Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kievitweg 9, Deurne
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0762.BP202006-C001

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  

Artikel 1 Begrippen

 
1 plan
 
het bestemmingsplan 'Kievitweg 9, Deurne' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP202006-C001 van de gemeente Deurne.
  
2 bestemmingsplan
 
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
  
3 aan-huis-verbonden bedrijf
 
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
  
4 aan-huis-verbonden beroep
 
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
  
5 aanduiding
 
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
6 aanduidingsgrens
 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
7 afhankelijke woonruimte
 
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.
  
8 agrarisch bedrijf
 
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:
  1. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  2. een glastuinbouwbedrijf;
  3. een veehouderij;
  4. een overig agrarisch bedrijf.
     
a (vollegronds)teeltbedrijf
 
een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
  
b glastuinbouwbedrijf
 
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
  
c veehouderij
 
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren. Hierbij worden de volgende typen onderscheiden:
  
c1 intensieve veehouderij (iv)
 
een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, zoals rundveemesterij, varkenshouderij, vleeskalverhouderij, pluimveehouderij, geitenhouderij, schapenhouderij of pelsdierhouderij, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
  
pelsdierhouderij (sa - pdh)
 
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van pelsdieren.
  
geiten- en/of schapenhouderij (sa - ge/sh)
 
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van geiten en/of schapen.
  
c2 overige veehouderij (sa-ovh)
 
een veehouderij met een bedrijfsvoering gericht op het fokken, mesten en houden van dieren, met een bedrijfsvoering die niet geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
  
d overig agrarisch bedrijf
 
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een (vollegronds)teeltbedrijf, glastuinbouwbedrijf of veehouderij, zoals een:
  • paardenhouderij;
  • agrarisch bedrijf gericht op het telen van vissen, wormen, insecten of het houden van een diersoort anders dan opgenomen in het begrip veehouderij;
  • agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals witlof of champignons.
  
9 agrarisch technisch hulpbedrijf
 
een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en mesthandel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
  
10 agrarisch verwant bedrijf
 
een buitengebied gebonden bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, zoals een hoveniersbedrijf, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
  
11 arbeidsmigranten
  1. personen die tijdelijk in Nederland verblijven, die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten (arbeidsmigranten);
  2. arbeidsmigranten die zijn ingeschreven bij een ABU (Algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen) of VIA (Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars) gecertificeerd uitzend- en/of detacheringsbureau;
  3. arbeidsmigranten die noodzakelijk zijn voor een particulier in de gemeente Deurne gevestigd bedrijf. Het bedrijf moet aantonen dat de arbeidsmigranten gedurende de gevraagde periode noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering. Hiervoor moet in ieder geval een onderbouwing met de werkzaamheden worden ingediend, waaruit de arbeidsbehoefte over de gevraagde periode naar voren komt; 
   
12 archeologische waarden
 
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
  
13 bebouwing
 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  
14 bed & breakfast
 
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.
  
15 bedrijfsactiviteiten
 
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
     
16 bedrijfsgebouw
 
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
  
17 bedrijfswoning
 
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
        
18 bestaand
  1. bij bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. 
 
19 bestemmingsgrens
 
de grens van een bestemmingsvlak.
  
20 bestemmingsvlak
 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
     
21 bevoegd gezag
 
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
  
22 bijgebouw
 
een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
  
23 bos
 
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
  
24 bouwlaag
 
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
  
25 bouwen
 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  
26 bouwgrens
 
de grens van een bouwvlak.
 
27 bouwperceel
 
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan alsmede verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het bouwvlak;
  
28 bouwperceelgrens
 
een grens van een bouwperceel.
  
29 bouwvlak
 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
  
30 bouwwerk
 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  
31 bouwwerk, geen gebouw zijnde
 
elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
  
32 buitengebied gebonden bedrijf
 
een bedrijf dat door de aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden is, of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Nader te onderscheiden in:
  1. agrarisch technisch hulpbedrijf;
  2. agrarisch verwant bedrijf;
  3. recreatieve activiteit. 
33 cultuurhistorische waarden
 
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
  
34 dagrecreatie
 
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
  
35 detailhandel
 
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.
  
36 diepploegen
 
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.
  
37 diepwoelen
 
een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.
        
38 evenement
 
voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.
    
39 extensief recreatief medegebruik
 
die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
  
40 gebouw
 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  
41 groenblauwe mantel
 
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
        
42 hoofdgebouw
 
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
    
43 houtproductie
 
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
  
44 hoveniersbedrijf
 
een buitengebied gebonden bedrijf dat is gericht op het kweken of het kweken en verkopen van planten en siergewassen en gericht op het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.
   
45 huishouden
 
een aantal aan elkaar, door familie- of daarmee gelijk te stellen band, gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.
  
46 huisvesting arbeidsmigranten
  1. structurele huisvesting: als er 6 maanden of langer per kalenderjaar sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten. Dit kan de huisvesting van wisselende arbeidsmigranten betreffen. Het gaat erom, dat de woonvoorzieningen gedurende minimaal 6 maanden per kalenderjaar in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
  1. tijdelijke huisvesting: als er maximaal 6 maanden per kalenderjaar sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering. Dit kan de huisvesting van wisselende arbeidsmigranten betreffen. Het gaat erom, dat de woonvoorzieningen gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar in gebruik zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Tijdelijke huisvesting is binnen en buiten de bebouwde kom mogelijk ten behoeve van een particulier in Deurne gevestigd bedrijf.
   
47 kampeermiddel
 
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
     
48 karakteristieke bebouwing
 
een gebouw of een ensemble van gebouwen dat/die door de architectonische verschijning (zoals materiaalgebruik, gevelindeling/-opbouw) een beeldbepalend element vormt in het buitengebied van Deurne.
       
49 kleinschalig kamperen
 
kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.
     
50 kwaliteitsverbetering van het landschap
 
kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
     
51 landbouwmechanisatiebedrijf
 
een agrarisch technisch hulpbedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het ontwikkelen, verhuren en herstellen van landbouwmachines;
  
52 landschappelijke waarden
 
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
  
53 lawaaisport
 
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
  
54 logies
 
verblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
  
55 loonwerkbedrijf
 
een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan (agrarische) bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, inclusief civiel-technische grondverzetwerkzaamheden.
     
56 mantelzorg
 
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
  
57 mestbewerking
 
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
  
58 milieucategorie
 
classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan hebben op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en bestaat uit zes categorieën: 1 tot en met 6. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu.
  
59 natuurwaarden
 
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
  
60 nevenactiviteit
 
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.
  
61 nutsvoorziening
 
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
      
62 overtollige bebouwing
 
bebouwing die niet (meer) wordt gebruikt voor het doel, dan wel ten behoeve van de bestemming waar deze oorspronkelijk voor is gebouwd.
     
63 pension
 
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
  
64 recreatief medegebruik
 
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
  
65 recreatieve activiteit
 
extensieve vormen van buitengebied gebonden dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, een theehuis/theetuin, een kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, een groepsaccomodatie en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven, alsmede bij de recreatieve activiteit behorende en passende onderschikte horeca.
  
66 recreatiewoning
 
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
  
67 seksinrichting
 
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
  
68 silo
 
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden voor mest of voer bij agrarische bedrijven.
  
69 sloop
 
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken inclusief vloeren en alles wat onder de vloeren aanwezig is, voerkuilen, silo's, overkappingen, verhardingen en andere bijgebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn.
      
70 statische opslag
 
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.
     
71 trekkershut
 
een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf en een oppervlakte heeft van ten hoogste 30 m2.
      
72 verblijfsrecreatie
 
recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
     
73 voorgevel
 
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
  
74 voorgevelrooilijn
 
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:
  1. op een afstand van de weg die gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
  3. indien geen afstand tot de weg is voorgeschreven, de lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
75 voorzijde bouwvlak
 
de zijde van het bouwvlak die naar de openbare weg gelegen is waarop het bouwperceel ontsloten wordt.
     
76 waterloop/watergang
 
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
    
77 wijstgrond
 
Wijst betreft een unieke combinatie van hydrologische, aardkundige, landschappelijke en ecologische verschijnselen die zich voordoen langs breuken in de aardlagen die de in Oost-Brabant gelegen Peelhorst flankeren. Dit manifesteert zich het duidelijkst op de lijn Liesel-Deurne-Bakel-Gemert-Boekel-Uden-Nistelrode.
  
78 woning
 
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
  
79 (woon)boerderijpand
 
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
  
80 (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde
 
een (woon)boerderijpand, dat is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument, of gekenschetst kan worden als een karakteristieke kop-hals-romp-boerderij of lang-of kortgevelboerderij dan wel een wederopbouwboerderij, die tot ongeveer 1955 is gebouwd, waarvan behoud van het karakter van het pand wordt nagestreefd.
     
81 zelfstandige wooneenheid
 
een wooneenheid, die beschikt over een eigen toegang en over eigen voor bewoning noodzakelijke voorzieningen zoals keuken, douche/badkamer en toilet.
    

  

Artikel 2 Wijze van meten

 
de dakhelling
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  
de bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  
de goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als goothoogte aangemerkt.
  
de inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  
de oppervlakte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  
peil
 
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel.
  
toepassing van maten
 
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.
    

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bos

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bosbouw en houtproductie, ondergeschikt aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen van amfibieen, bosvogels en plantengezelschappen;
  4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten, zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  5. waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. extensief recreatief medegebruik;
  7. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.   
  

3.2 Bouwregels

   
3.2.1 Algemeen
 
 
Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en schuilgelegenheden zijn toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken
      
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
  
bouwhoogte informatievoorzieningen en entreevoorzieningen
 
maximaal 3 m
 
bouwhoogte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik
 
maximaal 3 m
 
bebouwde oppervlakte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik
 
maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid
bebouwde oppervlakte en bouwhoogte hoogzitten
 
maximaal 15 m2 op het maaiveld, waarbij het overdekte en met minimaal 1 wand omsloten deel van het vloeroppervlak op hoogte maximaal 5 m2 mag bedragen.
bouwhoogte maximaal 5,5 m.
 
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
maximaal 2 m
 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. lawaaisporten;
  3. het plaatsen van kampeermiddelen.
    

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

   
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht
 
 
Het is verboden op de in 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.4.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/bosbeheer, landschapsbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen;
  4. het kappen/vellen van bomen in het kader van de bosbouw en houtproductie, mits vervangende herplant plaatsheeft.
3.4.3 Toetsing
 
 
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 3.4.4 opgenomen criteria.
3.4.4 Schema
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden
 
Criteria voor vergunningverlening
 
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
  • het afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
  • het verwijderen van houtopstanden;
  • het diepwoelen of - ploegen van de bodem;
  • het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.
     
  • de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van bos- en/of natuurbeheer;
  • de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
  • de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
     
  

Artikel 4 Natuur

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen;
  3. instandhouding van het Natuur Netwerk Brabant, nader gespecificeerd als 'Wijst', natuurtype 'Kruiden- en faunarijk grasland', ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'.
  4. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  5. waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. extensief recreatief medegebruik;
  7. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer. 
 

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
    1. schuilgelegenheden ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    2. nutsvoorzieningen;
  2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
     
schuilgelegenheid
 
 
bouwhoogte
 
maximaal 3 m
 
bebouwde oppervlakte
 
maximaal 15 m2
 
nutsvoorziening
 
 
bouwhoogte
 
bestaand
 
bebouwde oppervlakte
 
bestaand
 
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
  
bouwhoogte informatievoorzieningen en entreevoorzieningen
 
maximaal 3 m
 
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
maximaal 2 m
 
  

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. lawaaisporten;
  3. het plaatsen van kampeermiddelen.
     
  

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht
 
Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder artikel 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
  
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder artikel 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen.
     
 
4.4.3 Toetsing
 
De in artikel 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder artikel 4.4.4 opgenomen criteria.
 

 
4.4.4 Schema
 
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden
 
Criteria voor vergunningverlening
 
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
  • het afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
  • het verwijderen van houtopstanden;
  • het diepwoelen of - ploegen van de bodem;
  • het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.
     
  • de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van bos- en/of natuurbeheer;
  • de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
  • de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
     
  

 

Artikel 5 Wonen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen;
  3. nutsvoorzieningen 
met daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
   

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Algemeen
 
Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, met dien verstande dat:
  1. herbouw van een woning niet is toegestaan, tenzij gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel artikel 10.7.
 
5.2.2 Hoofdgebouw
 
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  1. Indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  2. Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende maatvoeringseisen:
      
    goothoogte
     
    maximaal 4,5 m
     
    bouwhoogte
     
    maximaal 9 m
     
    inhoud
     
    maximaal 750 m3; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3, geldt de bestaande inhoud als maximale inhoud; 
     
    indien de woning deel uitmaakt van een (woon)boerderijpand, geldt de inhoud van het totale (woon)boerderijpand als maximale inhoud; verbouwing en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de woning is toegestaan
     
    dakhelling
     
    minimaal 12 graden
     
    maximaal 70 graden
     
    indien de bestaande dakhelling meer of minder bedraagt, geldt de bestaande dakhelling als minimale/maximale dakhelling
     
    de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen
     
     
5.2.3 Bijgebouwen
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan.
  2. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
  
gezamenlijke oppervlakte
 
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' maximaal 515 m2 met dien verstande dat hiervan maximaal 200 m2 is toegestaan ten behoeve van de woonfunctie.
Indien het beheer en onderhoud van de aangrenzende bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' is beëindigd, moeten de bijgebouwen die dienen voor beheer en onderhoud binnen 6 maanden na beëindiging zijn gesloopt. Na sloop is maximaal 200 m2 aan bijgebouwen toegestaan voor de woonfunctie.
  
goothoogte
 
maximaal 3 m
 
bouwhoogte
 
maximaal 6 m
 
 
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
  
bouwhoogte erfafscheidingen
 
maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn
maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn
 
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
maximaal 3 m
 
  

5.3 Specifieke gebruiksregels

 
5.3.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  3. detailhandel;
  4. verblijfsrecreatie, met uitzondering van kleinschalig kamperen als bedoeld in artikel 5.1;
  5. aan-huis-verbonden bedrijven, met uitzondering van aan-huis-verbonden beroepen als bedoeld in artikel 5.1;
  
5.3.2 Aan-huis-verbonden beroepen
 
In een woning en de bijgebouwen bij de woning is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
  1. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  2. Het beroep-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
     
  

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
5.4.1 Recreatieve nevenactiviteiten
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.1 teneinde kleinschalige recreatieve dagactiviteiten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
  2. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit met in beginsel enkele werknemers;
  3. de kleinschalige recreatieve activiteiten dienen gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie;
  4. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  5. de gebruiker van de woning dient zelf de bedrijfsmatige activiteit te ontplooien;
  6. de vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteit mag in totaal niet meer bedragen dan 200 m2;
  7. hergebruik voor dagrecreatieve activiteiten vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, waarbij geldt:
    1. dat uitbreiding van de bebouwing niet is toegestaan en
    2. dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  8. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan
  9. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing:
      • met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 2 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) bij de erfinrichting.
    3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    4. Sloop: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    5. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  10. detailhandel wordt slechts toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  11. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  13. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
     
 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

 
5.5.1 Wijzigen woningsplitsing
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. splitsing is uitsluitend toegestaan bij (woon)boerderijpanden met cultuurhistorische waarde, hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke erfgoedkaart;
  2. de bestaande situering van de te splitsen woning mag niet worden gewijzigd;
  3. voor de woningsplitsing geldt, dat de splitsing bij dient te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van het te splitsen (woon)boerderijpand;
  4. indien er sprake is van een (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde, niet zijnde een monument, waarvan de bouwkundige staat dermate slecht is dat volledige of nagenoeg volledige herbouw noodzakelijk is, kan splitsing gepaard gaan met herbouw, zij het dat door het herbouwde pand het cultuurhistorische waardevolle karakter dient te zijn gewaarborgd;
  5. splitsing mag slechts in maximaal 2 woningen plaatsvinden;
  6. de woning mag uitsluitend verticaal worden gesplitst;
  7. de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m3 bedragen;
  8. per woning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 150 m2, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.3;
  9. de splitsing dient te passen binnen hetgeen in het gemeentelijk woningbouwprogramma danwel de nota grondexploitatie, zoals geldt ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan, is opgenomen over woningsplitsing/ kavelsplitsing;
  10. de splitsing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  11. voldaan wordt aan de geluidsnormering als bedoeld in de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
  12. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
     
 
5.5.2 Wijziging buitengebied gebonden bedrijven en niet agrarische bedrijven
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze gronden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van:
  • een buitengebied gebonden bedrijf of
  • een niet-agrarisch bedrijf,
     
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
 
Gebruik
  1. De ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.
  2. Transportgerichte agrarisch technische hulpbedrijven zijn alleen toegestaan langs een gebiedsontsluitingsweg of een weg die qua functie en qua verkeersafwikkelingscapaciteit daarmee gelijk te stellen is.
  3. Niet- agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan indien ze zijn opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  4. Recreatieve functies zijn enkel toegestaan zijn enkel toegestaan indien ze zijn opgenomen in de categorieën 1, 2 of 3 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  5. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen kan worden toegestaan tot een maximum oppervlak van 200 m2.
  6. De wijziging mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
  7. Een wijziging voor statische opslag is niet toegestaan.
  8. Er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden.
     
 
Bebouwing
  1. De omvang van het bestemmingsvlak mag:
    1. voor agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    2. voor overige niet-agrarische bedrijven niet meer bedragen dan 5.000 m2.
  2. Overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  3. Maximaal 400 m2 aan bebouwing is toegestaan;
  4. In uitzondering op het bepaalde onder k is voor een recreatieve functie maximaal 500 m2 aan bestaande bebouwing toegestaan.
 
Omgevingskwaliteit
  1. Er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 2 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    2. Zuinig ruimtegebruik:
      • de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    3. Sloop:
      • met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
  2. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden.
 
Verkeer
  1. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  2. De verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
     
 
Belangenafweging
  1. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
  2. Er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd.
     

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
   

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
6.2.1 Omgevingsvergunningplicht
 
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
  1. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  3. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  4. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  7. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.
     
uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50 m beneden het maaiveld.
  
6.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht
 
Het onder artikel 6.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  3. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2.
     
 
6.2.3 Toetsing
 
  1. De in artikel 6.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken / werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken / werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken / werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
       
 
6.2.4 Archeologisch onderzoek
 
De in artikel 6.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
  1. Het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd of
  2. De archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of
  3. Geen archeologische waarde aanwezig is.
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
    

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

   

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
   

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Strijdig gebruik

 
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw van een woning, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
  2. het gebruik van (bedrijfs)woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  3. de huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan in recreatieve verblijfsvoorzieningen;
  4. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor statische opslag.
  

8.2 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

 
Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
  

8.3 Parkeren

 
8.3.1 Parkeernormen
 
Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Regeling parkeernormen Deurne 2019', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de regeling die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde regeling is komen te vervallen, die als bijlage 3 bij deze regels is gevoegd.
  
8.3.2 Afwijken
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.3.1 mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.
   

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

 

9.1 Vrijwaringszone - ihcs

 
9.1.1 Algemeen
 
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ihcs 74m +nap', gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de IHCS-zone van het vliegveld de hierna volgende bepalingen.
  
9.1.2 Bouwregels
 
Op de in artikel 9.1.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van het vliegveld. Bouwen ten behoeve van de bestemming is uitsluitend toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte, zoals ter plaatse op grond van de bestemming geldt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - ihcs 74m +nap' een maximale bouwhoogte geldt van 74 m boven NAP. 
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.1 teneinde het oprichten van hogere bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits hierbij de IHCS-zone niet wordt geschaad. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij het ministerie van Defensie.
   

9.2 Wetgevingzone - landschappelijke inpassing

 
9.2.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
 
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' is het gebruiken van de gronden en gebouwen conform de bestemmingsomschrijving uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform de bij deze regels opgenomen bijlage 1.
     

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering

 
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig worden aangetast.
   

10.2 Omgevingsvergunning nutsvoorzieningen

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bouwen van nutsvoorzieningen danwel antennemasten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 
  1. deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur'.
  2. voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m3;
    2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  3. voor het bouwen van antennemasten gelden de volgende bepalingen:
  1. door de aanvrager wordt aangetoond dat de antenne-installatie op de gekozen locatie onmisbaar is voor de realisering van een adequaat netwerk;
  2. de mogelijkheden van site-sharing van de te plaatsen antenne-installaties dienen voldoende te worden gewaarborgd;
  3. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
  4. de afstand van een vrije veldinstallatie tot een gebouw moet ten minste 25 m zijn;
  5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke- en natuurwaarden;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden;
  8. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt maximaal 15 m2;
  9. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast bedraagt 3 m;
  10. de minimale afstand van de mast met bebouwing tot aan de weg bedraagt 10 m.
     
  

 

10.3 Omgevingsvergunning bed & breakfastvoorzieningen

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 onder b teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning bed & breakfastvoorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  2. de bed & breakfastvoorzieningen zijn enkel in de (bedrijfs)woning en binnen de regels van dit bestemmingsplan maximaal toegestane op te richten bij de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen toegestaan, tot een maximum bebouwingsoppervlak van 150 m2;
  3. de bed & breakfastvoorzieningen zijn ondergeschikt van aard;
  4. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  5. ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden toegestaan of maximaal 15 gasten. Permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
  6. de verkeersaantrekkende werking van de bed & breakfastvoorzieningen dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  7. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven; 
  9. de bed & breakfastvoorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden; 
  10. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
   

10.4 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.1, teneinde kleinschalig kamperen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. kleinschalig kamperen is niet toegestaan per plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'; 
  2. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan op gronden gelegen binnen de bestemming 'Wonen' dan wel gronden die direct grenzen aan deze bestemming; 
Een en ander met dien verstande dat:
  1. bij de functie waarbij het kleinschalig kamperen wordt toegestaan, een bestaande (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn;
  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  3. er kunnen per woning maximaal 25 kampeerplaatsen worden toegestaan;
  4. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 100 m gerekend vanaf de achter- of zijgevel van een burgerwoning;
  5. het benodigde terrein heeft een omvang van minimaal 0,5 ha; iedere kampeerplaats heeft een omvang van minimaal 100 m2; parkeergelegenheid dient beschikbaar te zijn op eigen terrein en toilet- en wasvoorzieningen dienen gerealiseerd te worden binnen bestaande gebouwen;
  6. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 50 m tot gebouwen en/of percelen van derden in acht genomen dient te worden;
  7. het kleinschalig kamperen kan uitsluitend worden toegestaan in het kampeerseizoen: vanaf 15 maart tot 31 oktober;
  8. het mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  9. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.;
  10. permanente bewoning of huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan.
   

10.5 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 onder a teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte (in medisch danwel sociaal opzicht) aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  2. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane (bedrijfs)woning;
  3. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  4. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 2 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
     
Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
 
Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.
   

10.6 Omgevingsvergunning voor herbouw (woon)boerderijpanden met behoud van inhoudsmaat

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2, teneinde volledige herbouw van een boerderijpand toe te kunnen staan, waarbij de maximale inhoudsmaat overeenkomt met de inhoudsmaat van het te herbouwen woonboerderijpand, mits:
  1. de herbouw bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van de directe omgeving;
  2. bij herbouw rekening wordt gehouden met het karakter van het (voormalige) boerderijpand;
  3. de herbouw niet betreft een (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c, kan een woonboerderijpand met cultuurhistorische waarde worden herbouwd met behoud van inhoudsmaat, indien er geen sprake is van een monument en indien de herbouw noodzakelijk is teneinde het behoud van het beeldkwalitatieve en de cultuurhistorisch waardevolle vormgeving van het te herbouwen boerderijpand op die locatie te kunnen waarborgen.
     
  

10.7 Omgevingsvergunning herbouw (bedrijfs)woning

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning de herbouw van de (bedrijfs)woning toe te staan, mits:
  1. de (bedrijfs)woning wordt gesitueerd tussen de (bedrijfs)gebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  2. de inhoud niet meer bedraagt dan bestaand, tenzij de bestaande inhoud kleiner is in welk geval 750 m3 als maximum geldt;
  3. de afstand tot de (bedrijfs)gebouwen niet meer bedraagt dan 30 m;
     de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten niet meer bedraagt dan 20 m;
  4. voldaan wordt aan de binnen de regels van dit bestemmingsplan toegestane bouwregels voor een (bedrijfs)woning in de betreffende bestemming.
  5. Indien er sprake is van herbouw van de (bedrijfs)woning op een fysiek andere plaats, dan zijn aanvullend onderstaande voorwaarden van toepassing:
    1. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is, waarbij dient te worden voldaan aan de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
    2. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, (met voor het landschap kenmerkende soorten), op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 2 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen;
    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    4. overtollige bebouwing, waaronder de voormalige (bedrijfs)woning, wordt gesloopt.
       
 

10.8 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden-bedrijf

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-bedrijf, mits:
  1. De vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  2. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de (bedrijfs)woning.
  3. Het bedrijf-aan-huis behoort tot de categorieën 1 of 2 van de Lijst Activiteiten zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.
  4. Het bedrijf-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend in een (bedrijfs)woning en de bij die (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen, niet zijnde (agrarische) bedrijfsgebouwen.
  5. Het bedrijf-aan-huis dient milieukundig aanvaardbaar te zijn en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van derden, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
     
 

10.9 Omgevingsvergunning evenementen

 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels om het tijdelijke gebruik van gronden voor evenementen toe te kunnen staan, mits :
  1. er sprake is van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek, of op sociaal-cultureel vlak; en/of aan een dergelijk evenement gerelateerde kampeervoorzieningen;
  2. het evenement maximaal 3 (aangesloten) dagen duurt en maximaal 4 x per jaar mag plaatsvinden;
  3. detailhandel niet is toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement;
  4. voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  5. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
  6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de binnen het gebied aanwezige waarden.
     

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Wijziging Natuur Netwerk Brabant

 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Water', indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de inrichting dient zodanig te zijn dat de belendende agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  2. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  3. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein als natuurgebied in te richten;
  4. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
     
 

11.2 Wijziging ten behoeve vergroting inhoudsmaat woning

 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat de inhoudsmaat van een (bedrijfs)woning kan worden vergroot, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de inhoud bedraagt niet meer dan 1.000 m3;
  2. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering:
      • Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten);
      • de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      • hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in bijlage 2 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
    2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
  5. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  7. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
     
 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
     
 

12.2 Overgangsrecht gebruik

 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
     
 

Artikel 13 Slotregel

 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Kievitweg 9, Deurne'
    
Vastgesteld 20 april 2021