direct naar inhoud van Regels
Plan: Oldenburgerstraat E99 te Nieuwe Pekela
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0765.01BPJOlburgstrE99-0402

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Oldenburgerstraat E99 te Nieuwe Pekela van de gemeente Pekela met het indentificatienummer NL.IMRO.0765.01BPJOlburgstrE99-0402;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererf:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.8 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bestaande:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goeen alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);ederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 dove gevel:

een gevel waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de cumulatieve geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een gevel waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimt;

1.21 erf:

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een Beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidsgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

1.24 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.25 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.26 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15° ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken;

1.27 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.28 kampeerplaats:

een afgeschermd terrein van beperkte omvang waarop één tot ten hoogste drie kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;

1.29 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.30 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.32 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikt bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

De gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, dan wel diens rechtsopvolger.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd (zoals tuinschuur, tuinkas e.d.);
  • b. de totale gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m2;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 1 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt voor het verlengde van de naastgelegen woning J. Oldenburgerstraat E99 niet meer dan 1 m en daarachter niet meer dan 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, dan wel diens rechtsopvolger.

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;

al dan niet in combinatie met:

  • b. aan huis verbonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. water;
  • i. wegen met een functie voor ontsluiting van aanliggende gronden;

met de daarbij behorende:

  • j. woningen;
  • k. bijbehorende bouwwerken;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende algemene bouwregel:

  • a. voor het bouwen van gebouwen geldt dat ten hoogste 50% van een erf mag worden bebouwd.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste één;
  • c. de afstand van de voorgevel tot de naar de weg gekeerde bouwgrens bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande afstand;
  • d. de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' moeten de gevels en de kap van het hoofdgebouw als dove of blinde gevel c.q. kap worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mag het hoofdgebouw niet worden gebruikt als geluidsgevoelige ruimte;
  • g. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • h. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 200 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • i. bijbehorende bouwwerken dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde in lid 4.2.3 (regeling bijbehorende bouwwerken).
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op het achtererf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 70 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 5,5 m op een afstand van 3 m uit de perceelgrens.
  • d. de bijbehorende bouwwerken worden op het achtererf gebouwd op minimaal 3 m achter de gevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • e. de bijbehorende bouwwerken moet qua vorm en gebruik functioneel verbonden zijn met de woonfunctie op het perceel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van het gebruik als geluidsgevoelige ruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn de gronden niet aan te merken als achtererfgebied , zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, in zoverre dat voor geluidsgevoelige ruimte gebruikte vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn uitgesloten.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een bouwvlak met het oog op een goede aansluiting bij de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van de watergangen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de bebouwingskarakteristiek van de straat;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het woon- en leefklimaat van de direct aangrenzende woonbebouwing;

een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.3, sub b:
    voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk tot een oppervlak van:
    • 1. maximaal 80 m², bij een perceel dat groter is dan 500, maar niet groter is dan 750 m²;
    • 2. maximaal 90 m²; bij een perceelsgrootte van 750 m² tot 1.000 m²;
    • 3. maximaal 100 m², bij een perceelsgrootte van 1.000 m² tot 1.250 m²;
    • 4. maximaal 110 m², bij een perceelsgrootte van 1.250 m² tot 1.500 m²;
    • 5. maximaal 120 m², bij een perceelsgrootte van 1.500 m² tot 1.750 m²;
    • 6. maximaal 130 m², bij een perceelsgrootte van 1.750 m² tot 2.000 m²;
    • 7. maximaal 140 m², bij een perceelsgrootte van 2.000 m² tot 2.250 m²;
    • 8. maximaal 150 m², bij een perceelsgrootte vanaf 2.250 m² en groter.
  • b. lid 4.2.3, sub c:
    voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 6 m, wanneer wordt voldaan aan de volgende criteria:
    • 1. het perceel waarop de bijbehorende bouwwerken worden opgericht is gelegen binnen het stedelijk gebied en;
    • 2. de bouwhoogte op de perceelgrens mag niet meer bedragen dan 3 m en deze mag worden verhoogd in een rechte lijn naar ten hoogste 6 m op een afstand van 3,6 m uit de perceelgrens.
  • c. lid 4.2.3, sub d:
    voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op het achtererf op minimaal 1 m achter de gevelrooilijn van het hoofdgebouw.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf en logiesverstrekking en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en/of opstallen voor wonen - met inachtneming van het bepaalde in sub c - indien de gevel en de kap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' niet zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden als dove gevel c.q. kap;
  • c. het gebruik van de gronden en/of opstallen voor geluidsgevoelige ruimte ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn de gronden niet aan te merken als achtererfgebied , zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, in zoverre dat voor geluidsgevoelige ruimte gebruikte vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn uitgesloten.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik voor een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. de woonfunctie moet in overwegende mate worden gehandhaafd, dit betekent dat:
      • de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
      • de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
      • maximaal 40% van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 50 m²;
      • degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn;
    • 2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
      • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang, uitstraling en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • geen omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
      • bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in het bij deze regels behorende 'Lijst toegestane bedrijven aan huis' of daarmee zijn gelijk te stellen;
      • geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf;
      • uitstalling en bezichtigen van goederen is niet toegestaan;
      • buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
      • het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
      • het bedrijfsmatig parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein;
      • reclame-uitingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de vergunningsvrije vormen.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in milieucategorie 1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijven'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
      • de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond;
      • de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
      • de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen wordt geplaatst;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
      • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
  • f. het oprichten van een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein bij woningen, met dien verstande dat:
      • de woning een legale nevenfunctie heeft op het gebied van toerisme en/of recreatie;
      • het perceel behorende bij de woning een minimale oppervlakte heeft van 2.000 m²;
      • het perceel niet is gelegen in een omgeving die voor meer dan de helft bestaat uit woningen;
      • het aantal kampeerplaatsen niet meer bedraagt dan 25;
      • de kampeerplaatsen zijn gesitueerd binnen het terrein dat op grond van het vigerende bestemmingsplan is bestemd voor Woongebied. Indien dat niet mogelijk is, moeten de kampeerplaatsen direct aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gerealiseerd;
      • er geen stacaravans, chalets en/of trekkershutten worden opgericht;
      • de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een kampeerplaats minimaal 25 m bedraagt;
      • de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw op het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
      • de afstand van een kampeerplaats tot de erfgrens van het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
      • de onderlinge afstand tussen kleinschalige verblijfsrecreatieterreinen minimaal 500 m bedraagt;
      • sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan;
      • permanente bewoning anders dan van dienstwoningen niet is toegestaan;
      • het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.
6.2 Uitzonderingen

De onder lid 6.1, sub a bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet ten aanzien van:

  • a. de hoogte van reclamemasten (ten hoogste 6 m),
  • b. de maximale oppervlakte van woningen en bijbehorende bouwwerken, voor zover niet gelegen in stedelijk gebied(ten hoogste 300 m2);
  • c. de hoogte van antennes (ten hoogste 25 m).
6.3 Voorwaarden
  • a. De onder 6.1 sub d tot en met f toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
  • b. De onder 6.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

7.2 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • c. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • d. de dakhelling;
  • e. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

  • de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte, met uitzondering van:
  • gevallen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte worden vergroot en de bestaande goot- en bouwhoogten van omliggende bebouwing lager zijn en niet ook worden vergroot;
  • in de welstandsnota specifiek aangegeven karakteristieke panden;
  • de binnen de regels te realiseren oppervlakte van bebouwing wordt verminderd met meer dan 15%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Oldenburgerstraat E99 te Nieuwe Pekela.