Regels
Inhoudsopgave Artikel 7 Waarde - Archeologie Artikel 9 Algemene gebruiksregels Artikel 10 Algemene aanduidingsregels Artikel 11 Algemene afwijkingsregels Artikel 12 Algemene wijzigingsregels HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels HOOFDSTUK 1 inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan Het bestemmingsplan 'Drie Hoefijzers Noord' van de gemeente Breda; 1.2 Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2014020005-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 Aan- en uitbouwen Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.5 Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6 Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.7 Aaneengebouwde woning Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd. 1.8 Afhankelijke woonruimte Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.9 Ambachtelijke bedrijvigheid het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht dan wel bedrijvigheid welke qua schaal, uitstraling en hinder passend zijn in een gemengde omgeving zoals opgenomen in bijlage 1 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid ; 1.10 Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.11 Bed & Breakfast Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw. Er zijn maximaal 2 kamers met in totaal maximaal 5 bedden toegestaan per bed & breakfast. 1.12 Bedrijfsgebouw Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. 1.13 Bedrijfsmatige activiteit De in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten (ontleend aan de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte hinder en omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. 1.14 Bedrijfsvloeroppervlakte De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke. 1.15 Bedrijfs- of dienstwoning Een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. 1.16 Begane grond De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau. 1.17 Beperkt kwetsbare objecten Objecten zoals benoemd in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). 1.18 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik) Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning. Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.19 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.20 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.21 Bevi-inrichting Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). 1.22 Bijbehorend bouwwerk Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. 1.23 Bijgebouw Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.24 Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.25 Bouwgrens De grens van een bouwvlak. 1.26 Bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder. 1.27 Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.28 Bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. 1.29 Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.30 Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.31 Dak Iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.32 Dakopbouw Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw. 1.33 Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten behoeve van verkoop, verkopen, en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.34 Dienstverlening Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen. 1.35 Dove gevel Een geluidwerende gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten. De gevel is zodanig opgebouwd dat de ruimte aan de buitenzijde van een dergelijke gevel niet als 'buitenruimte'(tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. 1.36 Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.37 Geluidsgevoelig object Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder; 1.38 Geluidsgevoelige ruimte Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m2. 1.39 Geluidsluwe gevel Een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan ten minste één verblijfsruimte - met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen. 1.40 Geschakelde woning Een woning, waarvan het hoofdgebouw aan een zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel. 1.41 Gestapelde woning Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen. 1.42 Groepsrisico Het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval plaatsvindt binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel betrokken is. 1.43 Grondgebonden woning Woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. 1.44 Horeca Horeca 1: een zelfstandig winkelondersteunend daghorecabedrijf, overwegend gebonden aan de openingstijden zoals die gelden voor detailhandel conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande winkeltijden, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden, drank, consumptie-ijs aan winkelend publiek voor consumptie ter plaatse (lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon). Bij deze vorm van horeca dient de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit te passen binnen een winkelgebied (centrumgebied), en is zij gebonden aan en/of ondersteunend voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied; Horeca 2: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (restaurant), met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken; Horeca 3: een combinatie van horeca 2 (restaurant) en horeca 4 (café); Horeca 4: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse verstrekken en consumeren van dranken, met uitzondering van een seksinrichting (café, bar); Horeca 5: elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen en waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt (discotheek, bar-dancing, partycentrum), met uitzondering van een seksinrichting; Horeca 6: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bereiden en verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet voor consumptie ter plaatse, die snel bereid worden en relatief goedkoop zijn (zoals cafetaria, snackbar, automatiek, fastfoodrestaurant, fastfoodbezorging, fastfoodafhaal, grillroom, shoarma, kebab, pizza-afhaal/-bezorging); Horeca 7: een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (per nacht) met de daarbij behorende voorzieningen zoals een restaurant en vergader- en congresfaciliteiten (hotel). 1.45 Hoofdgebouw Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.46 Kamerverhuur Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden. 1.47 Kantoor Een gebouw ten behoeve van een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.48 Kap De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°. 1.49 Kwetsbare objecten Objecten zoals benoemd in artikel 1, sub I van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). 1.50 Lessenaarsdak Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde. 1.51 Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen. 1.52 Mantelzorg Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond 1.53 Nutsvoorzieningen Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie. 1.54 Ondergeschikte horeca het bedrijfsmatig verstrekken van met name niet-alcoholische dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. 1.55 Patiowoning Een woning hoofdzakelijk bestaande uit één grondgebonden woonlaag, met een binnentuin. 1.56 Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10-6/jaar (één op een miljoen). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting of transportroute bevinden. 1.57 Prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.58 Risicovolle inrichting een inrichting, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Bevi, waarvoor een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar; of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. 1.59 Seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.60 Stille zijde Een gevel of geveldeel, niet zijnde een plat dak of een vliesgevel, die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht of een afgeschermde buitenruimte, met een maximale geluidsbelasting per geluidsbron vanwege: wegverkeerslawaai van 48 dB; industrielawaai van 50 dB(A); spoorweglawaai van 55 dB. 1.61 Twee-aaneenwoning Een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd. 1.62 Vliesgevel een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt; 1.63 Voorgevel De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.64 Voorgevelbouwgrens De grens van een bestemmingsvlak, welke naar de weg of het openbaar gebied gekeerd is. 1.65 Voorkeursgrenswaarde De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrieterreinen, wegen en spoorwegen op geprojecteerde woningen of andere geluidgevoelige gebouwen binnen zones, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. 1.66 Vrijstaande woning Een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen. 1.67 Winkel Een gebouw, dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel. 1.68 Woning Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. 1.69 Zolder Een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt. Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel; 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.3 Bebouwingspercentage het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 Dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.6 Diepte van een gebouw de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 2.7 Goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.8 Hoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.9 Inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.10 Lessenaarsdak in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte; 2.11 Ondergeschikte bouwdelen bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt; 2.12 Oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.13 Peil voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de Liniestraat (verlengde Stationslaan); indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld; indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (NAP); indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de spoorstaaf. HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels Artikel 3 Gemengd 3.1 bestemmingsomschrijving 3.1.1 Doeleinden De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: dienstverlening; maatschappelijke voorzieningen; ambachtelijke bedrijvigheid, zoals opgenomen in bijlage 1 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in de milieucategorieën A en B; horeca 1; wonen in gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingen, voetpaden, calamiteitenroutes, geluidswerende voorzieningen, groen, water, tuinen, erven, nutsvoorzieningen, stallingsplaatsen, laad- en losvoorzieningen en (ondergrondse) afvalcontainers; ondergeschikte horecavoorzieningen ten behoeve van de functies genoemd in sub a t/m c; parkeren, uitsluitend in de vorm van gebouwde parkeervoorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Het totale maximale bedrijfsvloeroppervlak van functies zoals genoemd in 3.1.1 sub a t/m d bedraagt 2.200 m², met dien verstande dat: de maximale oppervlakte per eenheid 700 m² bedraagt; de maximale oppervlakte aan horeca 1 200 m² bedraagt; er zijn binnen deze bestemming maximaal 130 gestapelde woningen toegestaan, met dien verstande dat indien de op grond van artikel 6.2.4 sub b toegestane andere functies tot maximaal 1.200 m² bedrijfsvloeroppervlak is gerealiseerd, per 120 m² bedrijfsvloeroppervlak gerealiseerde functies het hiervoor vermelde aantal woningen met één woning mag worden vermeerderd mits het totaal aantal woningen binnen deze bestemming en de bestemming 'Woongebied' met nadere aanduiding 'specifieke vorm van woongebied -2' nooit meer dan 173 bedraagt; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' op de begane grond zijn uitsluitend publieksgerichte functies zoals bedoeld in 3.1.1 onder a t/m d toegestaan evenals entrees en trappenhuizen ten dienste van de daarboven gelegen woningen; ondergeschikte horecavoorzieningen mogen niet groter zijn dan 15% van het bedrijfsvloeroppervlak per eenheid. 3.2.2 Gebouwen gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd; het bouwvlak mag volledig bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in sub c; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is uitsluitend een overbouwing toegestaan, met dien verstande dat: deze over maximaal 25% van de geveloppervlakte van de gevels binnen en/of aangrenzend aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' gerealiseerd mag worden; de maximale gevellengte per overbouwing niet meer mag bedragen dan 10 meter; de afstand tussen de overbouwingen onderling in het horizontale vlak niet minder mag bedragen dan 5 meter; de overbouwing vanaf een hoogte van 10,5 meter ten opzichte van 2,25+ NAP gerealiseerd mag worden; de gronden gelegen op maaiveld als openbare ruimte en/of verkeersruimte ingericht dienen te worden en te blijven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen. 3.2.4 Dove gevel Het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan indien de gevels worden uitgevoerd als dove gevel; Het gestelde onder a is niet van toepassing indien middels een akoestisch onderzoek aangetoond wordt dat: voor de geluidbelasting vanwege doorgaand treinverkeer voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of aan de voor deze gevels of geveldelen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dove gevel' vanaf een hoogte van 8 meter tevens wordt voldaan aan het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als bedoeld in de Wet milieubeheer, te weten 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode vanwege de rangeeractiviteiten in de omgeving; In aanvulling op het bepaalde in a. en b. moet een woning voorzien zijn van minimaal 1 geluidluwe gevel indien: uit de vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting blijkt dat de voorkeursgrenswaarde met meer dan 5 dB wordt overschreden en/of er sprake is van een toepassing van een dove gevel. 3.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor wat betreft de situering van de begrenzing van maatvoeringsaanduidingen tot een maximum van 2 meter. 3.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder c, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van: detailhandel; horecabedrijven; bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi. Artikel 4 Groen 4.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: beplanting; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; geluidbeperkende voorzieningen; speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden; ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluitingsweg; parkeren, met dien verstande dat: het maximaal aantal parkeerplaatsen op maaiveld niet meer bedraagt dan 78. ondergronds en/of halfverdiept parkeren uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'. met daarbij behorend: straatmeubilair verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden alsmede verhardingen in de vorm van ontsluitingen ten behoeve van (woon)erven, parkeervoorzieningen en utiliteits- en hulpdiensten. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' waar een gebouw ten behoeve van parkeren is toegestaan waarbij: dit gebouw uitsluitend ondergronds en/of halfverdiept mag worden gerealiseerd met dien verstande dat de gebouwde voorziening maximaal 1,2 meter boven het peil van de Stationslaan ter hoogte van de aanduiding 'parkeergarage' uit mag komen; het dak afgedekt dient te zijn met een voorziening waarop beplanting is aangebracht. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen, straten en paden, waaronder viaducten, bruggen en tunnels; groen; nutsvoorzieningen; parkeren; water. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter. De hoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 meter. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. Artikel 6 Woongebied 6.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens een hoofdontsluiting naar de Liniestraat (verlengde Stationslaan); ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - woonerf', een woonerf; ter plaatse van den aanduidingen 'specifieke vorm van woongebied - 1' en 'specifieke vorm van woongebied - 2' tevens voor: dienstverlening; maatschappelijke voorzieningen; ambachtelijke bedrijvigheid, zoals opgenomen in bijlage 1 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in de milieucategorieën A en B; ondergeschikte horecavoorzieningen ten behoeve van de functies genoemd in sub 1 t/m 3. met daarbij behorend(e): bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeren, ontsluitingen (in de vorm van wegen, paden en straten), calamiteitenroutes, geluidswerende voorzieningen, groen, water, tuinen, erven en nutsvoorzieningen. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Er zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan. Er geldt een minimale bouwhoogte van 10 meter voor bebouwing voor zover direct grenzend aan de bestemmingsgrens aan de spoorzijde alsmede aan de zijde van de Stationslaan vanwege de borging van voldoende afschermende bebouwing. 6.2.2 Hoofdgebouwen De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, De bouwhoogte mag niet minder bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' is aangegeven. De goothoogte mag niet minder bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)' is aangegeven, waarbij deze minimale goothoogte uitsluitend voor de noordzijde van de bebouwing geldt; Ter plaatse van de aanduiding 'dakhelling' dient minimaal 80% van de bebouwing aan de zijde van de voorgevelbouwgrens vanaf een hoogte van 7,5 meter te worden uitgevoerd met een schuin dakvlak, waarbij de dakhelling maximaal 85° bedraagt. 6.2.3 Specifieke vorm van woongebied - 1 Aanvullend gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 1' de volgende regels: Het totale maximale bedrijfsvloeroppervlak van de functies zoals genoemd in artikel 6.1.1 sub d, bedraagt 2.400 m² bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 400 m² bedrijfsvloeroppervlak per eenheid. Hierbij zijn maximaal 14 woningen toegestaan: Indien minder bedrijfsvloeroppervlak aan genoemde functies zoals benoemd in sub a wordt gerealiseerd, is per 120 m² bedrijfsvloeroppervlak aan mindering in bedrijfsvloeroppervlakte 1 extra woning toegestaan, met een totaal maximum van 34 woningen; Ondergronds of halfverdiept parkeren is toegestaan; De gronden binnen deze aanduiding mogen volledig worden bebouwd; In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a zijn er tevens gestapelde woningen toegestaan; de hoofdbebouwing aan de zijde van de Liniestraat (Verlengde Stationslaan) dient in de voorgevelbouwgrens gebouwd te worden of maximaal 0,5 meter erachter; De hoogte van de eerste bouwlaag voor zover grenzend aan de Liniestraat (Verlengde Stationslaan) dient minimaal 3 meter te bedragen, gemeten vanaf bovenkant vloer begane grondlaag tot onderkant vloer eerste verdiepingslaag. 6.2.4 Specifieke vorm van woongebied - 2 Aanvullend gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 2' de volgende regels: Er zijn maximaal 43 woningen toegestaan; Op maximaal 20% van de gronden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 2', met een absoluut maximum van 300 m² bedrijfsvloeroppervlak per eenheid en een totaal maximum van 1.200 m² bedrijfsvloeroppervlak, zijn de functies toegestaan zoals vermeld in artikel 6.1.1 sub d; Indien er functies met een maximum van 1.200 m² bedrijfsvloeroppervlak zoals bedoeld in sub b worden gerealiseerd dient het aantal woningen binnen deze verminderd te worden met 1 woning per 120 m² bedrijfsoppervlak aan functies zoals bedoeld in sub b tenzij tezamen met de gronden met de bestemming Gemengd, niet meer dan 173 woningen worden gerealiseerd; In uitzondering op het bepaalde in 6.2.2 sub a, wordt na 10 meter (gemeten vanaf de voorgevelbouwgrens) de bouwhoogte geleidelijk afgebouwd tot een maximale hoogte van 4 meter op de achtergevelbouwgrens, met dien verstande dat met 'geleidelijk afbouwen' bedoeld wordt dat de hoofdbebouwing binnen de onderstaande, rood gestippelde bebouwingsenvelop dient te blijven; Het bebouwingspercentage bedraagt voor woningen maximaal 70%; Het bebouwingspercentage bedraagt voor niet-woonfuncties zoals bedoeld in sub b maximaal 85%; De diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 17 meter; De hoofdbebouwing dient verplicht in de voorgevelbouwgrens gebouwd te worden of maximaal 0,5 meter erachter; De afstand tussen de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens dient minimaal 3 meter te zijn; Er zijn tevens gestapelde woningen toegestaan; De hoogte van de eerste bouwlaag dient minimaal 3 meter te bedragen, gemeten vanaf bovenkant vloer begane grondlaag tot onderkant vloer eerste verdiepingslaag. 6.2.5 Specifieke vorm van woongebied - 3 Aanvullend gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - 3' de volgende regels: Er zijn maximaal 66 grondgebonden woningen toegestaan. Het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 60%; De diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 meter; Indien een bouwperceel grenst aan de bestemming Groen, dient de hoofdbebouwing in de voorgevelbouwgrens gebouwd te worden of maximaal 1,5 meter erachter. 6.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd; aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens. de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen. vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m² met in achtneming van de voorgeschreven bebouwingspercentages. 6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen. In afwijking van het bepaalde onder c. mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen; De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. 6.2.8 Dove gevel Het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan indien: de gevels worden/zijn uitgevoerd als dove gevel, tenzij middels akoestisch onderzoek aangetoond wordt dat, al dan niet door afschermende bebouwing of geluidwerende voorzieningen, de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan: de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of; de voor deze gevels of geveldelen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; in aanvulling op het bepaalde in sub a. moet (een gedeelte van) de woning voorzien zijn van minimaal één geluidluwe gevel indien: uit de vastgestelde hogere waarde blijkt dat de voorkeursgrenswaarde met meer dan 5 dB wordt overschreden en/of er sprake is van een toepassing van een dove gevel. 6.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 sub c zodanig dat binnen de eerste 3 meter vanuit de aanduidingsgrens 'specifieke vorm van woongebied - woonerf' de gronden tevens voor een gebruik en inrichting als tuin, erf en/of (hoofd)bebouwing worden gebruikt met dien verstande dat: het bepaalde in artikel 6.2 van toepassing is; dit gebruik het functioneren van het woonerf niet onevenredig belemmert. 6.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 sub c zodanig dat binnen de eerste 3 meter vanuit de aanduidingsgrens 'specifieke vorm van woongebied - woonerf' de gronden tevens voor een gebruik en inrichting als tuin, erf en/of (hoofd)bebouwing worden gebruikt met dien verstande dat: het bepaalde in artikel 6.2 van toepassing is; dit gebruik het functioneren van het woonerf niet onevenredig belemmert. 6.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat: maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt; het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat; de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving; de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn. Artikel 7 Waarde - Archeologie 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 7.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’. In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen: gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld; bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m². Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit. 7.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 indien: op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlaktever ardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast. HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 9 Algemene gebruiksregels Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit; het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast; het gebruik van een woning voor kamerverhuur. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Artikel 10 Algemene aanduidingsregels Burgemeester en wethouders kunnen naast de verplichte eisen uit het Bouwbesluit (paragraaf 2.3) ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - plasbrandaandachtsgebied' nadere eisen stellen ten aanzien van de technische uitvoering van gebouwen ten behoeve van de veiligheid. Artikel 11 Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt, met een maximum (bouw)hoogte van 4 meter. Artikel 12 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening' voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt. Artikel 13 Overige regels 13.1 Parkeren Bij het bouwen op grond van deze planregels dient te allen tijde te worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van de normering inzake parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals vastgesteld op 10 september 2004. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan. 13.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 Overgangsrecht 14.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 14.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders Artikel 15 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan 'Drie Hoefijzers Noord'.
met daarbij behorend(e):
overige waterpartijen;
ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.