direct naar inhoud van 5.2 Wet geurhinder en veehouderij
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

5.2 Wet geurhinder en veehouderij

Bij het verlenen van vergunningen voor veehouderijen en in de ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met geuroverlast van veehouderijen. De op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt hiervoor het beoordelingskader. Deze wet geeft aan hoe bij een aanvraag voor een milieuvergunning de geuremissies uit veehouderijstallen en de geurbelasting op geurgevoelige objecten moet worden meegenomen. Daarnaast heeft deze wet consequenties voor de wijze waarop in ruimtelijke plannen het aspect geurbelasting door veehouderijen een rol speelt.


Gemeenten kunnen op grond van de Wet geurhinder en veehouderij binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de bescherming van geurgevoelige objecten. Als een gemeente geen gebruik maakt van deze bevoegdheid of besluit geen eigen, afwijkende waarde vast te stellen gelden de vaste wettelijke waarden.


De Wgv stelt eisen aan de maximale geurbelasting die de veehouderij mag veroorzaken op een gevoelig object zoals een woning. De geuremissie - en belasting wordt uitgedrukt in zogenaamde Odour Units (OU's). De in de wet opgenomen maximale geurbelastingsnormen voor de concentratiegebieden (de reconstructiegebieden) zijn maximaal 14 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en maximaal 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom (dit bij 98% percentiel). Voor bepaalde veehouderijbedrijven (geen intensieve veehouderij, zoals rundveebedrijven) geldt een vaste afstand die in acht genomen dient te worden. Deze afstand bedraagt ten aanzien van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom 100 meter en voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom 50 meter.


De mogelijkheden voor uitbreiding van - en omschakeling naar intensieve veehouderijen worden sterk bepaald door de regelgeving ten aanzien van de emissie van geur uit stallen en de geurbelasting op voor geurhinder gevoelige objecten, zoals woningen.
Omschakeling van een bouwblok van niet-intensief naar intensief gaat gepaard met een uitbreiding van de geuremissie. Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderij (meer dierplaatsen) kan gepaard gaan met de uitbreiding van de vergunde geuremissie, maar dat is niet altijd het geval. Door toepassing van moderne stalsystemen of luchtwassers is het ook mogelijk om binnen een vergund emissieniveau uit te breiden.


Een eventuele afwijkende gemeentelijke normering dient vastgelegd te worden in een verordening, een gebiedsvisie moet deze verordening onderbouwen. De gebiedsvisie moet aantonen dat een - van de wet afwijkende - gemeentelijke normstelling nodig is om de gewenste ruimtelijke visie te realiseren Bij het vaststellen van de norm, die dus de maximale belasting van een individuele bron bepaalt (de zogenaamde voorgrondbelasting), dient er rekening te worden gehouden met de geurhinder die meerdere bronnen samen (de cumulatieve belasting of de achtergrondbelasting) veroorzaken.

5.2.1 Normstelling gemeente Boxtel

De gemeenteraad van Boxtel heeft op 9 september 2008 op grond van de Wet geurhinder en veehouderij, kortweg de Wgv, de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld.

Ook is als onderbouwing van deze verordening een Gebiedsvisie (Gebiedsvisie ten behoeve van verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Boxtel (SRE d.d. 6 maart 2008)) vastgesteld. In de verordening heeft de gemeenteraad besloten, afhankelijk van de omvang en de ligging van een veehouderij, de vaste afstanden te halveren.

Voor bedrijven in de bebouwde kom met maximaal 56 dieren en voor bedrijven met maximaal 200 dieren buiten de bebouwde kom geldt een halvering van de vaste afstand.

Dit betekent concreet een afstand van 50 meter in de bebouwde kom en 25 meter buiten de bebouwde kom.


Uit de gebiedsvisie blijkt dat door het verkleinen van de afstanden voor "vaste afstandsdieren" dit een positief gevolg heeft voor:

  • het stimuleren van grondgebonden bedrijven in hun ontwikkeling;
  • het oplossen van enkele knelpunten van rundveehouderijen in de directe omgeving van bebouwde kommen en kernen;
  • het mogelijk maken van gewenste planologische ontwikkelingen (Hezelaar).


Op basis van de gebiedsvisie heeft de gemeenteraad een verordening vastgesteld, waarin de volgende normstelling is opgenomen:

Gebied   Norm in OU/m3 98 percentiel  
Bebouwde kom   3  
Buitengebied   14  
Gebied   Vaste afstand  
Bebouwde kom <= 56 dieren   50 meter  
Buitengebied <= 200 dieren   25 meter  
Bebouwde kom > 56 dieren   100 meter  
Buitengebied > 200 dieren   50 meter