direct naar inhoud van 6.2 Bodem en water
Plan: Dongen Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2009000001-0001

6.2 Bodem en water

De opbouw en kwaliteit van bodem en water (de abiotische omstandigheden) zijn bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de verschillende functies in het plangebied.

De bodemkundige en hydrologische omstandigheden bepalen in belangrijke mate de gebruiksmogelijkheden en de aanwezigheid van natuur- en landschapswaarden.

Bodem

Bodemopbouw

De gemeente ligt op de overgang van zand naar veen. De grens tussen zand en veen ligt net ten zuiden van 's Gravenmoer. Het zandgebied is in de periode van de laatste ijstijden gevormd door de wind en heeft in hoofdzaak een vlakke ligging: een dekzandvlakte. Door de relatief lage ligging is het gebied later vochtiger geworden; enerzijds door de stijgende zeespiegel na de ijstijden en anderzijds door de afvoer van beken. Door die natte omstandigheden is ten noorden van Dongen een veenpakket gevormd, dat naar het noorden toe steeds dikker werd. Vanaf het eind van de 13e eeuw zijn de veengronden afgegraven (turfwinning) en ontgonnen. Als gevolg daarvan is de betrekkelijk dunne veenlaag ten noordoosten van Dongen verdwenen.

De kern Dongen is gelegen op een hogere dekzandrug. De dekzandrug wordt doorsneden door de Donge.

Behalve door de afgraving van het veen is het maaiveld in de loop van de tijd plaatselijk ook opgehoogd. Langs de oude ontginningslinten in Dongen (Lage Ham, Eindsestraat en Groenstraat) zijn in de loop van de tijd oude bouwlanden ontstaan door het opbrengen van een mengsel van mest en plaggen. Daardoor zijn enkeerdgronden ontstaan, die in het landschap herkenbaar zijn door de hogere ligging ten opzichte van de omgeving. Met name aan de Groenstraat zijn deze oude bouwlanden (bolle akkers) nog gaaf.

De hoogteligging in de gemeente neemt globaal van zuid naar noord af van zo'n 6 meter boven tot iets onder N.A.P.

Bodemkwaliteit

Uit de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart blijkt dat er potentiële verontreinigingen in het buitengebied zijn, berustend op historisch onderzoek. Het betreft met name erven in de lintbebouwing. Deze gebieden moeten als verdacht worden beschouwd.

Er is provinciaal een inventarisatie uitgevoerd naar de voormalige stortplaatsen. Onder andere aan de Moersedreef ligt een voormalige stortplaats. Bij nieuwe ontwikkelingen is van belang dat de risico's voor de volksgezondheid worden geminimaliseerd. In veel gevallen betekent dit dat de afdeklaag opgehoogd zal moeten worden.

Water

Het watersysteem

De buitengebied van Dongen is geheel gelegen binnen het stroomgebied van de Donge. De belangrijkste elementen uit het oppervlaktewatersysteem zijn de Donge, het Wilhelminakanaal, de Vaart / 's Gravenmoersevaart, het Molenvaartje en de Onkelsloot / Fazantenloop. De zandwinning aan de Moersedreef is een geïsoleerd element in het watersysteem.

Op basis van het grondwatersysteem zijn er in de gemeente twee deelgebieden te onderscheiden:

  • kwelgebied met relatief hoge grondwaterstanden: ten zuiden van het Wilhelminakanaal (Tichelrijt) en ten noorden van de Hoge Dijk/Lage Dijk;
  • intermediair gebied met periodiek kwel of infiltratie en variërende grondwaterstanden.

Kwelgebieden

Het kwelwater in het gebied ten noorden van 's Gravenmoer is vooral regionaal van oorsprong; het kwelwater ten zuiden van Dongen is met name van lokale oorsprong.

Vanuit het huidige watersysteem zijn in deze gebieden intensieve gebruiksfuncties (stedelijke functies en glastuinbouw) ongewenst. Daarvoor is in het algemeen een grotere drooglegging en een betere ontwatering vereist, wat strijdig is met een duurzaam waterbeheer: vanuit de duurzaamheidsgedachte dient het gebiedseigen water juist te worden vastgehouden. Geschikte functies voor dergelijke gebieden zijn op de waterhuishouding afgestemde landbouw, natte natuur, vasthouden van gebiedseigen water (retentie) en waterbuffering.

Met name in het kwelgebied ten noorden van de Hoge Dijk is het, bezien vanuit het watersysteem, gewenst om de kwelpotenties te versterken, door het vasthouden van gebiedseigen water. Dit gebied leent zich goed voor voortzetting van een op het watersysteem afgestemd agrarisch gebruik (weidebouw), in combinatie met natuurontwikkeling en waterberging.

Intermediair gebied

In de intermediaire gebieden is water slechts in beperkte mate sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat diverse ontwikkelingen mogelijk zijn; wel is vanuit het watersysteem een aantal aanvullende maatregelen gewenst, zoals:

  • het vasthouden van gebiedseigen water;
  • het behoud van infiltratiemogelijkheden ten behoeve van grondwateraanvulling;
  • het benutten van het oppervlaktewaterstelsel voor berging en afvoer van water wanneer de bergingscapaciteit van de bodem is benut;
  • het afvlakken en zoveel mogelijk voorkomen van piekafvoeren;
  • de bescherming van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.

De waterhuishouding (peilbeheer, ont- en afwatering) in het intermediair gebied is - overeenkomstig de agrarische hoofdfunctie in het waterbeheer - hoofdzakelijk afgestemd op het landbouwkundig gebruik en op de voorkomende bebouwing.

In het intermediaire gebied zijn relatief veel kassen gelegen. Waterbuffering kan worden benut voor de berging van regenwater van kassen, waardoor de piekafvoer als gevolg van het verharde oppervlak wordt afgevlakt.

Ten zuiden van de zandwinning Moersedreef komt in het intermediaire gebied een natter gebied voor. In dit gebied is bezien vanuit het watersysteem de ontwikkeling van intensieve functies niet gewenst. Voor dit gebied is een inrichting die aansluit bij de plannen voor de zandwinplas (natuur- en beperkte recreatieontwikkeling) denkbaar. Daarbij dient de waterkwaliteit nader te worden bezien.

Knelpunten in het watersysteem

Bij de normalisatie van de Donge is de oorspronkelijke bovenloop afgekoppeld; de bovenloop wordt in het Wilhelminakanaal geloosd. De Donge wordt nu gevoed door de Leij.

Als gevolg van het normaliseren van de beek, de toegenomen oppervlakte verhardingen en de drainage van de landbouwgronden wordt regenwater snel afgevoerd. Door het jaar heen ontstaan hierdoor grote peilfluctuaties en sterke verschillen in stroomsnelheden.

Gevolg van de snelle waterafvoer is dat er in de zomer watertekorten optreden voor de landbouw (verdroging). In het gebied ten noorden van 's Gravenmoer kan in droge perioden (Maas)water worden ingelaten. Dit water heeft een andere chemische samenstelling dan het gebiedseigen water, hetgeen uit het oogpunt van een natuurlijk watersysteem en uit ecologisch oogpunt ongewenst is. In het overige deel van de gemeente is wateraanvoer niet mogelijk.

Een groot deel van de oevers van de Donge en andere waterlopen in het gebied is vastgelegd door middel van beschoeiingen, waardoor (ecologisch waardevolle) natuurlijke oevers en geleidelijke water-land-overgangen schaars zijn geworden.

De water(bodem)kwaliteit is in het verleden sterk beïnvloed door met name de leerlooierijen, de schoenindustrie, overige industriële activiteiten en de lozing van ongezuiverd huishoudelijk afvalwater. Sinds de jaren 70 zijn veel vervuilingsbronnen gesaneerd en is de waterkwaliteit verbeterd. Daarnaast is door sanering van vrijwel alle vervuilde waterbodems de water(bodem)kwaliteit sterk verbeterd.

Kaderrichtlijn Water

In het verleden zijn er vanuit de Europese Unie vele richtlijnen verschenen die (indirect) invloed hebben op water (onder andere Nitraatrichtlijn, Zwemwaterrichtlijn). Om tot een meer integrale Europese aanpak van water te komen is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. Het vastleggen van de doelstellingen is verplicht, maar de weg ernaartoe wordt niet centraal gestuurd. Doelstellingen worden vertaald in maatregelen, deze maatregelen worden op maatschappelijke haalbaarheid getoetst en indien noodzakelijk bijgesteld. Vervolgens moeten de maatregelen worden uitgevoerd.

Toekomstige ontwikkelingen

Conform het huidige beleid, streven waterbeheerder en gemeente naar een duurzamer waterbeheer in het plangebied. Algemene uitgangspunten daarbij zijn:

  • bevorderen van de veiligheid (tegengaan van overstromingen en wateroverlast);
  • voorzien in waterberging, zowel bij de kernen ten behoeve van de opvang van afgekoppeld regenwater uit de kernen als in het landelijke gebied;
  • streven naar de juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit in relatie tot de functie van een gebied waarbij rekening wordt gehouden met herstel en ontwikkeling van natuurlijke processen;
  • herstellen, bevorderen en benutten van de natuurlijke kwaliteiten van het watersysteem;
  • behouden en versterken van de herkenbaarheid van het water als beeldbepalend en cultuurhistorisch element in het landschap.

De Donge, het Wilhelminakanaal en de 's Gravenmoerse Noordkade hebben een functie als natte ecologische verbindingszone. Inrichting en beheer van de waterlopen moeten worden afgestemd op deze functie. Herstel van het natuurlijke karakter van de overige waterlopen genoemd in het reconstructieplan wordt binnen de plantermijn niet verwacht.

Het kwelgebied ten noorden van de Hoge Dijk en het Rijensebroek maken deel uit van grote zoekgebieden voor waterberging. Doel van de waterberging is het afvlakken van piekafvoeren en het bufferen van water, zodat minder water hoeft te worden ingelaten. Naar verwachting wordt deze waterberging niet binnen de plantermijn gerealiseerd ("reserveringsgebied 2016" uit het reconstructieplan).

In het intermediaire gebied vindt waterconservering plaats. Mogelijk worden in de toekomst nog wateraanvoervoorzieningen gerealiseerd.

Het landelijk gebied ten oosten en noorden van Dongen is door de provincie aangewezen als vestigingsgebied c.q. mogelijk doorgroeigebied voor glastuinbouw. Grootschalige glastuinbouw leidt echter tot een forse toename verhard oppervlak, met belangrijke consequenties voor het watersysteem: toename van drainage, extra verdroging en hogere piekafvoeren. Op dit punt zullen eisen worden gesteld aan de bedrijven die zich willen vestigen.

Verwacht wordt dat in de toekomst de waterkwaliteit zal verbeteren. Het aangescherpte mestbeleid en de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water zullen hieraan bijdragen evenals de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan en het op basis van vrijwilligheid meewerken aan een natuurlijker waterbeheer (blauwe diensten). De maatregelen die op basis van deze richtlijnen en plannen zullen worden genomen zijn slechts in beperkte mate ruimtelijk relevant en / of nog onvoldoende concreet om bestemmingsplanmatig geregeld te kunnen worden.

Bouwstenen voor het bestemmingsplan

Voor de aspecten bodem en water worden de volgende bouwstenen voor de gebiedsvisie geformuleerd:

  • vanuit de faciliterende rol van waterbeheer afstemmen waterhuishouding op de verschillende grondgebruiksfuncties (inclusief waterberging en natuurwaarden);
  • afstemming waterhuishouding LOG Moersedreef op landbouwkundige ontwikkeling, met speciale aandacht voor het natte intermediair gebied bij de zandwinning Moersedreef;
  • realiseren van waterberging nabij de kernen voor opvang van water uit het bebouwde gebied;
  • zo natuurlijk mogelijk inrichten van waterlopen en inrichten van de ecologische verbindingszones Wilhelminakanaal en de Donge / 's Gravenmoerse Noordkade;
  • bescherming voor de natuurwaarden die sterk gerelateerd zijn aan water;
  • verbeteren van de waterkwaliteit.