Plan: | Buitengebied 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 |
Omdat de gemeente bij dit bestemmingsplan buitengebied keuzes maakt over de omvang van bouwvlakken van veehouderijen en over de omschakeling naar en uitbreiding en nieuwvestiging van intensieve veehouderij, kan het bestemmingsplan worden aangemerkt als een kader voor latere m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten, te weten besluiten over milieuvergunningen van veehouderijen met een omvang boven de m.e.r.-drempel (artikel 7.2 Wet milieubeheer: het gaat om de categorieen C14 en D14 van het Besluit m.e.r.).
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is een planMER met aanvulling opgesteld, dat als separaat rapport bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Hierin zijn de milieugevolgen in beeld gebracht wanneer de bestaande rechten en alle ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan maximaal zouden worden benut.
De planMER is gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan in procedure gebracht.
Een andere reden dat er een planMER is opgesteld is dat er een passende beoordeling nodig is, omdat het bestemmingsplan mogelijk significante gevolgen heeft op gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998. Voor het opstellen van de regels in het nieuwe bestemmingsplan zijn in dit planMER de mogelijke gevolgen van de intensieve veehouderij voor een aantal thema's beoordeeld.
In voorliggend bestemmingsplan is met betrekking tot de uitbreidingsruimte van agrarische bedrijven de provinciale Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant van kracht. Uitgaande van een groei tot 1,5 ha IV in verwevingsgebied en behoud van bouwblokken in extensiveringsgebied, is in totaal een oppervlakte van 159 ha IV in Boxtel mogelijk. Conclusie is dat met het nieuwe bestemmingsplan buitengebied het potentieel aan ammoniakemissie uit stallen met ongeveer 30% afneemt op basis van fysieke ruimte, waarbij nadrukkelijk overige aspecten als de reconstructiezonering, natuurbeschermingsbeleid, etc. niet is meegewogen.
In het kader van het planMER is een tweetal alternatieven ontwikkeld (groeialternatief 10% groei rundvee en sturingsalternatief) en is een concrete verplaatsing beoordeeld.
De volgende conclusies zijn te trekken uit het planMER:
Op 13 oktober 2011 heeft de commissie m.e.r. over de planMER een concept-advies uitgebracht waarin wordt geconstateerd dat in de planMER de volgende essentiële informatie ontbreekt:
Naar aanleiding van dit advies is een aanvulling op de planMER opgesteld waarin wordt ingegaan op de adviezen van de commissie. Deze aanvulling vormt een onderdeel van het bestemmingsplan.
In deze aanvulling zijn voor wat betreft de worst case situatie de volgende varianten onderzocht:
Uit de effectenvergelijking komt naar voren dat de worst case variant C leidt tot zeer negatieve effecten op het Natura 2000 gebied voor wat betreft de ammoniakdepositie. Ook leidt met name deze variant tot een belangrijke verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Op 23 januari 2012 heeft de commissie m.e.r. geadviseerd over de planMER inclusief aanvulling. De commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling daarop voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.
De planMER heeft geen aanleiding gevormd om de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan op voorhand in te perken. Bij elke ontwikkeling dient de milieuhygiënische uitvoerbaarheid aan de hand van de sectorale wetgeving te worden onderzocht waarbij de uitkomsten van de planMER zullen worden betrokken.