direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - 2
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C002

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak agrarische economie;
  • b. glastuinbouwbedrijven met bijbehorende bedrijfsbebouwing;
  • c. facilitaire voorzieningen;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid';
  • f. voorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijfspercelen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. biomassavergisting;
  • k. natuurlijke waterberging en infiltratie alsmede de daarbij behorende voorzieningen;
  • l. gietwaterbassins en waterberging en de daarbij behorende pompen en gemalen alsmede de daarbij behorende voorzieningen;
  • m. installaties voor geothermie;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Ontwikkeling

Het beleid is erop gericht om ter plaatse een volwaardige geconcentreerde glastuinbouwlocatie te realiseren met een (inter)nationale functie, door middel van projectmatige kassenbouw.

b Teeltondersteunende voorzieningen en containervelden

De oprichting van teeltondersteunende voorzieningen en containervelden zijn als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.

c Tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid

Voor tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid geldt het volgende:

  • 1. tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid';
  • 2. het betreft een bedrijfsmatige activiteit die een relatie heeft met de tuinbouwsector en die gericht is op het verlenen van diensten aan (glas)tuinbouwbedrijven met of zonder werktuigen, en/of het leveren van goederen aan (glas)tuinbouwbedrijven en /of het opslaan, verwerken van door (glas)tuinbouwbedrijven afgeleverde producten, met dien verstande dat energievoorziening ten behoeve van de tuinbouwbedrijven en gezamenlijke verwerkingsactiviteiten daaronder worden begrepen en hieronder niet wordt verstaan het transporteren van de door (glas)tuinbouwbedrijven afgeleverde producten;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn tuinbouwgerelateerde bedrijven uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1 en 2 als opgenomen in Bijlage 3 Tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid danwel daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3' zijn tuinbouwgerelateerde bedrijven uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1, 2 en 3 als opgenomen in Bijlage 3 Tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid danwel daarmee vergelijkbare bedrijven.
d Waterloop

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

e Ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Voorts is ten dienste van het agrarisch bedrijf detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om de verkoop in het klein als niet zelfstandig onderdeel van het glastuinbouwbedrijf, mits dit beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde goederen. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

f Biomassavergisting

Onder gebruik overeenkomstig de bestemming wordt in ieder geval verstaan het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid'.

Op de overige gronden (buiten de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid') is het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting bij een agrarisch bedrijf uitsluitend voor eigen gebruik toegestaan.

g Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

h Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorie geldt dat de cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' niet onevenredig mag worden aangetast.

i Vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' geldt dat deze bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt voor statische opslag tot een maat van maximaal 1000 m2. Indien het bestaande vloeroppervlak aan statische opslag meer bedraagt, geldt het bestaande vloeroppervlak als maximum.

j Huisvesten van tijdelijke werknemers

Het gebruik dan wel verbouw van bedrijfsgebouwen, of het plaatsen van woonunits ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, kan uitsluitend worden toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als bedoeld in 4.6.2.

k Laden, lossen en parkeren

Laden en lossen alsmede parkeren dient op eigen terrein te geschieden.

l Waterberging en infiltratie

Gebruik voor glastuinbouwbedrijven met bijbehorende bebouwing is uitsluitend toegestaan, indien binnen deze bestemming alsmede de bestemmingen 'Water - Gietwaterbassins' en 'Water - Waterberging en infiltratie' tezamen voorzien is in gietwaterbassins met een bergingscapaciteit van 3000 m3 per ha bebouwde oppervlakte aan kassen, en in bergings- en infiltratievoorzieningen met een piekwaterbergingscapaciteit van 430 m3 per ha bebouwd oppervlak.

m Gasontvangststation

Een gasonvangststation is toegestaan met een maximale bebouwde oppervlakte van 200 m2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming omschreven in 4.1.

4.2.2 Kassen

Kassen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan indien de aanleg van voorzieningen ten behoeve van waterberging, met een inhoud van 430 m³ per ha bebouwd oppervlak, binnen de bestemming Agrarisch - 2, Water - Gietwaterbassins en/of Water - Waterberging en infiltratie is gerealiseerd of anderszins is veiliggesteld;
  • b. de goothoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 8 m en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  • c. de afstand van kassen tot woningen en de daarbij behorende bijgebouwen ten minste 25 meter bedraagt;
  • d. vanwege de externe werking is bij toepassing van assimilatiebelichting het gebruik van afdekschermen vereist. Hierbij dient de zijafscherming te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van tenminste 99,9% en de bovenafscherming dient te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van tenminste 99%.
4.2.3 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan indien de aanleg van voorzieningen ten behoeve van waterberging, met een inhoud van 430 m³ per ha bebouwd oppervlak, binnen de bestemming Agrarisch - 2, Water - Gietwaterbassins en/of Water - Waterberging en infiltratie is gerealiseerd of anderszins is veiliggesteld;
  • b. bedrijfsgebouwen per glastuinbouwbedrijf per hectare kassen maximaal 2.000 m² bedrijfsgebouwen wordt toegestaan, met een maximum omvang van 2 ha en een maximale bouwhoogte van 12 m.
4.2.4 Tuinbouwgerelateerde bedrijven

Bebouwing ten behoeve van tuinbouwgerelateerde bedrijven is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid';
  • b. dit uitsluitend is toegestaan indien de aanleg van voorzieningen ten behoeve van waterberging, met een inhoud van 430 m³ per ha bebouwd oppervlak, binnen de bestemming Agrarisch - 2, Water - Gietwaterbassins en/of Water - Waterberging en infiltratie is gerealiseerd of anderszins is veiliggesteld;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de tuinbouwgerelateerde bedrijven maximaal 12 m mag bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn tot een hoogte van maximaal 2 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met reclame-uitingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van warmtebuffertanks mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 m.
4.2.6 Voorzieningen van openbaar nut

Voor het oprichten van voorzieningen van openbaar nut geldt een maximale oppervlakte van 60 m² per voorziening van openbaar nut en een maximale hoogte van 5 m.

4.2.7 Algemene afstandseisen

Binnen deze bestemming gelden de volgende algemene afstandseisen:

  • a. Per bedrijf geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 2,50 m. voor de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en het plaatsen van obstakels bijvoorbeeld in de vorm van buitenopslag ten behoeve van tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid.
  • b. Tevens dient een minimale afstand van 1,5 m voor de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen in acht te worden genomen ten aanzien van de bestemming Verkeer.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunnings afstand zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7, teneinde te kunnen afwijken van de voorgeschreven minimale afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens van het bedrijfsperceel, met dien verstande dat:

  • a. in ieder geval de veiligheid in de afweging betrokken dient te worden;
  • b. betreffende afwijking noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
4.3.2 Omgevingsvergunning bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder b teneinde te kunnen afwijken van de voorgeschreven goot- en bouwhoogte van kassen tot een maximale goothoogte van 9 m en een maximale bouwhoogte van 13 m, met dien verstande dat:

  • a. betreffende afwijking noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
4.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b teneinde te kunnen afwijken van de voorgeschreven bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:

  • a. betreffende afwijking noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
4.3.4 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te laten met een maximale hoogte van 20 m mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn noodzakelijk voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en afmetingen van de toegelaten bebouwing, teneinde te waarborgen dat bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, zoveel mogelijk worden geclusterd dan wel anderszins ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit of het stedenbouwkundige beeld;
  • b. de situering en afmetingen van de toegelaten bebouwing ten behoeve van een optimale rendabiliteit en bereikbaarheid van de facilitaire voorzieningen;
  • c. de situering en afmetingen van de toegelaten bebouwing c. ter bescherming van de gebruiksmogelijkheden van in de directe omgeving gesitueerde percelen;
  • d. de situering en afmetingen van de toegelaten bebouwing teneinde de verkeersveiligheid te waarborgen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. bewoning; onder woondoeleinden strijdig met de bestemming wordt ook het bieden van huisvesting aan tijdelijke werknemers verstaan, en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid voor de uitoefening van enige tak van handel-, detailhandels- en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van het glastuinbouwbedrijf, alsmede het bepaalde in 4.1.2 onder e;
  • b. buitenopslag;
  • c. andere agrarische bedrijven dan glastuinbouwbedrijven;
  • d. biomassavergisting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid'.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Omgevingsvergunning buitenopslag bij tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder c, teneinde buitenopslag bij tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de buitenopslag is noodzakelijk ten behoeve van het productieproces;
  • b. de buitenopslag vindt uitsluitend plaats ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid'.
  • c. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1;
4.6.2 Omgevingsvergunning huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van 4.5.1 onder a ten behoeve van huisvesting van tijdelijke medewerkers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt plaats in:
    • 1. of een bestaand gebouw;
    • 2. of een uit te breiden bestaand gebouw;
    • 3. of een nieuw te vestigen bedrijfsgebouw voor het tuinbouwbedrijf (niet zijnde een tuinbouwgelieerd bedrijf);
  • b. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf; hiertoe kan nader advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • c. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen voor het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • e. de huisvesting mag maximaal 12 maanden per kalenderjaar bedragen, met dien verstande dat een individuele werknemer maximaal 9 maanden per jaar op een locatie mag verblijven; het bedrijfshoofd dient ter controle een door of namens het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nachtregister bij te houden;
  • f. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 40, met dien verstande dat het totaal aantal huisvestingsplaatsen binnen deze bestemming (Agrarisch - 2) nooit hoger mag zijn dan 280;
  • g. de vloeroppervlakte per huisvestingsplaats is minimaal 10 m2 en maximaal 12 m2;
  • h. ten behoeve van de werknemers zijn (centrale) voorzieningen aanwezig op het gebied van sanitair, koken en verzorging, de vloeroppervlakte voor deze (centrale) voorzieningen is maximaal 5 m2 per huisvestingsplaats;
  • i. de huisvesting is zodanig dat geen last wordt ondervonden van de bedrijfsactiviteiten die in het bedrijfsgebouw plaatsvinden;
  • j. voor zover geen gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan ;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • k. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 4.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving van deze bestemming;
  • n. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • o. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen van agrarische bedrijven, onder meer op het punt van geurhinder;
  • p. de feitelijke ontsluitingssituatie is toereikend voor de afwikkeling van het bestemmingsverkeer.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging verwijderen aanduiding tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid' te

wijzigen teneinde de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid' te verwijderen, zodat ter plaatse glastuinbouwbedrijven kunnen worden gevestigd, indien:

  • a. geen redelijke invulling gegeven kan worden aan de tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de in de directe omgeving gesitueerde percelen.