direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Liempde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP07liempde2012-VST1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zijn niet toegestaan;
  • b. voeropslagvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder erf- en terreinafscheidingen) bedraagt niet meer dan 1 meter;
  • e. poorten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
3.3.2 Afwegingskader

De in 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormverandering Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vormverandering van het vlak met de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de totale oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt;
  • b. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • c. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • d. de artikelen 3.5.5 en 3.5.6 in acht worden genomen.
3.5.2 Vergroting Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vergroting van het vlak met de bestemming ' Wonen ', onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte van de bestemming 'Wonen' met maximaal 15% toeneemt;
  • b. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • c. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • d. de artikelen 3.5.5 en 3.5.6 in acht worden genomen.
3.5.3 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Natuur' en/ of 'Water' al dan niet onder het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde - Leefgebied soorten van stromend water 'ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone - beekherstel' en ' milieuzone - ecologische verbindingen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de inrichting van de gronden tot natuur of water geen onevenredige belemmering vormt voor het gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • b. de natuurontwikkeling op deze gronden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.
3.5.4 Bonussloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' opnemen onder de voorwaarde dat op de betreffende gronden sloop heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in 4.4.5 en 4.4.6.

3.5.5 Voorwaarden wijziging

Ten aanzien van de in 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.3 genoemde bevoegdheden geldt dat:

  • a. op gronden gelegen grenzend aan de aanduiding 'milieuzone - ecologische verbindingen' de wijziging uitsluitend is toegestaan, onder de voorwaarde dat het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. op gronden gelegen grenzend aan de aanduiding 'milieuzone - beekherstel' de wijziging uitsluitend is toegestaan, onder de voorwaarde dat dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. door de wijziging de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5.6 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.3 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij:

  • a. de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
  • b. de AAB wanneer sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang;
  • c. het waterschap ten aanzien van de vraag of de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.