Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Groeningen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0756.BP18GroGroeningen-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Groeningen met identificatienummer NL.IMRO.0756.BP18GroGroen-VG01 van de gemeente Boxmeer.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in de woning en de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht.

1.6 Aan huis gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.  

1.7 Agrarisch bedrijf

Bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.8 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.11 Bed&breakfast

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.12 Bedrijfs- en dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, welke gekoppeld is aan het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.13 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 Bestaand stedelijk gebied

Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren
.

1.25 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
 
a.    onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
 
b.    onder twee-aan-een wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
 
c.    onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.26 Carport/overkapping

Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een dak en door ten hoogste één wand omsloten.

1.27 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, met uitzondering van internetverkoop, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.28 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.29 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.30 Erf-terreinafscheiding

Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).

1.31 Evenement

Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijke tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.

1.33 Gebruik

Gebruiken, doen/laten gebruiken.

1.34 Hokdierhouderij

Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

1.35 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Horeca

1.36.1 Categorie 1
a.      Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van spijzen en/of maaltijden (lunchroom, koffiehuis, theehuis, ijssalon, broodjeszaak, restaurant, bistro, crêperie, cafetaria, snackbar e.d.).
 
b.      Horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van logies (hotel, pension e.d.).
1.36.2 Categorie 2
Horecabedrijven, al dan niet met zaalruimte, die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse en daarnaast op het ten gehore brengen van levende en/of mechanische muziek (café, bar, discobar, grandcafé, pub e.d.).   
1.36.3 Categorie 3
Horecabedrijven met een minimaal 1.000 m² grote zaalruimte die zich in hoofdzaak richten op het ten gehore brengen van levende en\of mechanische muziek (discotheek, partycentrum, poppodium e.d.).

1.37 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.

1.38 Intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.39 Internetverkoop

Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.

1.40 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.41 Nutsvoorzieningen

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.

1.42 Ondergeschikte activiteit

Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.43 Ondersteunende horeca

Horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit en de hoofdactiviteit ondersteunen.

1.44 Peil

a.   Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
 
b.   voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.45 Perceel

Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.

1.46 Perceelsgrens

Een lijn die een  perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.47 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte. De verkoopruimte mag maximaal 30% van het vloeroppervlak bedragen, tot een maximum van 250 m².

1.48 Veehouderij

Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.49 Verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.

1.50 Verkoopoppervlakte

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte).

1.51 Voorgevel

Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.52 Voorgevelrooilijn

De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

1.53 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.54 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen
.

1.55 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.56 Woonboerderij

Een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.

1.57 Zijgevel

1.58 Zijstrook

De strook grond begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 Bouwhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.         agrarisch grondgebruik;
 
b.         een (vollegronds)teeltbedrijf;
 
c.         een overig agrarisch bedrijf;
 
d.         een veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ ook een intensieve veehouderij is toegestaan;
 
e.         bestaande bedrijfswoningen;
 
f.          teeltondersteunende voorzieningen;
 
g.         paardenrijbakken;
 
h.         statische opslag tot maximaal 1.000 m² en bovendien niet meer dan 50% van de aanwezige bedrijfsgebouwen;
 
i.           productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in genotmiddelen;
 
j.           aan huis gebonden beroepen;
 
k.         tuinen, erven en terreinen;
 
l.           waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.         gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en op minimaal 5 meter afstand van de perceelsgrenzen gebouwd;
 
b.         het bouwvlak mag tot 50% worden gebouwd, behalve ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’, waar de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de gezamenlijke oppervlakte die:
 
1.         op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
 
2.         gebouwd mag worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
 
3.         gebaseerd is op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldend bestemmingsplan;
 
c.         ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximum hoogten;
 
d.         dieren mogen alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
3.2.2 Bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
 
a.         de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
 
b.       in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een erker mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
1.         de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 3,5 meter bedraagt;
 
2.         de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
 
3.         de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
 
4.         de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
 
c.       de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per woning maximaal 95 m²;
 
d.       de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.       de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.       de hoogte bedraagt maximaal 3 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, schoorstenen en silo’s;
 
c.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van de woning maximaal 1 en voor het overig maximaal 2 meter;
 
d.       de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
 
e.       de hoogte van schoorstenen en silo’s bedraagt maximaal 15 meter;
 
f.       in afwijking van het gestelde onder a. mogen buiten het bouwvlak maximaal 1,5 meter hoge omheiningen worden geplaatst;
 
g.       ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’ mag de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de gezamenlijke oppervlakte die:
 
1.      op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
 
2.       gebouwd mag worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
 
3.       gebaseerd is op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldend bestemmingsplan;
3.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen
a.       permanente teeltondersteunende voorzieningen worden alleen binnen het bouwvlak opgericht en hebben een hoogte van maximaal 3 meter;
 
b.       de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt maximaal 5.000 m²;
3.2.5 Paardenrijbakken
Paardenrijbakken zijn maximaal 1.200 m² groot, worden alleen binnen of aansluitend aan het bouwvlak opgericht op minimaal 25 meter afstand van woningen van derden en worden niet verlicht. Indien een bestaande paardenrijbak groter is dan 1.200 m², dan is de bestaande oppervlakte de maximale grootte.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omheining
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 voor het toestaan van omheiningen tot een hoogte van maximaal 3 meter indien de grotere hoogte noodzakelijk is om dieren binnen de omheining te houden.
3.3.2 Paardenrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.5 voor het plaatsen
van maximaal 6 lichtmasten met een hoogte van maximaal 8 meter bij een paardenrijbak.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Algemeen
a.       Het is verboden gronden en bouwwerken behorend tot een agrarisch bedrijf zodanig te gebruiken dat daardoor sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).
 
b.       Dieren mogen binnen gebouwen – al dan niet in hokken – alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
 
c.       Een gebruikswijziging van gebouwen die niet in gebruik zijn als dierenverblijf, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf, is niet toegestaan.
 
d.       Omschakeling van een veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, naar een hokdierhouderij is niet toegestaan.
 
e.       Het is verboden de gronden en/of gebouwen te gebruiken voor het opslaan van mest, storten of bergen van mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. Bewerking ten behoeve van derden is uitgesloten.
3.4.2 Aan huis gebonden beroep
Bij een woning zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.       de woning blijft voldoen aan het bepaalde in het Bouwbe­sluit;
 
b.       de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
 
c.       er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
 
d.       eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
e.       het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
3.4.3 Productiegebonden detailhandel
Productiegebonden detailhandel is toegestaan, mits:
 
a.         de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
 
b.         de verkoopoppervlakte voor detailhandel niet meer dan 250 m² gaat bedragen;
 
c.         de detailhandel geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt. 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ondersteunende horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van ondersteunende horeca, mits:
 
a.         de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
 
b.         de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
 
c.         de horeca in verband staat met kleinschalig kamperen;
 
d.         maximaal 100 m² van de bebouwing (mede)gebruikt wordt;
 
e.       de ondersteunende horeca geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren op eigen terrein plaatsvindt. 
3.5.2 Nevenactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan
van nevenactiviteiten zoals dagbesteding, zorgverlening en kinderopvang, mits:
 
a.         de agrarische hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft;
 
b.         de directe omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
 
c.         de omvang van de activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 500 m²;
 
d.         de activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, mits:
 
a.         de totale oppervlakte van het bouwvlak niet vergroot wordt;
 
b.         er geen sprake is van een toename van de depositie van stikstof;
 
c.         blijkens advies van de AAB de vormverandering noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het bedrijf;
 
d.         een goede landschappelijke inpassing van het bouwvlak verzekerd is en blijft, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.
3.6.2 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits het bouwvlak verkleind wordt en de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 5.000 m².

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.         bedrijven, die voorkomen in de categorieën 1 en 2 op de meest recente door de VNG uitgegeven Staat van bedrijfsactiviteiten;
 
b.         een aardappelhandelsbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandel’;
 
c.         een timmerwerkbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – timmerwerk’;
 
d.         een bouwbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bouwbedrijf’;
 
e.         een autoplaatwerkerij en autospuitinrichting ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – autowerkplaats’;
 
f.          een constructiebedrijf ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf;
 
g.         een houtbewerkingsbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – houtbewerkingsbedrijf’;
 
h.       een bedrijfswoning;
 
i.        bijbehorende bouwwerken;
 
j.        bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
k.       productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
 
l.        aan huis gebonden beroepen;
 
m.     tuinen, erven en terreinen;
 
n.       parkeervoorzieningen;
 
o.       groenvoorzieningen;
 
p.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.         gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.         het bouwvlak wordt bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
 
c.         ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:
 
a.         de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning gebouwd;
 
b.       in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
1.         de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
 
2.         de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
 
3.         de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
 
4.         de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
 
c.       de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.       de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.       de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
 
a.    de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
b.    de kapvorm van gebouwen;
 
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
 
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
 
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
 
c.    de (duurzame) milieusituatie;
 
d.    de verkeersveiligheid;
 
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
 
f.     de sociale veiligheid;
 
g.    de brandveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het       Bouw­be­sluit;
 
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
 
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
 
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 sub a. voor het toestaan van bedrijven die niet voorkomen in de door de VNG uitgegeven Staat van bedrijfsactiviteiten of in een hogere milieucategorie opgenomen zijn, mits:
 
a.   de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig toeneemt;
 
b.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen, mits het bouwvlak verkleind wordt en de totale oppervlakte aan bijgebouwen teruggebracht wordt tot maximaal 200 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 1.500 m² of tot maximaal 500 m² indien het verkleinde bouwvlak een oppervlakte heeft van maximaal 5.000 m².

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   (1) wonen;
(2) dagbesteding voor een klein groepje (maximaal 8) kinderen/jongeren in de vorm van verzorging van dieren;
b.   bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
c.   aan huis gebonden beroepen;
d.   tuinen en erven;
e.   parkeervoorzieningen;
f.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

5.2 Bouwregels

5.2.1 Woning
Voor het bouwen van een woning gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:
 
a.    per bouwvlak mag één vrijstaande woning worden gebouwd;
 
b.    de woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ worden gebouwd;
 
c.    de woning moet met één gevel in, dan wel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
 
d.    ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximale hoogten;
 
e.    de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen moet aan beide zijden ten minste 3 meter bedragen.
5.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
 
a.    de totale oppervlakte van het hoofdgebouw, de overige gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 400 m² bedragen;
 
b.    ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximale hoogten;
 
c.    gebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
 
d.    in afwijking van het bepaalde onder c. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
1.   de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
 
2.   de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
 
3.   de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
 
4.   de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de bepaling dat de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen, uitgezonderd hekwerken rondom dierenverblijven, erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
 
a.    de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
 
b.    de kapvorm van gebouwen;
 
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
5.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
 
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
 
b.    de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
 
c.    de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
 
d.    de milieusituatie;
 
e.    de verkeersveiligheid;
 
f.     de parkeerruimte op eigen terrein;
 
g.    de sociale veiligheid;
 
h.    de brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Aan huis gebonden beroep
Bij de woning is een aan huis gebonden beroep toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­be­sluit;
 
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
 
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
 
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
5.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
 
a.   het gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting;
 
b.   het gebruik van gebouwen, met uitzondering van het hoofdgebouw, en vrijstaande bij de woning behorende bouwwerken voor permanente of tijdelijk bewoning;
 
c.   het gebruik van de open ruimte voor opslag.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan in afwijking van het gestelde in 5.4.2 toestemming worden verleend
voor het uitoefenen van een aan huis gebondenbedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.   de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouw­verordening en het Bouwbesluit;
 
b.   het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
 
c.   de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
 
d.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
 
e.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
f.    het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor”
 
a.    groenvoorzieningen;
 
b.    openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
 
c.    speelvoorzieningen;
 
d.    paden en parkeervoorzieningen;
 
e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
f.     waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
g.    evenementen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.    alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts-, verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
 
b.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
 
c.    de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.   
de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
b.   
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.   horeca, categorie 2;
 
b.   bedrijfswoning
 
c.   parkeervoorzieningen;
 
d.   tuinen, erven en terreinen;
 
e.   bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
f.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
a.    evenementen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.   gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.   het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
 
c.   het hoofdgebouw bevat maximaal één woning ten zijn anders is aangegeven met de maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden’;
 
d.   ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de gebouwen gelden de met de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ aangegeven maximum hoogten.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’, gelden de volgende bepalingen:
 
a.   de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
 
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
1.     de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
 
2.     de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
 
3.     de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
4.     de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
c.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
 
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
 
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 bedraagt.

7.3 Nadere eisen

7.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
 
a.   de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
b.   de kapvorm van gebouwen;
 
a.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
7.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
 
a.   het straat- en bebouwingsbeeld;
 
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
 
c.    de (duurzame) milieusituatie;
 
d.    de verkeersveiligheid;
 
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
 
f.    de sociale veiligheid;
 
g.     de brandveiligheid.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Aan huis gebonde beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­- be­sluit;
 
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
 
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
 
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   sociaal-culturele en levensbeschouwelijke doeleinden;
 
b.    groenvoorzieningen;
 
c.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
d.    evenementen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.    gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
 
b.    het bouwvlak mag  geheel worden bebouwd;
 
c.    de goot- en nokhoogte van de gebouwen bedragen respectievelijk maximaal 6,5 en 10  meter.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bestemmingsvlak gebouwd;
 
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 1 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.    openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen;
 
b.    parkeervoorzieningen;
 
c.    groenvoorzieningen;
 
d.    nutsvoorzieningen;
 
e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
f.     waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
g.    evenementen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.    alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan;
 
b.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³ ;
 
c.    de hoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.   de hoogte van kunstobjecten, palen en masten bedraagt niet meer dan 12 meter;
 
b.   de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 meter.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water” aange­wezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.    waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
 
b.    taluds, oevers en onderhoudsstroken.

10.2 Bouwregels

De tot ‘Water” bestemde gronden worden niet bebouwd, met uitzondering van de bouw van bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken.
   

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
 
a.    het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
 
b.    het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
 
c.    het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
 
d.    het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen heb­ben.
10.3.2 Uitzonderingen
Bovenstaand verbod is niet van toepassing:
 
a.   voor normale onderhoudswerkzaamheden;
 
b.   voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
 
c.   voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
 
d.   voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijd­stip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd;
 
e.   voor waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.
 
Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a.   woningen;
 
b.   bij de woning behorende bouwwerken;
 
c.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
d.   aan huis gebonden beroepen (inclusief internetverkoop);
 
e.   tuinen en erven;
 
f.    parkeervoorzieningen;
 
g.   waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de opgenomen aanduidingen, alsmede de volgende bepalingen:
 
a.   de woningen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ gebouwd;
 
b.   de woningen worden met één gevel in, dan wel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
 
c.   per ‘specifieke bouwaanduiding – hoofdgebouw’ worden ter plaatse van de bouwaanduiding
 
-     ‘twee-aan-een (tae)’: maximaal twee twee-aan-een gebouwde woningen gebouwd;
 
-     ‘vrijstaand (vrij)’: maximaal één vrijstaande woning gebouwd;
 
d.   ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de maatvoering ‘maximum goot- en bouwhoogte’ opgenomen maximum hoogten.
 
e.   de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 3 meter;
 
f.    de afstand van twee-aan-een gebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 meter.
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten de ‘specifieke bouwaanduiding hoofdgebouw’, gelden de volgende bepalingen:
 
a.    de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bestemmingsvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
 
b.   achter de voorgevelrooilijn is een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig;
 
c.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bouwwerk mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
1.    de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceels­grens minimaal 1,5 meter bedraagt;
 
2.    de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt;
 
3.    de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van de woning;
 
4.    de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel van de woning;
 
d.   het gezamenlijk oppervlak bedraagt per perceel ten hoogste 60 m²;
 
e.   indien de grondoppervlakte achter de voorgevelrooilijn groter is dan 200 m², dan mag de onder d. genoemde oppervlakte overschreden worden met 10% van het meerdere, echter tot maximaal 90 m²;
 
f.    bijbehorende bouwwerken mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
 
g.   in afwijking van het bepaalde onder f. wordt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevelrooilijn, slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd en bedraagt de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter; buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
 
h.   de goothoogte en hoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 3 meter en 5,5 meter;
 
1.   de hoogte bedraagt in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 5,5 meter, behoudens het bepaalde onder (2);
 
2.   indien bijbehorende bouwwerken aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, bedraagt de hoogte niet meer dan 5,5 meter;
 
i.    naast het bepaalde onder d. en e. mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal  25 m² en met een hoogte van maximaal 3 meter.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
a.   de bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
 
b.   de hoogte bedraagt maximaal 5 meter, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter, en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt.

11.3 Nadere eisen

11.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
 
a.    de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
 
b.    de kapvorm van gebouwen;
 
c.    de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
11.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
 
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
 
b.    de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit, woongenot van de directe omgeving);
 
c.    de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
 
d.    de milieusituatie;
 
e.    de verkeersveiligheid;
 
f.     de parkeerruimte op eigen terrein;
 
g.    de sociale veiligheid;
 
h.    de brandveiligheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.4.1 Extra oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het be­paalde in 11.2.2 onder  d. en e., voor een extra vergroting van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, indien de oppervlakte van de aanwezige legale bijbehorende bouwwerken het voorgeschreven maximum van 60 c.q. 90 m² te boven gaat, met dien verstande, dat:
 
a.    per m² gesloopt bijbehorende bouwwerk dat aanwezig is boven het voorgeschreven maximum, maximaal de helft wordt teruggebouwd;
 
b.    het gezamenlijk oppervlak van de bijbehorende bouwwerken per perceel maximaal 250 m² bedraagt.
11.4.2 Hoekpercelen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.3 onder a. voor het bouwen van maximaal 2 meter hoge erf- en terreinafscheidingen op hoekpercelen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de bouw stedenbouwkundig verantwoord is en niet leidt tot verkeersonveilige situaties.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.5.1 Aan huis gebonden beroep
Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen en internetverkoop toe­ge­staan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
a.   de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de ge­meentelijke bouwverordening en het Bouw­be­sluit;
 
b.   de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouw­per­ceel tot een maximum van 60 m2;
 
c.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
 
d.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
e.   het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie - 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter,  een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
12.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
 
a.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
 
b.    de verplichting tot het doen van opgravingen;
 
c.    de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
 
a.    het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
 
b.    het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeervoorzieningen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
c.    het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
d.    het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
 
e.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
f.     het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niets als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
g.    het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
h.    het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
i.      het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter;
 
j.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
12.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
 
a.    het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
 
b.    reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.3.3 Toelaatbaarheid
a.    De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
 
b.    Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
 
1.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
 
2.    de verplichting tot het doen van opgravingen, of
 
3.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.         
 
c.    De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

12.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
12.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m²  en waardoor de bodem verstoord wordt op een grotere diepte dan 30 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
12.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie - 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Omgevingsvergunning
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m² en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
13.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de vergunning verbinden:
 
a.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
 
b.   de verplichting tot het doen van opgravingen;
 
c.   de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.2.3 Bouwverbod
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
 
a.    het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
 
b.    het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeervoorzieningen en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
 
c.    het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter;
 
d.    het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt.
13.3.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
 
a.   het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
 
b.   reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.3.3 Toelaatbaarheid
a.    De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt verleend indien is gebleken dat de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
 
b.   Voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
 
1.    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
 
2.    de verplichting tot het doen van opgravingen, of
 
3.    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.         
 
c.   De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

13.4.1 Voorschriften
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
13.4.2 Deskundige
Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waardoor de bodem verstoord wordt tot een grotere diepte dan 50 centimeter, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat het slopen begeleid wordt door een gekwalificeerde deskundige.
13.4.3 Melding
Indien tijdens het slopen vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van het bouwwerk.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie - 3
geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 14 Waterstaat - Waterbergend regime

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterbergend regime” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater van de Maas

14.2 Bouwregels

De gronden worden uitsluitend bebouwd indien de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
 
a.       er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
 
b.       er is geen sprake van een feitelijke belemmering van de afvoercapaciteit;
 
c.       er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de
waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
 
d.       de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

14.3 Nadere eisen

14.3.1 Andere van toepassing zijnde wetgeving
In gebieden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend regime' is het stroomvoerend regime van toepassing, derhalve is tevens de Waterwet van toepassing. Dit betekent dat voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, maar dat ook een vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.

14.4 Afwijken van de bouwregels

In alle in het in 14.2 genoemde gevallen, wordt voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen
schriftelijk advies ingewonnen bij de rivierbeheerder.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
 
a.         het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m²;
 
b.         het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
 
c.         het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
 
d.         het ophogen van gronden, aanleggen en/of wijzigen van kaden.
14.5.2 Uitzonderingen
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
 
a.         het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
 
b.         reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
14.5.3 Toelaatbaarheid
De in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van hydrologische waarden.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

 

16.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
a.    ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
 
b.    de verticale diepte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;
 
c.    de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
 
Een en ander met dien verstande, dat:
 
1.    de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
 
2.    er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan archeologische waarden;
 
3.    er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeers�maat�re�ge�len, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan wor�den voor voldoende parkeervoorzieningen.

16.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
 
a.    het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
 
b.   het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel­huis­jes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of af­valcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
 
1.   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
 
2.   de hoogte niet meer bedraagt dan 3,2 respectievelijk meter;
 
3.   de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
 
c.   geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
 
d.   het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, als­mede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
 
e.   het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
 
f.    het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij de bestemming Wonen, met dien verstande dat:
 
1.   de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
 
2.   de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
 
3.   de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
 
4.   er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
 
5.   er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven;
 
g.   het toestaan van de uitoefening
van een aan huis gebondenbedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
 
1.   de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouw­verordening en het Bouwbesluit;
 
2.   het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
 
3.   de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
 
4.   er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
 
5.   eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
 
6.   het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1’ zodanig te wijzigen dat langs de woning Maasstraat 8 een vrijstaande woning gebouwd kan worden, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 2’ zodanig te wijzigen dat tussen de woningen Maasstraat 4 en 4a twee vrijstaande woningen gebouwd kunnen worden, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 3’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Groeningsestraat 5 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.4 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 4’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Groeningsestraat 17 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.5 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 5’ zodanig te wijzigen dat de schuur langs de woning Groeningsestraat 26 vervangen kan worden door een vrijstaande woning, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.6 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 6’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Groeningsestraat 29 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.7 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 7’ zodanig te wijzigen dat langs het pand Groeningsestraat 31 een vrijstaande woning gebouwd kan worden, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.8 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 8’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Groeningsestraat 36 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.9 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 9

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 9’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Groeningsestraat 56 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.10 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 10’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij De Schans 1 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie.  

18.11 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 11’ zodanig te wijzigen dat tussen de woningen De Schans 1 en Voortweg 2 een vrijstaande woning gebouwd kan worden, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woning past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.12 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 12

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 12’ zodanig te wijzigen dat achter de woonboerderij Voortweg 1 twee (half)vrijstaande woningen gebouwd kunnen worden, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.13 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 13

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 14’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Voortweg 3 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.   de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
 
b.   er onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten, zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit en archeologie. 

18.14 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 14

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone  - wijzigingsgebied - 14’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Voortweg 11 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.       er sprake is van een boerderij met een bouwmassa van ten minste 900 m³;
 
b.       het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
 
c.       er twee volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van ten minste 350 m³;
 
d.       omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
 
e.       voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
 
f.       de nieuwe woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven;
 
g.       de nieuwe woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
 
h.         indien meer dan 190 m² (voormalige) bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken aanwezig is, de totale oppervlakte na de splitsing niet vergroot wordt;
 
i.         een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

18.15 wetgevingszone - wijzigingsgebied - 15

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied - 15’ zodanig te wijzigen dat de woonboerderij Voortweg 15 gesplitst kan worden in twee halfvrijstaande woningen, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
 
a.       er sprake is van een boerderij met een bouwmassa van ten minste 900 m³;
 
b.       het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
 
c.       er twee volwaardige woningen ontstaan met beide een inhoud van ten minste 350 m³;
 
d.       omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
 
e.       voldaan wordt aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
 
f.       de nieuwe woning milieuhygiënisch aanvaardbaar is in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven;
 
g.       de nieuwe woning aanvaardbaar is uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat en wat betreft externe veiligheid;
 
h.       indien meer dan 190 m² (voormalige) bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken aanwezig is, de totale oppervlakte na de splitsing niet vergroot wordt;
 
i.         een goede landschappelijke inpassing van het bestemmingsvlak is en blijft verzekerd, waarbij leidend is de meest actuele “Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Boxmeer”.

Artikel 19 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:
 
a.    het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;
 
b.    het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te raadplegen via de internetsite van de gemeente Boxmeer;
 
c.    gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 20 Parkeernormen

20.1 Gebruiksregel

De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.

20.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
 
a.      er voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
 
b.      er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
 
1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
 
2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
b.   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
 
c.   Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
c.   Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
d.   Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Groeningen’ van de gemeente Boxmeer.
   
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 maart 2019.  
   
De griffier,                                                     De voorzitter,                                                
   
A.W.J.M. Cornelissen                                    K.W.T. van Soest