).
Onderhavig voornemen betreft de herontwikkeling van twee bestaande als zodanig bestemde ontwikkelingsgebieden om beter te kunnen voldoen aan de hedendaagse woningbehoeften. Enerzijds wordt er plancapaciteit geschrapt (9 woningen in het zuidelijk plandeel), anderzijds worden er woningen toegevoegd (23 ten opzichte van het vigerende wijzigingsplan). Per saldo gaat onderhavig bestemmingsplan uit van een toevoeging van 14 woningen.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik beoordeeld op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking. De woningen passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma (zie paragraaf 4.4.1). De woningen voorzien derhalve in de binnen dit programma geraamde actuele regionale behoefte. Dit is ook afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg. In deze behoefte wordt voorzien binnen het bestaande stedelijke gebied.
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening (SVRO) Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. Hierin wordt geconstateerd dat dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken. De nabijheid van stad en land en de karakteristieke afwisseling tussen stad en land zijn daarbij belangrijke kwaliteiten die bijdragen aan een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersyteem met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte, biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter-)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra, als aan de randen).
Er zijn voor de gehele provincie gebiedspaspoorten opgesteld, waarin is beschreven welke landschapskenmerken bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of landschapstype. Voor de gemeente Eersel geldt het gebiedspaspoort 'Kempen'.
Uitsnede Structurenkaart met plangebied roodomrand (bron: provincie Noord-Brabant)
Op de Structurenkaart van de SVRO is het plangebied aangeduid als 'kern in het landelijk gebied'.
Onderhavig plangebied gaat uit van de herontwikkeling van twee locaties binnen het dorpshart van de kern Knegsel, een kern in het landelijk gebied. Het plan is in overeenstemming met de provinciale beleidsdoelen, zoals verwoord in de SVRO.
De Verordening Ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Één van de hoofdlijnen van de Verordening Ruimte heeft betrekking op ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in de kern de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit strekt ertoe dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaatsvinden door hergebruik of intensivering op of binnen bestaand bebouwd gebied (het zogenaamde VAB-beleid). Daarnaast houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van de omgeving. In de regeling van de Verordening Ruimte is deze zorgplicht in eerste instantie geconcretiseerd voor wat betreft stedelijke ontwikkeling.
Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar er gelet op de ruimtelijke kwaliteiten verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dit zijn de in de Verordening Ruimte aangewezen zoekgebieden voor verstedelijking. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de kernen in landelijk gebied haar plek krijgt.
Uitsnede Verordening ruimte met plangebied roodomrand (bron: provincie Noord-Brabant)
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is conform de Verordening Ruimte gelegen binnen 'Bestaand stedelijk gebied; kern in landelijk gebied'.
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de grenzen van het stedelijk gebied zijn gemeenten in principe vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen.
Het planvoornemen betreft een herontwikkeling van twee locaties binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan het provinciale beleid, zoals verwoord in de Verordening Ruimte.
Op 26 mei 2015 heeft de raad van de gemeente Eersel vastgesteld hoe zal worden omgegaan met de gevolgen van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2014 voor bouwplanning en verdeling restcapaciteit woningbouwprogrammering.
De provincie Noord-Brabant heeft eind oktober 2014 de nieuwe bevolkings- en woningbehoefteprognose vastgesteld. Bij het toetsen van bestemmingsplannen (ook wijzigingsplannen) in het kader van de Verordening ruimte 2014 gaat de provincie uit van deze woningbouwaantallen. De prognose te bouwen woningen is 630 woningen tussen 1 januari 2014 en 31 december 2023.
Uit het woonbehoefteonderzoek 2014 en uit gesprekken met de dorpsraden en leefbaarheidsgroepen in het kader van de Woonvisie 2015 blijkt dat er nog steeds een flinke behoefte aan nieuwbouwwoningen is. Zeker nu de markt lijkt aan te trekken is er ook daadwerkelijk zicht op dat deze verkocht kunnen worden.
De ontwikkellocatie binnen onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van de harde plancapaciteit. In totaal mogen in de gemeente Eersel tot 1 januari 2024 nog 582 woningen worden gebouwd. De harde plancapaciteit bestaat uit 482 woningen. Hiervan worden echter 75 woningen naar waarschijnlijkheid pas na 2024 gerealiseerd. Blijkens de Regionale Agenda Wonen Zuid-Oost Brabant telt de provincie deze op dit moment niet mee in de harde plancapaciteit. Zoals blijkt uit de brief van de provincie van 23 maart 2015 heeft de gemeente Eersel de komende 10 jaar een totale plancapaciteit 78% van de prognose. Van de benodigde plancapaciteit is 65% hard. Er is volgens de provincie dus ruimte om de komende jaren nieuwe plannen toe te voegen en flexibel in te spelen op kansen die zich voordoen.
Op basis van de provinciale matrix en het gemeentelijke woningbouwprogramma (deze zijn identiek) is nog ruimte om 167 woningen toe te voegen. Het totale aantal verzoeken komt bij elkaar opgeteld neer op 149 woningen.
Op grond van de woonvisie wil de gemeente de volgende woningen bouwen:
Aan de verzoeken die aan bovenstaande eisen uit de woonvisie voldoen wil de gemeente medewerking verlenen. De verzoeken moeten dan uiteraard ook nog getoetst worden ten aanzien van ruimtelijke aspecten, milieueisen, parkeren etc.
Onderhavige herontwikkeling van de beide deelgebieden van onderhavig bestemmingsplan geeft invulling aan de bevolkings- en woningbehoefteprognose.
Voor wat betreft het overige beleidskader wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan ‘Dorpshart Knegsel deelgebied A1’ uit 2012, waarin de woningbouw in het noordelijke plangebied is geregeld, en het bestemmingsplan 'Dorpshart Knegsel Deelgebied C' uit 2013, waarin de maatschappelijke functie voor het zuidelijk plandeel is opgenomen.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten. Omdat voorliggende herziening een nadere uitwerking van de wijzigingsplannen voor het noordwestelijk plandeel betreft en tevens een nadere inperking van hetgeen voor het zuidoostelijk plandeel was mogelijk gemaakt, dient navolgende verantwoording ter aanvulling van de voor deze plandelen uitgevoerde onderzoeken in het kader van de reeds vastgestelde wijzigingsplannen.
Sinds 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage) gewijzigd. Een belangrijke wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling zijn gewijzigd van absolute naar indicatieve waarden. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, aandacht moet worden besteed aan de milieueffectrapportage (m.e.r.), met als doel de milieugevolgen van een besluit in beeld te brengen. Met betrekking tot de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject is in de D-lijst een drempelwaarde van een aaneengesloten gebied van 2.000 of meer woningen, een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer opgenomen.
Dit plan voor het Dorpshart Knegsel maakt de realisatie van maximaal 27 (waarvan 7 nieuwe) woningen mogelijk. Voor 1 april 2011 kon op basis van dit aantal nog worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Op grond van de momenteel geldende regeling moet bevoegd gezag een nadere motivering geven in de vorm van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
De ontwikkeling die in het dorpshart van Knegsel mogelijk wordt gemaakt ligt ver onder de drempelwaarde van de D-lijst. In de navolgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt aangetoond dat met deze ontwikkeling geen sprake is van negatieve effecten op milieu- en omgevingsaspecten (archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna, bodem, externe veiligheid, geluid, bedrijven en milieuzonering, geur, lucht en water). Er is bovendien geen sprake van overige ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied, waardoor geen cumulatieve effecten te verwachten zijn.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen, ook geen cumulatieve, te verwachten zijn. Een nadere m.e.r.-beoordeling wordt niet noodzakelijk geacht.
Ten behoeve van het wijzigingsplan 'Dorpshart Knegsel Deelgebied C' is reeds een waterparagraaf opgesteld. Deze waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 8 bij de toelichting. De daarin opgenomen benodigde bergingscapaciteit is ook ten behoeve van de herverkaveling nodig. In de waterparagraaf van het wijzigingsplan wordt aangegeven, dat vanaf de bebouwing regenpijpen zullen worden aangesloten op de hemelwaterriolering voor de afvoer van hemelwater. In dit nieuwe plan is dit gewijzigd en zal het hemelwater worden opgevangen in een groenzone.
Het plantsoen in deelgebied A biedt minimaal 500 m2 aan oppervlak beschikbaar voor een wadi waarin het hemelwater kan worden opgevangen en infiltreren in de bodem. Een talud van 1:6 en een diepte van 0,75 meter zorgen voor een totale berging van 172 m3. Met een infiltratie in de bodem (wadi leeg binnen 24 uur) en een overloop van 10 l/s (1 straatkolk), kan alle neerslag verwerkt worden. Hiermee kan het hemelwater lokaal verwerkt worden.
In het reeds uitgevoerde onderzoek naar luchtkwaliteit is aandacht besteed aan de optredende luchtconcentraties ten gevolge van lokaal verkeer, snelwegen en industrie. De luchtconcentraties op alle locaties waar mensen blootgesteld kunnen worden aan de luchtkwaliteit, behalve de werkplek, zijn getoetst aan de normstelling conform het Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit zijn geen wettelijke grenswaarden opgenomen voor de jaren na 2010. Vooralsnog worden voor deze jaren dezelfde wettelijke grenswaarden aangehouden als voor het jaar 2010. Het luchtonderzoek heeft betrekking op de kom van Knegsel gelegen binnen de gemeente Eersel. In de kom zijn enkele onderzoekslocaties opgenomen waar mogelijk woningbouw gerealiseerd gaat worden. Door de gemeente Eersel is nog geen invulling gegeven van het totaal aantal woning die binnen de onderzoekslocaties gerealiseerd kunnen worden. Gezien de grootte en ligging van de onderzoekslocaties is het aannemelijk dat de getalsmatige grens van 500 woningen bij 1 ontsluitingsweg danwel 1.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen, zoals opgenomen in de Regeling NIBM, niet zal worden overschreden. De invulling van de onderzoekslocaties zullen ‘niet in betekenende mate’ bijdrage aan de luchtkwaliteit.
Voor de kom Knegsel zijn berekeningen uitgevoerd zijn voor de situatie uit 2009 en de autonome ontwikkeling in 2010 en 2019 met GeoStacks versie 1.13. De uitgangspunten van de berekeningen (o.a. verkeersgegevens) zijn gebaseerd op de situatie 2009, 2010 en 2019. Dit resulteert in de volgende conclusies:
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Kom Knegsel is het aspect geurhinder reeds nader onderzocht. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) beschermt geurgevoelige objecten tegen geurhinder uit veehouderijen. De wet bevat twee regimes:
Voor een zorgvuldige besluitvorming zijn de plangebieden nabij de kern Knegsel op de volgende aspecten beoordeeld:
De wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan Kom Knegsel (waaronder voor onderhavig plangebied) maken (sommigen slechts voor een deel) een wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ mogelijk. Deze bestemming leidt tot de oprichting van geurgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Bij de beoordeling of het leefklimaat ter plaatse van deze wijzigingsbevoegdheden acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is. De voorgrondbelasting is in het onderzoek uitgerekend met V-stacksgebied. Uit het onderzoek blijkt, dat bij de 3 voor deze procedure relevante wijzigingsbevoegdheden, geen geurcontouren over de desbetreffende plangebieden zijn gelegen. De achtergrondbelasting is voor de gemeente Eersel al eerder bepaald in het kader van een gebiedsvisie. Voor de procedure aangaande het komplan is dan ook geconcludeerd dat voor dit aspect geen nieuwe berekeningen uitgevoerd hoeven te worden. Het blijkt dat de achtergrondbelasting bij elke wijzigingsbevoegdheid laag is. Het leefklimaat wordt beoordeeld als zeer goed. De Wet geurhinder en veehouderij legt dan ook geen restricties op aan de geplande ontwikkelingen.
In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende AMvB.
In oktober 2011 is er een onderzoek uitgevoerd naar het aspect milieuzonering en de gevolgen daarvan voor het plangebied. Met de realisatie van het totale te ontwikkelen plangebied komen de aanwezige ‘bedrijven’, in casu de tennisbanen met kantine en gemeenschapshuis De Leenhoef, te vervallen. Voor de eerste beschouwing van de mogelijke milieuhinder is uitgegaan van karakterisering van het plangebied als omgevingstype “rustige woonwijk”. Het plangebied is gelegen in de kern van Knegsel en in de directe omgeving omringd door woningen. Zowel voor de milieubelastende functies gelegen in het plangebied als de bestaande bedrijven buiten het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de richtafstand en de werkelijke afstand tussen de bedrijven en de nieuwe te bouwen woningen:
Bedrijven c.q. inrichtingen binnen en buiten het plangebied | ||||
Inrichting (binnen) | SBI-code | Categorie | Richtafstand (m) | Afstand tot woningen (m) |
Sportvoorziening | 931-A | 3.1 | 50 | Ca. 10 |
Scholen voor basisonderwijs | 852 | 2 | 30 | < 10 |
Buurt- en clubhuizen | 94991A | 2 | 30 | < 10 |
Bedrijf (buiten) | SBI-code | Categorie | Richtafstand (m) | Afstand tot bouwplan (m) |
Cafetaria | 561 | 1 | 10 | > 10 |
Overige bedrijven | diverse | diverse | diverse | >richtafstand |
Cafetaria
Er zijn binnen deelgebied A2 nieuwe woningen gelegen binnen de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Hierdoor kan cafetaria De Weefkamer aan Het Groen belemmerd worden in haar activiteiten en/ of de optredende geluidniveaus ter plaatse van deze woningen mogelijk meer bedragen dan de (voorkeurs)grenswaarde van 45 dB(A).
Aangezien onderhavige bestemmingsplanwijziging deelgebieden A1 en C betreft, wat ruim buiten de richtafstand van het cafetaria gelegen is, zal voor de woningen binnen dit deelgebied geen geluidhinder te duchten zijn.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als “de kans op overlijden” voor personen en niet de kans op gewonden. Concreet moet hierbij gedacht worden aan risico’s door activiteiten zoals het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de opslag van gevaarlijke stoffen binnen een bedrijf (inrichting). Het is van groot belang de veiligheid van personen (die niets met de activiteit te maken hebben) in de omgeving van risicovolle activiteiten op een acceptabel niveau te hebben en te houden. Het beleid is er op gericht om te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen, zoals woonwijken, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Of andersom: het voorkomen dat een nieuwe gevoelige bestemming in de buurt komt van een bestaande risicovolle activiteit. Als een uitspraak moet worden gedaan over risico’s of externe veiligheid, is het noodzakelijk om gebruik te maken van een tweetal risicomaten:
Op basis van de risicokaart kan voor onderhavig plangebied worden geconcludeerd dat er geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid zijn gelegen. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen per weg, spoor, water of leiding in de directe nabijheid plaats. Er zijn geen belemmeringen betreffende de externe veiligheid die het planvoornemen negatief kunnen beïnvloeden.
Op grond van de in dit bestemmingsplan toegekende bestemming van het noordwestelijk plandeel worden bouwwerkzaamheden mogelijk gemaakt met een oppervlakte van meer dan 100 m2. Op grond van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' dient vooraf archeologisch onderzoek plaats te vinden waarmee de archeologische waarden van de gronden inzichtelijk worden gemaakt. Op grond van de hoge archeologische verwachtingswaarde van de gronden dient een proefsleuvenonderzoek plaats te vinden in dit plandeel. Voorafgaand aan een dergelijk onderzoek wordt een programma van eisen opgesteld en vastgesteld.
In oktober 2015 is door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant een archeologisch Programma van Eisen Karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek (PvE) opgesteld voor het noordwestelijk plandeel (Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, PvE 2015 - nr. 7 d.d. 26 oktober 2015). Nadat het PvE is goedgekeurd is op basis daarvan een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.
Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd door Archeodienst BV en hierbij is vastgesteld dat er geen archeologische resten bewaard zijn binnen het onderzoeksgebied. Een groot deel van het gebied is geheel verstoord, maar ook de kleine delen die niet verstoord waren, bevatten geen archeologische resten, waardoor voor het grootste deel van het onderzoeksgebied geconcludeerd kan worden dat er in het verleden geen bewoning heeft plaatsgevonden die resten achtergelaten heeft. Alleen voor de niet onderzochte strook direct langs de straat Het Groen kan dit niet met zekerheid gesteld worden. Eventueel zou hier nog aanvullend onderzoek uitgevoerd kunnen worden. De rest van het plangebied kan wat de archeologie betreft vrijgegeven worden.
In de niet onderzochte strook direct langs de straat Het Groen zou nog aanvullend onderzoek uitgevoerd kunnen worden om zekerheid te krijgen over de aanwezigheid van eventuele historische bebouwing op deze locatie. Aangezien in de rest van het plangebied geen behoudenswaardige vindplaats aanwezig is, kan wat de archeologie betreft dat gebied vrijgegeven worden voor verdere ontwikkeling. Voor goedkeuring van dit advies kan contact opgenomen worden met de gemeente als bevoegd gezag.
Het rapport 'Proefsleuvenonderzoek Dorpshart, locatie A te Knegsel', d.d. 21 november 2016, OM-nr. 3991205100 van Archeodienst BV, is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Het zuidoostelijk plandeel is voorafgaand aan de realisatie van de multifunctionele accommodatie reeds onderzocht. Daarnaast vinden hier geen werkzaamheden meer plaats. De planherziening betreft het schrappen van bouwmogelijkheden die niet benut gaan worden. Ter plaatse van dit plandeel is derhalve geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In 2010/2011 is voor de onderhavige locatie een historisch- en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is inmiddels verouderd, waardoor een actualisatie is uitgevoerd. Het doel van het geactualiseerde historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) is het verzamelen van relevante (bodem)informatie over de onderzoekslocatie. Op basis van de verzamelde informatie wordt beoordeeld of de locatie verdacht is op het voorkomen van bodemverontreinigingen.
Op basis van het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat vanaf 2011 op de onderzoekslocatie en in de directe omgeving geen activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem negatief is beïnvloed. Een actualiserend onderzoek op analytische grondslag voor de gehele locatie wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Wel is het zo dat in het onderzoek uit 2011 de bodem ter plaatse van het nu voormalig gemeenschapshuis niet is onderzocht. Over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan dan ook geen uitspraak worden gedaan. Geadviseerd wordt om hier alsnog een beperkt bodemonderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond te laten uitvoeren. Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In dat kader kan het alsnog noodzakelijk zijn om een bodemonderzoek of partijkeuring te verrichten.
Het rapport 'Historisch bodemonderzoek dorpshart te Knegsel', d.d. 22 juli 2016, nr. 1508/034/RV-02 van Tritium Advies BV, is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Ter plaatse van de locatie Het Groen 18 (voormalig gemeenschapshuis) is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Aanleiding voor het onderzoek is enerzijds de voorgenomen bestemmingswijziging van de locatie en anderzijds het recent uitgevoerde historisch bodemonderzoek, waarbij werd geconcludeerd dat een deel van de locatie niet voldoende was onderzocht.
Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond ter plaatse van de voormalige bebouwing op de voormalige locatie Het Groen 18.
Op basis van het vooronderzoek is de te onderzoeken locatie als niet-verdacht beschouwd. Op grond hiervan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op basis van de NEN 5740 (februari 2016). Uit de voorgaande onderzoeken blijkt dat de kwaliteit van de ondergrond en het grondwater reeds voldoende zijn onderzocht. Het onderzoek zal zich uitsluitend richten op de bovengrond.
Zintuiglijk zijn tijdens de uitvoering van het veldwerk in de bovengrond sporen tot zwakke bijmengingen aangetroffen met puindeeltjes.
Na vergelijking van de analyseresultaten met de geldende achtergrond- en interventiewaarden blijkt dat de sporen tot zwak puinhoudende grond niet verontreinigd is met de onderzochte stoffen.
Dit is in overeenstemming met de hypothese dat de bovengrond niet verdacht is voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging.
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het gebruik van de locatie en vormen derhalve geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Het rapport 'Beperkt bodemonderzoek voormalig Het Groen 18 Knegsel', d.d. 22 november 2016, nr. 1609/071/JB van Tritium Advies BV, is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting.
Ten behoeve van de beoogde herontwikkeling van dorpshart Knegsel is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het onderzoek heeft betrekking op deelgebied A1/A2. In dit deelgebied zal de realisatie van circa 26 woningen mogelijk worden gemaakt. De ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Het onderzoek dient derhalve te worden uitgevoerd ten behoeve van een juridisch-planologische procedure. Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van wegen, enkel in de nabijheid van 30 km/uur wegen. De geluidbelasting afkomstig van deze wegen is getoetst in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het plan is gelegen in de nabijheid van diverse 30 km/uur wegen, namelijk Het Groen, Steenselseweg en Den Heuvel.
Voor de wegen Steenselseweg en Den Heuvel geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt.
Voor de weg Het Groen geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde met maximaal 12 dB overschrijdt.
Aangezien in onderhavige situatie geen sprake is van een hogere waarde procedure, is voor de woningen geen aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Een dergelijk onderzoek wordt echter wel geadviseerd, gezien de hoge geluidbelasting vanwege het verkeer op de weg Het Groen. Het onderzoek wordt geadviseerd voor de 11 meest noordelijk in het plan gelegen woningen (3 vrijstaande, 4 rijwoningen, 4 twee-onder-een-kapwoningen). Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform geadviseerd nader onderzoek) is vervolgens een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er dus te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat. Tevens blijkt uit de rekenresultaten dat de woningen beschikken over een geluidluwe gevel danwel buitenruimte.
Voor de overige (geluidonbelaste) woningen is geen aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels nodig. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is er te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai herontwikkeling Dorpshart, Knegsel ', d.d. 6 april 2016, nr. 1508/034/RV-01 van Tritium Advies BV, is opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting.
Er is een quickscan flora en fauna onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de natuurwetgeving. Voor soortenbescherming is hierbij de Flora- en faunawet van belang. Gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig ook Nationaal Natuur Netwerk genoemd. Indien een planlocatie in of nabij een beschermd gebied ligt of een onderdeel van de EHS vormt, dient te worden bepaald of de voorgenomen ontwikkelingen een negatief effect kunnen hebben op het beschermde gebied of afbreuk doen aan de werking van de EHS.
Het plangebied is op relatief korte afstand van de EHS gelegen. Vanwege de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep (herontwikkeling in het “stedelijk” gebied) is er echter geen negatief effect te verwachten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Voor Natura 2000-gebieden geldt dat het plangebied op relatief grote afstand hiervan is gelegen. Samen met de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep zorgt dit ervoor dat eveneens geen negatief effect te verwachten is op de wezenlijke kenmerken en waarden van Natura 2000-gebieden. Gezien het vorenstaande is er geen noodzaak voor toetsing aan zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische Hoofdstructuur (gebiedsbescherming).
In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten dieren voor die vermeld staan op de lijsten van de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn echter niet waargenomen tijdens het veldbezoek. Een sporenonderzoek naar de aanwezigheid van vraat-, loop- en veegsporen, nesten, holen, uitwerpselen, prooiresten en haren heeft eveneens weinig opgeleverd (nesten houtduif en konijnenholen).
In het plangebied komen mogelijk enkele planten, grondgebonden zoogdieren en een aantal soorten amfibieën voor die staan vermeld op FFlijst 1. Voor soorten van FFlijst 1 geldt een vrijstelling, bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.
Mogelijk in het plangebied voorkomende vogelsoorten staan vermeld op FFlijst 3 en zijn feitelijk ontheffingsplichtig. Indien broedende vogels in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn kunnen verstorende werkzaamheden zoals sloop- en bouwwerkzaamheden niet plaatsvinden zonder hinder te veroorzaken. Wanneer er geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden wel plaatsvinden. Indien er op deze manier wordt gehandeld, treden er geen nadelige effecten op ten aanzien van vogels. Wanneer de werkzaamheden in het geheel plaatsvinden in de minst kwetsbare periode (tussen half oktober en half februari) worden eveneens geen nadelige effecten verwacht op vogels. Dit laatste verdient derhalve aanbeveling. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd op bovenstaande wijze, zullen er geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels en is het niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen. Mogelijk in het onderzoeksgebied voorkomende vleermuizen staan eveneens vermeld op FFlijst 3 en zijn ontheffingsplichtig. Voor vleermuizen geldt echter dat er geen nadelige effecten ten aanzien van foerageergebieden, vaste vliegroutes en verblijfplaatsen zijn te verwachten. Het uitvoeren van een nieuw nader onderzoek naar vleermuizen of het aanvragen van een ontheffing is derhalve niet aan de orde.
Er zijn geen beschermde soorten planten aangetroffen.
Conclusie
In onderstaande twee punten wordt de eindconclusie weergegeven:
Het rapport 'Quickscan flora en fauna Herontwikkeling dorpshart Knegsel', d.d. 13 juni 2016, nr. 1508/034/RV-03 van Tritium Advies BV, is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting.
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting (zoals onderhavige toelichting), die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels.
De analoge verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de analoge verbeelding wordt door nadere aanduidingen specifieke informatie weergegeven, zoals bouwvlak, gevellijn en specifieke bouwaanduidingen.
Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en het 'Handboek Ruimtelijke plannen Kempengemeenten' (juli 2015) inclusief de daarbij behorende bijlagen.
De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hierin worden de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemmingen gegeven;
Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene wijzigings- en procedureregels;
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen aan te geven.
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten zijn de bindende regels uit het SVBP 2012 overgenomen, aangevuld met een aanvullende wijze van meten.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Duidelijk zal zijn dat een bestemming niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
Hierna worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
In deze bestemming is het structureel openbaar groen met bijbehorende voorzieningen opgenomen. Als specifieke vorm van groen is afschermende beplanting voorzien ter plaatse van de bijbehorende aanduiding.
De regeling voor de bestaande multifunctionele accommodatie worden gehandhaafd, waarbij rechtstreeks is aangesloten bij de regels voor het maatschappelijk gebruik en de daarbij behorende bouwmogelijkheden zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied:
In deze bestemming zijn de verkeersvoorzieningen opgenomen, alsmede ondergeschikte voorzieningen.
In deze bestemming zijn de regels voor het wonen opgenomen, met daarbij inbegrepen de bouwregels voor hoofd- en bijgebouwen. Aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid zijn onder voorwaarden toegestaan.
Om in te kunnen spelen op de steeds in beweging zijnde woningmarkt, is gekozen voor een relatief flexibele bebouwingsregeling binnen de bestemming 'Woongebied'. Op de verbeelding zijn dan ook geen bouwvlakken, maatvoeringen of bebouwingstypologieën opgenomen. Deze aspecten zijn verbaal in de regels opgenomen ten behoeve van de gewenste flexibiliteit. Tegelijkertijd zijn de regels zodanig geformuleerd dat recht wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de planontwikkeling. Per bestemmingsvlak is het maximum aantal wooneenheden aangegeven op de verbeelding.
Verder is in de planregels een bepaling opgenomen dat het plan moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel:
In dit artikel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
Artikel 8 Algemene bouwregels:
In dit artikel is een bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en een regeling over bestaande maten en afstanden opgenomen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels:
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en is het strijdig gebruik benoemd.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels:
Binnen het plangebied is een beperking van kracht die voor het gehele plangebied van toepassing is en als zodanig met een aanduiding aan de gronden is toegekend. Dit betreft de maximale bouwhoogte van bouwwerken in relatie tot de belangen die voor luchtvaartverkeer gediend moeten worden. Ter bescherming van die belangen is een regeling opgenomen waarin een absoluut plafond voor de bouwhoogte van bouwwerken is bepaald.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels:
Dit artikel verschaft het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend zijn.
Dit artikel bevat een verduidelijking indien in de regels een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is opgenomen.
Hierin is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren waarmee niet gecontracteerd is. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5. van het Bro) zoals grondverwervingskosten, plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. moeten dan verhaald worden door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan, wijzigingsplan of projectbesluit moet worden vastgesteld.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van één of meer woningen, bouw van één of meer hoofdgebouwen, bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2).
De economische uitvoerbaarheid van de beide delen van het plangebied is reeds bij het vigerende bestemmingsplan aangetoond. In de gemeentelijke begroting zijn reeds middelen hiervoor opgenomen en er is een sluitende grondexploitaie voor de beide plandelen opgesteld.
De gemeente acht de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan derhalve voldoende verzekerd.
In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient vooroverleg plaats te vinden met de overheidsinstanties waarvan de belangen in het geding zijn bij een ontwikkeling. Het plan wordt daartoe naar de betrokken instanties toegezonden.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
In het kader van het ontwerp is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 1 december 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn één zienswijze door het Waterschap ingediend. Deze zienswijze heeft deels tot wijziging van het plan geleid.
Het bestemmingsplan is op 30 mei 2017 gewijzigd vastgesteld.