direct naar inhoud van Regels
Plan: Helmondseweg 128
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BPW201301-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het wijzigingsplan 'Helmondseweg 128' van de gemeente Deurne;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrische bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BPW201301-C001 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 Aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Onder de aan-huis-verbonden beroepen worden onder meer een huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent en architect begrepen;

 

1.6 Afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij een hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier uitdrukkelijk niet onder;

1.7 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.8 Ambachtelijk bedrijf

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.9 Bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.10 Bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;

 

1.11 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 Bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

1.14 Bestaand
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.15 Bestaande woning

een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was krachtens een onherroepelijke bouwvergunning, thans omgevingsvergunning geheten, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke bouwvergunning of waarvoor de verleende bouwvergunning nog onherroepelijk wordt.

1.16 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.19 Bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.20 Bijzondere woonvormen

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens;

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 Cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.31 Escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;

1.32 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 GSM-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s);

1.34 GSM-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installaties kan (kunnen) worden geplaatst;

1.35 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.36 Mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.37 Nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.

verduidelijking:

de herbouw van een woning valt hier niet onder; wel een woning die ontstaat door woningsplitsing.

1.38 Nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden;

1.39 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 Ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.41 Operator/provider

aanbieder van een mobiel netwerk;

1.42 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.43 Peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.44 Perceelgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.45 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 Raoming

het gebruik van (delen van) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;

1.47 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 Site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast;

1.49 Voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.50 Wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.51 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de (zijdelingse)perceelgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een bouwwerk;

2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak

de oppervlakte van alle op het bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen;

2.3 De breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.4 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 De verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk;

2.10 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen voor:

- wonen, voorzover het betreft bestaande woningen, dan wel voorzover aangeduid met de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" voor nieuwe woningen zoals aangegeven;

- bestaande bijzondere woonvormen;

- openbare nuts- en verkeersvoorzieningen;

  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50% bedragen, met uitzondering van:
    • 1. bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m2, waarvoor het bebouwingspercentage ten hoogste 60% per bouwperceel mag bedragen.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen, en bijzondere woonvormen;
  • b. het bouwen van nieuwe woningen is alleen toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en met inachtneming van het aangegeven maximum aantal;
    • 2. indien de nieuwe woningen met de voorgevel worden gebouwd aan een bestaande weg;

en indien wordt voldaan aan de navolgende regels;

  • c. herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plekke van de bestaande woningen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels;
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg mag niet minder dan 8 meter en niet meer dan 10 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 7 meter;
  • g. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • j. vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;
  • k. bestaande situaties, die afwijken van bovenstaande bouwregels voor hoofdgebouwen mogen bij herbouw worden gehandhaafd.

3.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijgebouw dient ten minste 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Dit geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
  • d. bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, ten hoogste bedragen:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2;
  • f. van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2;
  • g. de horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 18 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, ten hoogste 3,20 meter en de bouwhoogte ten hoogste 6,50 meter bedragen. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken mag de goothoogte ten hoogste 4,50 meter bedragen;
  • i. de bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;
  • j. bestaande situaties, die afwijken van bovenstaande bouwregels voor bijgebouwen mogen bij herbouw worden gehandhaafd, mits het geen illegale bouwwerken betreft.

3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.5 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. de bouw van zwembaden is toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 j. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 d. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in 3.2.3 b. voor het bouwen van carports, mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. het bepaalde in 3.2.3 b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,50 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 3.2.3 c. voor een grotere afstand tot maximaal 2 meter, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 3.2.3 d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in 3.2.6 a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. op hoeksituaties van wegen, mits gelegen naast het hoofdgebouw, op ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, tot ten hoogste 2 meter;
    • 2. mits dit met het oog op geluidsoverlast is gewenst en de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan huis verbonden beroepen

Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gebouwen en gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf;
  • c. kamerbewoning.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van bijzondere woonvormen, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en indien de voorkeursgrenswaarden dan wel de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden;
  • b. het bepaalde in 3.4.1 b. tot maximaal 75 m2, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel;
  • c. het bepaalde in 3.4.2 b voor het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
    • 3. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de categorieën 1 of 2;
    • 4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
    • 5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitzondering ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

5.3 Parkeren

Een omgevingsvergunning slechts wordt verleend, mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende aanvraag op het eigen terrein in de parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2009".

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Het is verboden de in het artikel Woongebied bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

6.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van woningen voor bed&breakfast voorzieningen;
  • c. het gebruik voor een seksinrichting, prostitutie of escortbedrijf;
  • d. het gebruik voor bouwwerken voor recreatieve nachtverblijven als bedoeld in artikel 3 sub 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Afhankelijke woonruimte
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 onder a. om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a. wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

6.3.2 Bed & breakfastvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 onder b. teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • f. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 15 bedden toegestaan. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • k. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,20 meter bedraagt;
    • 3. de (nok)hoogte van gebouwen niet meer dan 5,50 meter bedraagt;
    • 4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • d. voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSMmasten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd.
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast.
    • 3. de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 9 Overige regels

Overtreding van het bepaalde in Artikel 6 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig srafbaar op grond van deze wet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Verbod
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Helmondseweg 128'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 januari 2014.

De voorzitter,

……….