Artikel 7 Maatschappelijk Voorlopig (M-VRL)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn tot 1 januari 2011 bestemd voor:
-
a. maatschappelijke doeleinden ten behoeve van het openbaar bestuur;
-
b. openbare nutsvoorzieningen;
-
c. de aanleg en instandhouding van toegangs- en ontsluitingswegen, wegen ter ontsluiting van de aanliggende en nabijgelegen gronden, langzaamverkeersroutes, groenvoorzieningen, alsmede parkeervoorzieningen waarbij wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein;
-
d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. de gebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van ten minste 10 meter voor bouwpercelen gelegen aan de hoofdontsluitingsweg, gemeten uit de aan de weg gelegen grens van het bouwperceel;
-
c. de bebouwing mag het aangegeven maximale bebouwingspercentage niet overschrijden, met dien verstande dat zolang de gronden en bouwwerken in gebruik zijn ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, in afwijking van het aangegeven percentage, een percentage van 30 in acht moet worden genomen;
-
d. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’, opgenomen maximale goot- en bouwhoogten;
-
e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen binnen een afstand van 10 meter uit de aan de weg gelegen grens van het bouwperceel mag maximaal 3 meter bedragen ren die welke op grotere afstand zijn gelegen, mogen een hoogte hebben van maximaal 6 meter, met uitzondering van:
-
1. vlaggen-, reclame- en lichtmasten en dergelijke, waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen;
-
2. terreinafscheidingen in de vorm van hekwerken, waarvan de hoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen;
-
3. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen;
-
f. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tot één der zijden tenminste 5 meter te bedragen;
-
g. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de achterste perceelsgrens dient ten minste 5 meter te bedragen;
-
h. de oppervlakte van een gebouw van openbaar nut
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de:
-
a. situering en afmetingen van de bouwwerken;
-
b. situering en afmetingen van de percelen;
-
c. de bebouwingsdichtheid;
-
d. de overige terreininrichting;
indien zulks noodzakelijk is:
-
a. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
-
b. ter voorkoming van strijdigheid met de bestemming;
-
c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
d. uit een oogpunt van verkeersveiligheid gewenst uitzicht;
-
e. uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
-
f. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte op eigen terrein.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor woondoeleinden, de uitoefening van een andere tak van dienstverlening en/of bedrijvigheid dan volgens het bepaalde in 7.1 is toegestaan, het storten of lozen van voorwerpen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen.
7.5 Ontheffing gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-
a. het bepaalde in 7.1. sub c. voor het toestaan van bedrijven die niet voorkomen in de Bedrijvenstaat maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 t/m 3;
-
b. het bepaalde in 7.2 sub b. ten behoeve van de bouw van gebouwen tot de aan de zijde van de weg gelegen grens van het bouwperceel onder de volgende voorwaarden:
- de afwijking nodig is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
- de afwijking in overeenstemming is met de bestemming;
- door het verlenen van ontheffing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast;
- de afwijking uit het oogpunt van verkeersveiligheid verantwoord is;
-
c. het bepaalde in 7.2 sub c. tot verhoging van het maximum bebouwingspercentage met 5 % onder de volgende voorwaarden:
- door het verlenen van ontheffing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast;
- de afwijking in overeenstemming is met de bestemming;
- door middel van een gefundeerd ondernemingsplan wordt aangetoond, dat de afwijking noodzakelijk is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
- voorzien wordt in voldoende groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
-
d. het bepaalde in 8.2 sub d. ten behoeve van de bouw van gebouwen met een grotere goothoogte tot maximaal 17 meter, doch uitsluitend ten behoeve van de bouw van magazijnen en dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen en dergelijke, onder de volgende voorwaarden:
- de afwijking nodig is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
- de afwijking in overeenstemming is met de bestemming;
- door het verlenen van ontheffing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.
7.6 Definitieve bestemming
De voor ‘Maatschappelijk – Voorlopig’ aangewezen gronden zijn vanaf 1 januari 2011 bestemd als ‘Bedrijf’ waarbij de regels van artikel 4 ‘Bedrijf’ van toepassing zijn.