direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie
Plan: Dongen Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2009000001-0001

Artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarisch bedrijven;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden;

en tevens voor:

  • c. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen, en voorzieningen voor opslag voor zover de voorziening is aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat een binnen een bouwvlak reeds aanwezige woning als bedrijfswoning wordt aangemerkt;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   200 m²/750 m³  
bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen / per woning   3,5 m   7 m   80 m²  
silo's (met uitzondering van mestopslagruimten)     12 m    
mestopslagruimten     6 m   2.500 m³  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties   6 m   10 m    
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   11 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 m    

  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • e. de afstand van gebouwen, kassen en / voorzieningen voor opslag – voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de voorgevel van een gebouw, kas of voorziening voor opslag - voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde - wordt in of achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw (bedrijfsgebouw) gebouwd; 3indien de bedrijfswoning dichter bij de weg is gelegen dan het hoofdgebouw, mag tot op 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunende kassen, permanente tunnels of boogkassen bedraagt ten hoogste 1.000 m²per bouwvlak;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerij bedraagt ten hoogste 1.000 m².

5.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag - toegestaan;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ontheffing overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a voor de bouw van een gebouw of voorziening voor opslag die de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 15 m overschrijdt, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering, milieuwetgeving of wetgeving op het terrein van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende gebouw of de voorziening, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

5.3.2 Ontheffing hoogte silo's

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.1 onder c voor de bouw van een silo tot een bouwhoogte van 15 m of een mestopslagruimte tot een bouwhoogte van 8 m, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing is alleen toelaatbaar indien dit voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing van het betreffende deel van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan op bouwvlakken;
  • b. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden gedurende een jaar;
  • e. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • f. de opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • g. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 5.1 onder c, is tabel 5.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 5.1;
    • 2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    • 3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut;
  • h. het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.

Tabel 5.1.

nevenfunctie   toelaatbaarheid   maximale omvang binnen bestaande bebouwing  
verbrede landbouw  
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten   +   100 m²  
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten   +   100 m²  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   +   -  
blauwe diensten   +   -  
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   O   400 m²  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten  
vis-, escargots- of wormenkwekerij   +   400 m²  
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing   +   1.000 m²  
agrarische loonbedrijven   O   1.000 m²  
veehandelsbedrijven, foeragehandel   O   400 m²  
veearts, hoefsmederij   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   O   400 m²  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan   O   400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf   O   400 m²  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing   O   1.000 m²  
recreatieve functies  
paardrijactiviteiten   +   400 m²  
manege / rijschool   O   400 m²  
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein   +   -  
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)   +   100 m²  
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)   +   400 m²  
kleinschalig kamperen   O   200 m²  
overige dienstverlening:  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   +   100 m²  
dierenpension, hondenfokkerij   O   400 m²  

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of een bijgebouw bij de woning, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  • d. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

5.5.2 Ontheffing tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder h voor het tijdelijk huisvesten van seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. de ontheffing kan worden verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 200 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing kan tevens worden verleend voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 500 m²;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de tijdelijke huisvesting is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • f. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • i. indien ontheffing wordt verleend als genoemd onder b, wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • j. ontheffing als bedoeld onder b wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.5.3 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder g ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 5.1 voor de betreffende gronden met een O aangegeven nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • b. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • d. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  • e. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen niet is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  • i. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  • j. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    • 1. 500 m²;
    • 2. 2.000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. ten behoeve van het kleinschalig kamperen is het bepaalde in 5.5.4 en 5.5.5 van toepassing.

5.5.4 Ontheffing ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor het toestaan van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 5.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 15 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • j. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • k. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

5.5.5 Ontheffing ten behoeve van uitbreiding kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden en bestaande bebouwing voor de uitbreiding van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt slechts verleend voor de gronden in tabel 5.1 in de regel 'kleinschalig kamperen' met een O aangegeven;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend voor ten hoogste 25 seizoensgebonden standplaatsen;
  • c. ten behoeve van sanitair en ondersteunende voorzieningen mag ten hoogste 200 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  • e. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • f. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • i. zorg wordt gedragen voor een ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • j. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  • l. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • m. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 5.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie met een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling ten hoogste 2.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.

5.5.6 Ontheffing ten behoeve van voorzieningen voor opslag buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder e voor het gebruiken van een voorziening voor opslag, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt uitsluitend verleend voor opslagvoorzieningen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. ontheffing ten behoeve voor de opslag van mest wordt verleend voor een bassin in de vorm van een mestzak of foliebassins;
  • c. de inhoud van een mestbassin bedraagt per bedrijf ten hoogste 2.500 m³;
  • d. het gebruik van een bassin ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplan-tingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 m;
  • i. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

5.5.7 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder a, ten behoeve van een paardenbak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 1.200 m²;
  • b. ontheffing wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  • c. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. het gebruik van verlichting en een geluidsinstallatie is niet toegestaan;
  • f. ontheffing is slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast
  • g. voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 3 m;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
5.6 Aanlegvergunning
5.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap, natuur en cultuurhistorie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het graven of dempen van sloten en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het planten, verwijderen, kappen of rooien van (fruit)bomen of andere opgaande beplanting met uitzondering van het aanbrengen van gebiedseigen beplanting (elzenhagen en knotwilgen) die ter versterking van de landschappelijke kwaliteit worden aangeplant;
  • f. het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  • g. het aanleggen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen een bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

5.6.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, cultuurhistorische en / of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

5.7 Wijzigingsregels
5.7.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van het bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden – landschap, natuur en cultuurhistorie wijzigen in de bestemming Wonen-2 en Agrarisch met waarden – landschap, natuur en cultuurhistorie – zonder bouwvlak- met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen niet mogen worden vergroot;
  • b. bestaande nevenfuncties zoals bedoeld in tabel 5.1 als vervolgactiviteit zijn toegestaan;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd;
  • d. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. wijziging alleen is toegestaan indien handhaving van de bestemming Agrarisch met waarden – landschap, natuur en cultuurhistorie niet in de rede ligt.

5.7.2 Wijziging ten behoeve van tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. de tweede bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. voor het overige is het bepaalde in lid 35.3 van toepassing.

5.7.3 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging is slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, en / of landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast als voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  • f. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.