direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen
Plan: Dongen: Zuid en West Dongen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2010000002-VG02

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1': zorgwoningen en woonzorgvoorzieningen.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Koningin Wilhelmina als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'atelier': een atelier.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage.
  • i. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

22.2.1 Algemeen
  • a. De volgende bouwwerken zijn toegestaan:
    • 1. Binnen een bouwvlak: hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.
    • 3. Op de overige gronden: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
  • b. Voor een bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%, behoudens het bepaalde onder c.
  • c. Indien op een bouwperceel geen aanduiding 'erf' aanwezig is, geldt voor het bouwvlak een bebouwingspercentage van 30%.
  • d. Per bouwperceel mogen de gronden met de aanduiding 'erf' voor ten hoogste 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 100 m².
  • e. Indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder d minder bedraagt dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.
  • f. De afstand tussen niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1 m.
  • g. Het aantal woningen in een bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal; indien geen aanduiding is aangegeven, geldt geen maximum aantal woningen per bouwvlak.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag op de begane grond tot een hoogte van 2,5 m niet worden gebouwd.

22.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen hoofdgebouwen gestapeld worden gebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' worden hoofdgebouwen aan ten hoogste één zijde gebouwd:
    • 1. tegen de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen óf;
    • 2. al dan niet door middel van aan- of uitbouwen tegen de perceelsgrens of aan- of uitbouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen niet gebouwd tegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
  • e. De afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen ten minste:
    • 1. 'gestapeld': niet bepaald;
    • 2. 'twee-aan-een': aan één zijde 3 m;
    • 3. 'vrijstaand': 3 m;
  • f. De goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goothoogte.
  • g. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m meer dan de met de aanduiding aangegeven goothoogte.
  • h. De maximaal toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. De afstand tot de goothoogte, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt.
    • 2. De bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt.
    • 3. De breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.
    • 4. De breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.

22.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m.
  • b. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
  • c. De voorgevel van een aan- of uitbouw en van een bijgebouw ligt ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

22.3 Ontheffing van de bouwregels
22.3.1 Aan- of uitbouw in de voortuin

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 22.2.1onder a voor de bouw van een aan- of uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met inachtneming van het volgende:

  • a. De oppervlakte van de aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 6 m².
  • b. De goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in lid 22.2.3 aangegeven hoogten.
  • c. De afstand tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 0,5 m.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan;
  • b. Het is niet toegestaan om:
    • 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;
    • 2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten.
  • c. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  • d. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  • e. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.

22.5 Ontheffing van de gebruiksregels
22.5.1 Ontheffing logies met ontbijt

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 22.1onder a voor het aanbieden logies met ontbijt in een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. Er mag in maximaal 2 kamers tegelijkertijd logies worden aangeboden.
  • b. Het oppervlak voor logies en ontbijt bedraagt ten hoogste 100 m2.
  • c. De woning is geschikt voor permanente bewoning en wordt bewoond door de hoofdbewoner(s).
  • d. Er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving.
  • e. Er mogen slechts terughoudende reclame-uitingen worden geplaatst, neonreclame is niet toegestaan.

22.5.2 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 22.4onder d voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. Ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is.
  • b. Ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.
  • c. Ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan.
  • d. Per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan.
  • e. Ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

22.6 Aanlegvergunning
22.6.1 Aanlegverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' geldt het aanlegvergunningenstelsel van artikel 31.1.

22.7 Wijzigingsbevoegdheid
22.7.1 Wijziging doortrekken Triangellaan

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding ' wro-zone-wijzigingsgebied-4' de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied', met inachtneming van het volgende:

  • a. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • b. Wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.