direct naar inhoud van Handleiding bij regels omgevingsplan HSL
Plan: Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01

Handleiding bij regels omgevingsplan HSL

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Best heeft voor de woonwijken Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik een omgevingsplan opgesteld. Dit omgevingsplan vervangt het geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' dat op 8 oktober 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad. Dit bestemmingsplan was verouderd en moest worden geactualiseerd. De gemeente heeft dit aangegrepen om ervaring op te doen met de regelgeving en werkwijzen zoals die onder de nieuwe Omgevingswet gaan gelden. Met het opstellen van dit omgevingsplan heeft de gemeente ervaring opgedaan met het op een andere wijze vorm geven aan bewonersparticipatie, met het verwerken van relevante beleidsregels en verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving, met het het meenemen van welstand, duurzaamheid en gezondheid in het omgevingsplan en met deregulering en met het werken met uitnodigingsplanologie ter plaatse van de 'niet-woonbestemmingen'.

Het omgevingsplan is opgesteld in samenwerking met de bewoners van de drie woonwijken. Per wijk is er een werkgroep van bewoners actief geweest. Tijdens meerdere bijeenkomsten hebben zij een aantal thema’s besproken. Hierover hebben ze adviezen aan de gemeente opgesteld. De adviezen hebben de basis van dit omgevingsplan gevormd. Daarnaast is het omgevingsplan integraal tot stand gekomen. Medewerkers van de afdelingen ruimte, milieu, vergunningen, handhaving, duurzaamheid, verkeer, stedenbouw, water, beheer, communicatie en welstand van de gemeente Best zijn actief betrokken bij het tot stand komen van het omgevingsplan.

Om te kunnen experimenteren met de regelgeving onder de Omgevingswet, is het plan als experiment op basis van artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet aangemeld voor de 12e tranche van het Besluit. Artikel 7c maakt bestemmingsplannen met een 'verbrede reikwijdte' mogelijk. Dit betekent dat er, vooruitlopend op de Omgevingswet, afgeweken kan worden van bestaande wet- en regelgeving. Aangezien het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vooruitloopt op het omgevingsplan, wordt in het vervolg gesproken over omgevingsplan ' 'Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018'.

1.2 Doelen van het omgevingsplan

Door het bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' te actualiseren in de vorm van een omgevingsplan wordt ervaring opgedaan met de Omgevingswet. De gemeente wil in ieder geval de volgende doelen bereiken:

  • 1. De Omgevingswet vraagt om een andere werkwijze binnen de gemeente. Dit vloeit voort uit het feit dat zoveel mogelijk regels die nu nog versnipperd zijn opgenomen in allerlei verschillende plannen en regelingen nu integraal in één plan terecht komen. Een andere interne werkwijze is nodig, zowel bij de totstandkoming van het omgevingsplan als bij het werken met het plan. De gemeente heeft als doel om te experimenteren met deze nieuwe werkwijze, zodat de organisatie bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet optimaal is ingespeeld op haar veranderde rol.
  • 2. De gemeente wil graag meer flexibiliteit aanbrengen in haar plannen en zorgen voor verder deregulering. De bewoners zijn zelf mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan laat meer toe en verbiedt minder en gaat uit van het 'ja, mits principe' in plaats van het 'nee, tenzij principe'. Dit moet leiden tot meer gebruiksgemak voor inwoners, bestuurders en ambtenaren met als gevolg een versnelling en verbetering van de besluitvorming.
  • 3. Het omgevingsplan moet zo veel mogelijk regels bundelen welke relevant zijn voor de fysieke leefomgeving en voorheen apart vermeld stonden in bestemmingsplannen en verordeningen. Hiermee samenhangend moeten regels en begrippen uit de verschillende verordeningen en beleidsregels op elkaar worden afgestemd. Dit moet leiden tot meer duidelijkheid en gebruiksgemak voor inwoners, bestuurders en ambtenaren.
  • 4. De gemeente wil dit experiment graag gebruiken om te investeren in een goede wijze van burgerparticipatie. Hierdoor kan een werkwijze worden ontwikkeld welke in de toekomst ook gebruikt gaat worden bij de totstandkoming van het omgevingsplan. Het doel is om inwoners meer te betrekken bij de planvorming. Op deze manier wordt het plan samen met de inwoners gerealiseerd.
  • 5. In het Beleidsplan Energie- en Materiaaltransitie 2012-2015 is de ambitie vastgelegd dat Best zo snel mogelijk energieneutraal en afvalloos is. Deze doelstelling is zeer ambitieus en kan alleen bereikt worden als alle maatschappelijke partners de ambitie omarmen en hun schouders er onder zetten. De gemeente ziet voor zichzelf vooral een rol weggelegd in het faciliteren, enthousiasmeren en verbinden van partijen. Dit experiment heeft tot doel om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om deze rol tot uitdrukking te brengen in een omgevingsplan voor bestaande woonwijken. Daarmee draagt de gemeente bij aan haar ambitie op het gebied van duurzaamheid. Het concrete doel is om samen met de Metropool Regio Eindhoven als eerste regio in Nederland energieneutraal te zijn. Dit doel is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 mei 2017 aan de hand van het 3-sterrendossier duurzaamheid.

De gemeente Best heeft geïnvesteerd in een andere manier van bewonersparticipatie, waardoor bewoners daadwerkelijk een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan dit omgevingsplan. Een uitgebreidere beschrijving van het proces is opgenomen in Hoofdstuk 2.

In dit omgevingsplan zijn, conform de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt, regels opgenomen die zien op de fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit. Hiertoe zijn meerdere gemeentelijke verordeningen die (deels) regels bevatten over de fysieke leefomgeving geïntegreerd. Voor het plangebied gelden de regels die zijn opgenomen in dit omgevingsplan. Dit houdt in dat de gemeentelijke verordeningen niet langer van toepassing zijn op het plangebied. In artikel 5.2 is een overzicht gegeven van de verordeningen die geheel of gedeeltelijk zijn komen te vervallen voor dit plangebied. Het gaat hierbij om verordeningen die geheel of gedeeltelijk zijn geïntegreerd in dit omgevingsplan.

1.3 Plangebied

Dit omgevingsplan omvat de woonwijken Hoge Akker, Speelheide en de Leeuwerik. De planbegrenzing is opgenomen op de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0001.png"

Begrenzing plangebied Omgevingsplan 'Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018'

1.4 Het omgevingsplan

Het omgevingsplan 'Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018' is gericht op activiteiten in de fysieke leefomgeving. Alle regels voor activiteiten (bouwen, functie wijzigen, een parkeerplaats realiseren, etc) staan in Hoofdstuk 2 van de regels. Het plangebied is onderverdeeld in de volgende vier functiegebieden: Woongebied voor de bestaande woonpercelen, Gemengd - Gemengd gebied voor de bestaande niet-woonfuncties, Verkeer - Openbaar gebied voor de openbare ruimte en Groen - Hoofdgroenstructuur voor de belangrijkste groenvoorzieningen in de drie wijken. De functiegebieden zijn terug te vinden op de verbeelding.

In Hoofdstuk 2 van de regels is per activiteit aangegeven voor welk functiegebied het is toegestaan. Daarbij is ook aangegeven of de activiteit direct is toegestaan, of dat een melding of vergunning is vereist. In hoofdstuk 3 van de regels zijn regels opgenomen voor beschermingszones en voor archeologie. In hoofdstuk 4 van de regels zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen. Per artikel is een verwijzing opgenomen naar een toelichting in deze handleiding.

Voor verschillende onderwerpen zoals duurzaamheid en gezondheid is er bewust voor gekozen om zo min mogelijk dwingende regels op te nemen en inwoners voornamelijk bewust te maken van mogelijkheden en consequenties van hun handelen en te inspireren tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een inspiratieboek opgesteld. Het inspiratieboek is als Bijlage 5 bij het omgevingsplan opgenomen.

1.4.1 Verschil ten opzichte van het geldende bestemmingsplan

Het grootste verschil van dit omgevingsplan ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, is de opbouw van het plan. De regels zijn gericht op activiteiten en niet meer op bestemmingen. Uitgangspunt van dit omgevingsplan is dat de bestaande legale situatie leidend is voor veranderingen. De bestaande situatie wordt beschouwd als een gegeven en is niet meer gedetailleerd vastgelegd. Voor activiteiten die afwijken van de bestaande situatie zijn de regels voor activiteiten in Hoofdstuk 2 van toepassing.

Het omgevingsplan is daarnaast niet meer alleen gericht op de ruimtelijke ordening, maar op de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat onderwerpen, zoals duurzaamheid en gezondheid, die niet konden worden opgenomen in een bestemmingsplan, wel onderdeel uitmaken van dit omgevingsplan. Dit geldt ook voor regels uit verordeningen en beleidsregels die gericht zijn op de fysieke leefomgeving.

1.4.2 Verruiming ten opzichte van het geldende bestemmingsplan

Daarnaast is gekozen voor versoepeling en versoberingen van de regels ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Zo is de nadere eisen regeling afgeschaft en is de bijgebouwen regeling bij woningen verder versoberd en in lijn gebracht met de mogelijkheden die het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt. Om samenvoeging van wooneenheden te vereenvoudigen is tevens de toegestane typologie losgelaten. De grootste inhoudelijke wijziging heeft plaatsgebonden rondom het wijzigen van een functie. De mogelijkheden voor functiewijzigingen zijn verruimd, in lijn met de landelijk in gang gezette trend. Daarnaast zijn verschillende regelingen aangaande hetzelfde onderwerp gebundeld en in lijn gebracht. Hierdoor worden tegenstrijdige regelingen voorkomen. Voor een volledige toelichting op deze wijzigingen wordt verwezen naar de toelichting op de activiteiten.

1.5 Relatie met andere beleidsterreinen

Dit omgevingsplan is opgesteld voor drie bestaande woonwijken in Best. De regels in dit omgevingsplan hebben tot doel om nieuwe activiteiten te reguleren. Hierbij wordt meer flexibiliteit geboden voor toekomstige ontwikkelingen, zonder dat daarvoor altijd separate procedures nodig zijn. De beoogde flexibiliteit leidt echter niet tot een onaanvaardbare milieubelasting of vermindering van het woon- en leefklimaat. Het omgevingsplan heeft tot doel om waar mogelijk de bestaande kwaliteit te verbeteren. Dit geldt voor alle milieuhygienische aspecten. Daarnaast heeft de gemeente een inspiratieboek opgesteld dat als bijlage aan dit omgevingsplan is toegevoegd. Dit inspiratieboek heeft tot doel om initiatiefnemers te inspireren om sneller te verduurzamen en bij bouwplannen rekening te houden met de ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie. Onderdeel van het inspiratieboek is tevens het verminderen van verharding op privépercelen en de het gebruik van duurzame materialen. De gemeente streeft op deze wijze naar een hogere omgevingskwaliteit en naar een omgeving waar beter wordt ingespeeld op toekomstige wateropgaven.

Externe veiligheid is beschreven in Bijlage 6 (paragraaf externe veiligheid) en paragraaf 5.1 (beschermingszones).

Architectuur en welstand zijn in paragraaf 3.5.3 beschreven.

1.6 Leeswijzer

In deze handleiding wordt eerst ingegaan op het doorlopen proces van de totstandkoming van het omgevingsplan. De hoofdstukken 3 en 4 zijn te lezen als toelichtingen op de regels. In hoofdstuk 3 is een artikelsgewijze toelichting gegeven op de algemene doelstellingen van het omgevingsplan en de regels in hoofdstuk 1 van de regels. In hoofdstuk 4 is een artikelsgewijze toelichting gegeven van de regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de regels. Deze toelichting geeft inzicht in de achtergronden van de regeling en de wijze waarop de regeling dient te worden geïnterpreteerd.

Hoofdstuk 2 Proces

2.1 Werkgroepen bewoners

Ter voorbereiding op het omgevingsplan voor de wijken Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik is per wijk een werkgroep door bewoners gevormd. De werkgroepen hebben adviezen gegeven over de thema's 'Duurzaamheid en gezondheid', 'Ruimer/globaler bestemmen en Openbaar gebied' en 'Deregulering woonbestemmingen en Welstand'. De adviezen zijn door ambtenaren van verschillende afdelingen van de gemeente intern besproken in scrumsessies. De volledige adviezen van de bewoners zijn in Bijlage 1 opgenomen.

2.2 Verantwoordingsdocument

In het verantwoordingsdocument, dat als Bijlage 2 bij deze handleiding is opgenomen, zijn de adviezen van de werkgroepen van de bewoners samengevat en er is aangegeven door welke wijk het advies is ingebracht. Op alle onderdelen is een reactie op de adviezen gegeven. Voor verschillende adviezen is aangegeven hoe deze in het omgevingsplan worden verwerkt. Indien een advies niet is overgenomen in het omgevingsplan, is aangegeven waarom niet en wat er wel met het advies wordt gedaan. Het verantwoordingsdocument vormt de basis voor voorliggend omgevingsplan.

Over het verantwoordingsdocument is een bijeenkomst voor de werkgroepen geweest. Met de aanwezigen is op hoofdlijnen naar het verantwoordingsdocument gekeken. Tijdens deze bijeenkomst zijn nog enkele aanvullingen aan de orde gekomen die zijn opgenomen in het verantwoordingsdocument en uiteindelijk ook bij de totstandkoming van dit omgevingsplan zijn betrokken.

Het definitieve verantwoordingsdocument, waarin de resultaten van de vorige processtappen zijn verwerkt, is aan alle werkgroepleden toegezonden met de vraag of er nog onderdelen van de adviezen zijn waar geen juiste interpretatie aan is gegeven. De werkgroepleden hebben de tijd gekregen om een reactie te geven. Indien de reacties daartoe aanleiding hebben geven, is het verantwoordingsdocument nog aangepast.

2.3 Scrumsessies

Door middel van scumsessies zijn binnen de gemeente keuzes gemaakt over hoe moet worden omgegaan met de thema's 'Duurzaamheid en gezondheid', 'Ruimer/globaler bestemmen en Openbaar gebied', 'Deregulering woonbestemmingen en Welstand' en de 'integratie van Verordeningen en beleidsregels' in het omgevingsplan.

De scrum is een term afkomstig uit de rugbysport en is het onderdeel van de wedstrijd waarbij een groep van spelers op elkaar inhaakt tegenover de tegenstander om de bal te pakken te krijgen. De samenwerking tussen de spelers en de kracht van de spelers afzonderlijk is bepalend voor het slagen hierin. Samenwerking is tevens bepalend voor het tot stand komen van een goed gedragen omgevingsplan. Scrum wordt ingezet om in teamverband op een effectieve en flexibele manier resultaten te boeken binnen een project. Het risico van het opstellen van een omgevingsplan is dat men 'verzuipt' in de hoeveelheid mogelijkheden en dat er geen overzicht is van de gevolgen. Zeker onderwerpen als duurzaamheid en gezondheid kunnen zo veelomvattend zijn, dat het lastig is om concrete keuzes te maken en de gevolgen te overzien. Scrummen is een methode die er aan bijdraagt de verschillende onderwerpen die in het omgevingsplan aan bod komen behapbaar en concreet te maken. Daarnaast zorgt scrummen voor transparantie, overzicht en duidelijkheid. Het staat voor korte communicatielijnen en een heldere structuur.

Het scrumproces kent een aantal 'scrum ceremonies', steeds terugkerende teambijeenkomsten. In een korte afgebakende tijdsperiode (sprint) zijn onderdelen van het project uitgewerkt. Per sprint is een thema dat in het omgevingsplan aan bod komt opgepakt. Doel van de sprints is dat aan het einde van de sprint duidelijk is hoe het betreffende thema wordt opgenomen in het omgevingsplan. Ten behoeve van dit omgevingsplan zijn vier scrumbijeenkomsten gehouden. Medewerkers van de afdelingen ruimte, milieu, vergunningen, handhaving, duurzaamheid, verkeer, stedenbouw, water, beheer en welstand van de gemeente hebben deelgenomen aan deze scrumbijeenkomsten. Door de verschillende thema's als een sprint aan te pakken, zijn in een korte tijd gedragen keuzes gemaakt. De adviezen van de bewoners hebben een belangrijke input gevormd voor de scrumsessies.

Afhankelijk van het type sprint is bepaald wie er van de gemeentelijke projectorganisatie zijn betrokken. De resultaten van de sprint zijn vervolgens gebruikt als input voor voorliggend omgevingsplan.

2.4 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het omgevingsplan aan de daarvoor in aanmerking komende instanties toegezonden. De inhoud van de vooroverlegreacties is in de 'Nota van Vooroverleg' opgenomen en beantwoord. De nota is als Bijlage 8 bij dit omgevingsplan gevoegd. De uitkomsten van het vooroverleg zijn verwerkt in het omgevingsplan.

2.5 Afstemming werkgroepen

Het concept ontwerp omgevingsplan is met een aantal geïnteresseerde werkgroepleden besproken aan de hand van een aantal casussen. Op deze wijze is getoetst of het omgevingsplan gebruiksvriendelijk is. Naar aanleiding van de bijeenkomst is het ontwerp omgevingsplan op een paar punten aangepast.

2.6 Zienswijzen

Het ontwerp omgevingsplan 'Omgevingsplan Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik 2018' heeft met ingang van 25 oktober gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis te Best en is gepubliceerd op de gemeentelijke website. Het omgevingsplan was tevens digitaal raadpleegbaar op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens deze periode kon eenieder een zienswijze over het omgevingsplan indienen. Gedurende de ter inzage legging zijn zes zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen hadden met name betrekking op het ontbreken van aanduidingen ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid bij woningen. Deze aanduidingen zijn conform het voorheen geldende bestemmingsplan opgenomen op de verbeelding en in de regels. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 9.

2.7 Evaluatie

Het omgevingsplan is anders vormgegeven dan de reguliere bestemmingsplannen. Ook is de participatie rondom dit omgevingsplan veel intensiever geweest. Reden om twee jaar na vaststelling van het omgevingsplan een evaluatie met de bewoners en intern binnen de gemeente te doen om te bekijken of het omgevingsplan nog voldoet of dat er bijstelling nodig is.

Bij de evaluatie van het omgevingsplan wordt in ieder geval gekeken naar de volgende onderwerpen:

  • Zijn er problemen geweest nu er op enkele plekken in het plan gewerkt is met termen die niet helemaal objectief toetsbaar zijn? Denk bijvoorbeeld aan de eis bij het vestigen van een aan huis verbonden beroep dat dit geen nadelige invloed mag hebben op de normale verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans.
  • Vergunningsvrije bouwwerken uit het Bor zijn vertaald. Wanneer het Bor vervallen is en we als gemeente zelf kunnen bepalen wat vergunningsvrij is, is het goed om te bekijken of we alle vergunningsvrije bouwwerken uit het Bor nog steeds wenselijk vinden.
  • Kloppen de algemene visie en de karakteristiek nog met de wensen van de bewoners?
  • Hebben de regels voor duurzame maatregelen de gewenste ruimte geboden?
  • Is de regeling voor aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid aan huis werkbaar gebleken nu er voor beide activiteiten geen vergunning meer nodig is? Zijn er incidenten ontstaan die niet op zichzelf staan en daarmee mogelijk een aanpassing van de regeling vragen?
  • Is de structuur/opbouw van het plan werkbaar en duidelijk?
  • Inspiratieboek actualiseren.
  • Haalbaarheid van de termijn bij meldingen die nu van zes weken is teruggebracht naar vier weken.

Hoofdstuk 3 Artikelsgewijze toelichting algemene doelstellingen

3.1 Artikel 1 Algemene visie

3.1.1 Visie op hoofdlijnen

De gemeente Best heeft haar lange termijn beleid op het gebied van ruimtelijke ordening beschreven in de Structuurvisie Best 2030. In deze paragraaf worden de belangrijkste onderdelen uit deze visie beschreven. De keuzes die gemaakt zijn in dit omgevingsplan mogen immers niet conflicteren met de visie die in de structuurvisie is vastgelegd.

Algemeen

Best is een dorp met vele gezichten en bestaat uit aaneengesloten bebouwing en een aantal buurtschappen. Aan de ene kant maakt Best deel uit van het industriële, hightech hart van Zuidoost Brabant, aan de andere kant ligt het midden in een prachtige landelijke omgeving met uitgestrekte bossen, weilanden, heidegebieden met vennen en een rijk agrarisch verleden. Deze ligging maakt Best een uniek dorp. Dit is ook het belangrijkste onderdeel van de visie; Best wil ook in de toekomst een dorp blijven en is meer dan een buitenwijk van Eindhoven. Het warme en hartelijke van Best wordt gewaardeerd. Best is een dorp waar mensen elkaar kennen en groeten. Dat gevoel wil Best vasthouden.

Wonen

Best wil onder andere bouwen voor de eigen woningbehoefte. De opvang van de regionale behoefte is hieraan ondergeschikt, maar reeds gemaakte afspraken worden gerespecteerd. In dat licht wil Best groeien naar een gemeente met maximaal 34.000 inwoners. Dit is voldoende om bestaande afspraken na te komen en om tegelijkertijd de gemoedelijke en dorpse sfeer te behouden. Deze keuze betekent dat het aanwijzen van nieuwe uitbreidingslocaties niet nodig is. Pas als blijkt dat op de bekende locaties niet voldaan kan worden aan de behoefte is een heroverweging op zijn plaats en komen mogelijk nieuwe locaties in aanmerking. Herstructurerings-en intensiveringsprocessen, zoals het invullen van vrijkomende bedrijfslocaties of vervangende nieuwbouw in wijken, binnen het bestaand stedelijk gebied zijn onder bepaalde voorwaarden overal mogelijk.

Door levensloopbestendige woningen te bouwen kunnen mensen zo lang mogelijk blijven wonen en leven in de eigen omgeving of woonomgeving, wat de sociale samenhang van wijken versterkt. Nieuwbouw dient in maat en schaal te passen in zijn omgeving. Naast de taak om te voorzien in voldoende woningen heeft de gemeente ook de taak het voorzieningenniveau op peil te houden. De voorwaarden, waaronder dit mag gebeuren in de wijken Hoge Akker, Speelheide en de Leeuwerik, zijn in dit omgevingsplan verder uitgewerkt. Het bestaande karakter van de wijk is hierbij leidend voor nieuwe ontwikkelingen.

Werken

Ook werklocaties zijn belangrijk voor de gemeente. Werklocaties bieden werkgelegenheid en kansen voor bedrijfs- en kennisontwikkeling. Het behoud van een sterke bedrijfssector is dan ook van belang voor elke gemeente en dus ook voor Best. Het intensiever vullen van bestaande bedrijventerreinen en het benutten van leegstaande panden heeft hierbij de voorkeur. Om dit hergebruik van leegstaande panden te faciliteren zijn in dit omgevingsplan de regels voor functiewijzigingen versoepeld. De gemeente Best wil in principe de bedrijven uit Best de kans geven om zich in Best verder te ontwikkelen.

Welzijn

De gemeente wil inzetten op een groene leefomgeving, met goede speelvoorzieningen en voldoende wandel- en fietsroutes. Op deze manier wil de gemeente inwoners stimuleren meer te bewegen. Het in stand houden en realiseren van goede verbindingen tussen de wijken onderling en naar het omliggende landschap is hierbij essentieel. In dit omgevingsplan wordt daarom de hoofdgroenstructuur verder beschermd.

Daarnaast acht de gemeente het van groot belang om voorzieningen, zoals zorgvoorzieningen, bereikbaar en toegankelijk te houden voor haar inwoners. Zoveel mogelijk mensen moeten gebruik kunnen maken van de voorzieningen in het dorp. Dit kan door zowel een goede fysieke bereikbaarheid, maar zeker ook door het inzetten op ‘psychische laagdrempeligheid’. Mensen moeten het gevoel hebben altijd ergens terecht te kunnen. Deze voorzieningen moeten zoveel mogelijk geconcentreerd aanwezig zijn in de wijken. Dit vraagt om een goede organisatie op wijkniveau. Multifunctioneel gebruik van accommodaties vormt, mede vanuit het oogpunt van maatschappelijke benutting (synergie en samenwerking) het uitgangspunt. Zo is een goede ontwikkelingslijn voor de jeugd belangrijk. Daarbij is het van belang dat informatie, advies en ondersteuning voor opvoeders zoveel mogelijk wordt geboden op die plaatsen waar het kind zich bevindt, zoals scholen, consultatiebureau, kinderopvang, peuterspeelzalen en dergelijke.

Het wijkgericht werken staat centraal waarbij inwoners zich aan elkaar en de wijk verbonden voelen. Belangrijk is dat participatie, ontmoeten en zelfredzaamheid bevorderd dienen te worden met waar nodig specifieke aandacht voor bijzondere doelgroepen. Aan alle inwoners moet blijvend de mogelijkheid worden geboden mee te doen en te participeren in de samenleving, bijvoorbeeld via sport, recreatie, cultuur en integratie. Het proces dat aan de basis heeft gelegen aan de totstandkoming van het omgevingsplan is een voorbeeld van participatie en betrokkenheid bij de buurt. Door buurtbewoners zelf een rol te gevel bij de ontwikkeling van de wijk, is de betrokkenheid vergroot.

Milieu, duurzaamheid en veiligheid

De gemeente Best wil zorgvuldig omgaan met de thema’s milieu, duurzaamheid en veiligheid. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden gebiedsgerichte milieu-, duurzaamheids- en veiligheidsambities integraal meegenomen. Deze ambitie gaat uiteindelijk nog verder. Best wil één van de eerste gemeenten in de regio zijn die volledig energieneutraal is. Dit omgevingsplan biedt daarom volop mogelijkheden om te verduurzamen, zonder dat hiervoor procedures moeten worden doorlopen .

3.1.2 Visie per wijk

In een uitgebreid participatietraject is gezamenlijk door de bewoners een visie geformuleerd voor de toekomst van hun wijken. Deze visie is waar mogelijk leidend voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (activiteiten in afwijking van de bestaande situatie), waardoor deze een afwegingskader vormt voor toekomstige ingrepen in de fysieke leefomgeving (zie Bijlage 1). De afzonderlijke visies van de wijken zijn in de volgende paragrafen beschreven. Op basis van deze afzonderlijke visies is door de gemeente Best een overkoepelende visie geformuleerd die breed gedragen wordt onder de inwoners. Het resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 3.1.3 en vertaald in Artikel 1 van de regels. Hieronder is kort aangegeven wat de visie van de bewoners op hun eigen wijk is.

Hoge Akker

De bewoners van de wijk Hoge Akker hebben aangegeven dat hun wijk in de toekomst grotendeels een volledig duurzame wijk zal zijn ("nul op de meter van alle woningen, geen gasinstallatie meer”) waar het prettig wonen is voor oud en jong. Dit vraagt om een verdere stimulering van duurzaam bouwen en duurzame mobiliteit. Voorzieningen die een bijdrage leveren aan een verdere verduurzaming worden toegejuicht, ondanks dat dit soms op gespannen voet staat met de traditionele gedachten over beeldkwaliteit en stedenbouw.

In de toekomst is er in de wijk een evenwichtige verdeling van oude en jonge bewoners (gezinnen). Hiervoor is ruimte geboden aan mantelzorgwoningen en andere vormen van levensloopbestendig bouwen die ervoor zorgen dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Het is nog steeds een echte woonwijk, wel met hier en daar kleinschalige bedrijvigheid, vooral aan huis. De bedrijven in de wijk die er zijn, zijn “schone” niet milieu belastende bedrijven. In de wijk vind je biodivers groen (bomen, struiken, bloemenweiden), wat het verblijven in de wijk voor mens en dier prettig maakt. Ook zijn er mogelijk enkele volkstuinachtige plekken waar bewoners van de wijk zelf groenten en fruit kunnen telen. De wijk is in de toekomst zo goed mogelijk voorbereid op de effecten van klimaat verandering zoals extreem (nat) weer en hittestress, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van opvang bekkens/vijvers voor overtollig water en voldoende volwassen groen dat schaduw biedt aan mens en dier. In de wijk zijn alle voorzieningen die van belang zijn voor een prettig en duurzaam leven met elkaar aanwezig of op loopafstand bereikbaar: scholen, gezondheidszorg, winkels, ontmoeten (kerken, buurthuizen), recreatie, sport en kleinschalige bedrijvigheid. De wijk is zo ingericht dat negatieve effecten op de gezondheid als gevolg van bijvoorbeeld geluid en fijnstof, zoveel mogelijk kunnen worden geweerd.

Speelheide

Speelheide wordt door de bewoners van de wijk gezien als de mooiste en groenste wijk van Best. Om dit te behouden zijn structurele keuzes vereist, bijvoorbeeld om de aanwezige waardevolle groenstructuren in de wijk te versterken. Hierbij is goed onderhoud nodig, waarbij te grote bomen tijdig worden vervangen door jongere bomen. Bomen mogen echter niet de hoge ambities op het gebied van duurzaamheid in de weg staan. Er moeten structurele keuzes gemaakt worden voor de toekomst, waarbij duurzaamheidsmaatregelen gefaciliteerd moeten worden. Hierbij is '0' op de meter bij nieuwbouw projecten het uitgangspunt. Maar ook bomen die een optimale werking van zonnepanelen belemmeren kunnen bij een herinrichting van de openbare ruimte worden vervangen door nieuwe planten, terwijl energiebesparende maatregelen aan de woning gefaciliteerd en gestimuleerd worden. Ondanks dat dit soms op gespannen voet staat met de traditionele gedachten over beeldkwaliteit.

Maar duurzaamheid gaat verder en het tegengaan van verdere verstening is uitgangspunt, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan vocht doorlatende bestrating. Hierdoor moet Speelheide beter voorbereid zijn op de hevigere regenbuien die gepaard gaan met de opkomende klimaatverandering.

Maar niet alleen duurzaam bouwen is in de toekomst aan de orde van de dag. Als het aan de bewoners ligt wordt ook duurzame mobiliteit in de toekomst volop gefaciliteerd in Speelheide. Dat betekent dat laadpalen kunnen worden gerealiseerd, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige parkeerdruk. Een goed functionerend parkeersysteem is belangrijk voor de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van de wijk. Hiervoor is parkeren in de voortuin niet langer een taboe, maar wordt dit gefaciliteerd. Natuurlijk mag dit niet leiden tot gevaarlijke situaties en mag dit niet ten koste gaan van openbare parkeerplaatsen. Daar staat tegenover dat harder en strenger mag worden opgetreden tegen fout parkeerders.

Behoud van het huidige bebouwingskarakter, bestaande uit laagbouw en veel groen, verandert de komende jaren niet als het aan de bewoners ligt. Speelheide blijft een plek voor jong en oud, waar wonen de hoofdfunctie blijft. Dat betekent niet dat er in de toekomst geen ruimte is voor andere initiatieven. Kleinschalige vormen van bedrijvigheid aan huis zijn, mits goed ingepast, geïntegreerd in de structuur van de wijk. Daarnaast blijft ook de basisschool de komende jaren gehandhaafd, om de jongere gezinnen niet te verliezen.

De Leeuwerik

Ook de bewoners in de Leeuwerik zetten hoog in op het gebied van duurzaamheid, waarbij gestreefd wordt naar een steeds duurzamer wordende wijk. Door een hoge mate van duurzaamheid bij aan- of verbouwingen te stimuleren, hebben in de toekomst alle woningen een energielabel dat hoger is dan het huidige label. Hierbij is altijd en blijvend aandacht voor de karakteristiek van de wijk of de buurt.

Maar niet alleen de bebouwing ondergaat de komende jaren een transformatie richting energie neutraliteit. Ook in de openbare ruimte wordt, als het aan de bewoners ligt, het aanbod aan laadpalen vergroot. Hierbij moeten afspraken worden gemaakt tussen bewoners en bedrijven over gezamenlijk gebruik.

En op particuliere terreinen is meer aandacht voor water en klimaatadaptatie. De verharding op parkeerplaatsen wordt steeds vaker aangepast naar een 'open verharding' terwijl de verharding op particuliere terreinen is teruggedrongen. Daarnaast is steeds vaker ruimte gecreëerd voor water op straat in daarvoor aangewezen waterhuishoudkundige voorzieningen. Het behoud van de huidige groenvoorzieningen is hiervoor cruciaal. Een verder gaande verstening tast enerzijds het karakter van de wijk (nog) verder aan, terwijl ook de wateroverlast toe neemt. Een uitbreiding van het oppervlak aan groen is gewenst.

De Leeuwerik is een wijk die ook in de toekomst toegankelijk blijft voor senioren en minder validen. Dat vraagt om sturing op in- en uitritten en de verantwoordelijkheid van bewoners om te zorgen voor voldoende vrije breedte van trottoirs. Bewoners nemen hierin ook zelf verantwoordelijkheid door te zorgen dat groenvoorzieningen niet over openbare gebieden heen groeien. Daarnaast zullen zoveel mogelijk nieuwbouwwoningen levensloopbestendig worden uitgevoerd, zodat bewoners zo lang mogelijk in de wijk kunnen blijven wonen.

3.1.3 Algemene visie

Uit de afzonderlijke visies op de wijken blijkt duidelijk een gelijke behoefte (zie Bijlage 1). Zo hechten bewoners veel waarde aan het behoud van de huidige karakteristiek van de wijk. De huidige opzet van de wijk en de ruimtelijke uitstraling zijn voor veel bewoners een reden geweest om zich te gaan vestigen in een buurt. Het behoud van deze karakteristiek zorgt er voor dat bewoners nog jaren kunnen genieten van het karakter dat ze ooit heeft aangetrokken. Het behoud van het bestaande karakter van de wijken is vastgelegd in Artikel 4 van de regels en toegelicht in paragraaf 3.4.

Dat neemt niet weg dat er ook ruimte is voor verbetering. Met name goed onderhouden en zorgvuldig ingerichte groenvoorzieningen staan hoog op de agenda. Men realiseert zich dat het behoud van groenvoorzieningen op gespannen voet kan staan met de toenemende mobiliteitsvraag en de parkeerdruk die steeds vaker optreedt in de woonwijken. Het autogebruik is de afgelopen jaren immers sterk toegenomen en woonwijken uit de jaren 70 tot en met 90 van de vorige eeuw zijn hier onvoldoende op ingericht. Om deze toenemende druk niet te laten leiden tot een vermindering van het woongenot is behoud van kwalitatief goede groenvoorzieningen noodzakelijk. Er moet daarom zeer terughoudend worden omgegaan met het verwijderen van groenvoorzieningen. Dit heeft niet alleen esthetische waarde, maar uit onderzoek blijkt dat voldoende kwalitatief hoogwaardige groenvoorzieningen leiden tot een betere gezondheid van mensen. En niet te vergeten draagt een groene wijk bij aan een duurzamer en klimaatbestendigere wijk.

Duurzaamheid staat dan ook hoog op de agenda bij zowel inwoners, bedrijven als overheid. Het beleidsplan energie- en materiaaltransitie is gericht op een zo snel mogelijke energieneutrale en afvalloze samenleving. Om dit te bereiken zijn vergaande maatregelen nodig, waarbij buiten bestaande paden wordt getreden. Nieuwe initiatieven die een bijdragen leveren aan deze ambitieuze doelstelling moeten worden gefaciliteerd. Betuttelende en beperkende regels moeten worden voorkomen. Daarnaast moeten bewoners en bedrijven gestimuleerd en uitgedaagd worden om verder te werken aan een verduurzaming van hun panden. De gemeente zet hier diverse middelen voor in, waaronder dit omgevingsplan.

Deze visie is vertaald in Artikel 1 van de regels. Hierin is vastgelegd dat nieuwe ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de karakteristiek van de wijken. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het zoveel mogelijk behouden van de huidige groenvoorzieningen, dat waar mogelijk, en energieneutrale en afvalloze samenleving wordt gestimuleerd en dat maatregelen die positief bijdragen aan duurzaamheid en gezondheid in beginsel algemeen mogelijk zijn.

Regels: Artikel 1 Algemene visie

3.2 Artikel 2 Algemene zorgplicht

De zorgplicht is een instrument dat is overgenomen uit de Omgevingswet en heeft allereerst een belangrijke signaalfunctie. De verantwoordelijkheid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit is niet een exclusieve zaak van de overheid, maar ieders verantwoordelijkheid. Zo is iedereen, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, verplicht maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen. Voor zover dat niet mogelijk is, is hij verplicht die gevolgen zo veel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Als ook dat onvoldoende mogelijk is, is hij verplicht de activiteiten achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

Regels: Artikel 2 Algemene zorgplicht

3.3 Artikel 3 Toedeling van functies

Het plangebied is onderverdeeld in de functiegebieden Woongebied, Gemengd gebied, Openbaar gebied en Hoofdgroenstructuur. De functiegebieden zijn weergegeven op de verbeelding. In Hoofdstuk 2 van de regels is per activiteit aangegeven binnen welk functiegebied het is toegestaan. Onderstaand is per functiegebied kort aangegeven wat de belangrijkste doelstelling is. De naamgeving is afgestemd op de mogelijkheden die de standaard voor bestemmingsplannen biedt (SVBP 2012). Hierdoor hebben de functiegebieden Gemengd gebied, Openbaar gebied en Hoofdgroenstructuur een voorvoegsel die aansluit bij de standaard bestemmingen.

Woongebied

Alle woonpercelen zijn opgenomen in het functiegebied Woongebied. Hier overheerst de woonfunctie en zijn wijzigingen naar andere functies in principe niet toegestaan. Beperkte bedrijfsactiviteiten aan huis zijn onder voorwaarden wel mogelijk.

Regels: 3.1 Woongebied

Gemengd gebied

Alle niet-woonfuncties (bedrijven, maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, detailhandel en horeca) vallen onder het functiegebied Gemengd gebied. Binnen dit functiegebied wordt meer flexibiliteit geboden voor de uitwisseling van functies, waarbij voor ingrijpende functiewijzigingen voorwaarden zijn gesteld zoals het voeren van een zorgvuldige omgevingsdialoog. Daarnaast mag de hinder voor bewoners niet onevenredig toenemen om een achteruitgang van het bestaande woon- en leefklimaat te voorkomen.

Regels: 3.2 Gemengd - Gemengd gebied

Openbaar gebied

Binnen het functiegebied Openbaar gebied is de openbare ruimte opgenomen, zoals wegen, parkeerplaatsen, speelgelegenheden en groenstroken. Uitwisseling tussen de verschillende gebruiksvormen is in dit omgevingsplan makkelijker geworden.

Regels: 3.3 Verkeer - Openbaar gebied

Hoofdgroenstructuur

De doelstelling in het omgevingsplan is groen beschermen in de wijken. Dit vanuit het oogpunt van het borgen van de kwaliteit in de wijken, welbevinden, hittestress en het stimuleren van beweging. De belangrijkste groenstructuren vallen binnen het functiegebied 'Hoofdgroenstructuur'. Hier zijn uitsluitend groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en langzaamverkeersroutes toegestaan. Het is van belang dat er voldoende biodivers groen aanwezig is, maar dit wordt niet afgedwongen. In het inspiratieboek in Bijlage 5 wordt het belang van voldoende biodivers groen benadrukt en gestimuleerd. Ook wat betreft privé-groen is er voor gekozen om niet af te dwingen (door bijvoorbeeld een vergunningplicht op te nemen voor het kappen van bomen), maar om te investeren in bewustwording en stimuleren van groene voor- en achtertuinen. Hierbij is een afweging gemaakt tussen het beperken van het eigendomsrecht in verhouding tot de te dienen doelen om extra regels ten aanzien van kap van bomen op te nemen op de woonpercelen. Het eigendomsrecht heeft gelet op het karakter van de wijken geprevaleerd.

Snippergroen in de wijk valt niet binnen de hoofdgroenstructuur. Daar waar sprake is van de overige openbare ruimte (wegen en paden, parkeerplaatsen, trottoirs, snippergroen e.d.) wordt ruimte geboden om al deze functies mogelijk te maken.

Regels: 3.4 Groen - Hoofdgroenstructuur

3.4 Artikel 4 Karakter van de wijken

De bewoners van Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik hechten veel waarde aan het behouden van de huidige karakteristiek van de wijken. De huidige opzet van de wijk en de ruimtelijke uitstraling zijn voor veel bewoners een reden geweest om zich te vestigen in een buurt. In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige opzet en de bouwkundige uitstraling van de wijken. Op basis van deze beschrijvingen zijn in Artikel 4 regels opgenomen om het karakter van de wijken te borgen. Het handhaven van het karakter van de wijken is leidend voor ontwikkelingen.

3.4.1 Ontstaansgeschiedenis

In de 16e en 17e eeuw was er nog geen sprake van een zelfstandig dorp Best. Vanaf 1553 vormden de gehuchten Aarle, Naastenbest en Verrenbest (het gedeelte aan de andere kant van Best ten opzichte van Oirschot) een parochie. Op bestuurlijk gebied maakte Best deel uit van Oirschot. Na de afscheiding in 1819 van Oirschot heeft Best zich ontwikkeld van een overwegend agrarische tot een industriële gemeente. Tussen 1850 en 1875 maakte de landbouw eerst nog een bloeiperiode door. In het laatste kwart van de 19e eeuw waren de veranderingen, mede als gevolg van de industriële ontwikkelingen, in Best goed zichtbaar. Het klooster van de zusters, de pastorie, de nieuwe kerk, de nieuwe jongensschool, het pensionaat Nazereth, enkele statige huizen van notabelen en de eerste fabrieken gaven het dorp een heel ander aanzien. Behalve de kerktoren bepaalden ook de schoorstenen van de steenfabriek en boterfabriek en een nieuwe molen het panorama. De aanleg van infrastructuur (wegen, het spoor en het kanaal) werd in gang gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0002.png"

Steenfabriek De Leeuwerik

In 1900 ademde Best nog de sfeer van een boerendorp met klompenmakerijen, dat doorsneden werd door een spoorlijn en een rijksweg. De twee schoorstenen van steenfabriek De Leeuwerik waren al op grote afstand zichtbaar, terwijl de schoorsteen van de boterfabriek veel bescheidener van omvang was. In de eerste decennia van de 20e eeuw hebben we nog te maken met het oude Best, bestaande uit een centrum met veel kerkelijke gebouwen en de omliggende gehuchten. In 1933 werd het Breeven, een gedeelte van de heide ten zuiden van het kanaal, verkocht aan de N.V. Mij voor schoen- en lederindustrie Bata; een van oorsprong Tsjechisch bedrijf dat de goedkope grond aankocht voor de vestiging van een groot industriecomplex. Hierbij verrees ook een afzonderlijke woonwijk, het zogenoemde Batadorp. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werkten in Best 2.500 mensen bij Bata. Dit waren de hoogtijdagen. Best maakte hierdoor, los van Eindhoven, een eigen industriële ontwikkeling door.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft Best zich snel ontwikkeld, mede dankzij de uitstekende infrastructurele verbindingen. Het Wilhelminadorp was, na het Batadorp, de eerste grote uitbreiding van Best. De bouw van winkels bleef eerst achter bij de woningbouw, omdat het gemeentebestuur van mening was dat winkels door particulier initiatief gesticht moesten worden. Na 1960 zien we grote veranderingen in Best. In het verleden werd er gebouwd zoals dat uitkwam, maar nu moest alles eerst door een commissie Ruimtelijke Ordening beoordeeld worden en keek men of bepaalde plannen pasten binnen een bestemmingsplan. Delen van Best werden gereserveerd voor industrieterrein, sportvoorzieningen, recreatie, natuurgebied, woonwijk of winkelcentrum. Ook het landschap veranderde ingrijpend vanwege de ruilverkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0003.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0004.png"  
1850   1900  
afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0006.png"  
1960   1970  
afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0007.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0008.png"  
1980   1990  

De grootste veranderingen zijn ongetwijfeld de vele nieuwe woonwijken. Iedere wijk heeft zo zijn eigen karakter. Ze geven een tijdsbeeld weer. Sommige van de oudere wijken werden opnieuw ingericht, waar de strakke indeling van de eentonige huizenrijen werd doorbroken door de aanleg van woonerven met bomen, parkeerhavens en zithoekjes. Omdat men van dat eentonige af wilde, werden latere wijken heel anders van opzet.

In 1961 werden de eerste huizen in uitbreidingsplan De Hoge Akker gebouwd. Aan de Willem de Zwijgerweg en Koningin Julianaweg werden in 1962 de eerste flats gebouwd. In de loop van de zestiger jaren werden de verschillende fasen van het plan De Hoge Akker uitgevoerd. Best werd aangewezen als groeigemeente, met als belangrijkste bestemming wonen. Vanaf dat moment werd in hoog tempo gebouwd, waarbij de nadruk lag op woningwetwoningen. De Hoge Akker werd omstreeks 1972 voltooid.

Bij de voorbereiding voor het bestemmingsplan Speelheide moest rekening worden gehouden met nieuwe visies op woningbouw en milieu (onder meer de geluidhinder van de Rijksweg); in 1976 kon met het bouwrijp maken van Speelheide worden begonnen. De opzet, met onder meer drie rondgaande straten, week volkomen af van andere wijken in Best.

Ook de planvorming van De Leeuwerik kostte meer tijd dan in het verleden. In 1977 werden de voorbereidingen getroffen voor de bouw; het onteigenen van de laatste percelen duurde tot 1979, waarna met het bouwrijp maken kon worden begonnen. De naam van de wijk is afgeleid van steenfabriek De Leeuwerik. Na de voltooiing van de wijk werd er in 1982 een basisschool geopend. Ook na voltooiing van De Leeuwerik heeft Best zich verder ontwikkeld tot een bloeiende en dynamische gemeente anno 2017.

3.4.2 Bestaande karakteristiek wijken

In deze paragraaf is de bestaande karakteristiek van de wijken aan de hand van de stedenbouwkundige opzet, de bouwkundige uitstraling en materiaalgebruik beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0009.png"

Kaart met globale begrenzing van de verschillende wijken in Best

Hoge Akker

Stedenbouwkundige opzet

De Hoge Akker is de oudste woonbuurt binnen het plangebied en kenmerkt zich door een relatief oude bevolking. Meer dan 28% van de bevolking is ouder dan 65 jaar, terwijl minder dan 15% jonger is dan 14 jaar. De buurt kent daarmee een relatief groot aandeel senioren (bron: Edugis, 2010). De buurt is ontworpen in de jaren 50 van de vorige eeuw, wat terug te zien is in het karakter van de wijk. De industrialisatie in de bouw kwam in die periode op en de eerste geprefabriceerde bouwonderdelen deden hun intrede. De standaardisatie ging meer en meer de architectuur en de maat van de woningen bepalen. Met name na de Tweede Wereldoorlog wordt deze bouwstijl gebruikt om de dan ontstane woningnood op te vangen. In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw zijn op deze wijze veel wijken gerealiseerd met een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel. Dit is ook in Hoge Akker duidelijk zichtbaar. Hoge Akker is daarmee optimaal op de autobereikbaarheid ontworpen. De straten zijn opgebouwd uit rijen woningen die incidenteel worden afgewisseld met geschakelde en vrijstaande woningen. Kenmerkend is het overzichtelijke en rustige karakter. Er is sprake van een stempeling van het stratenpatroon van de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0011.png"  
J.J. Verbeetenstraat   Mgr. Dr. Th. Goossenstraat  

Bouwkundige uitstraling

De woningen in Hoge Akker zijn hoofdzakelijk opgebouwd uit één of twee lagen met (langs)kap in de vorm van een zadeldak. Nagenoeg alle woonbebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd. De architectuur kenmerkt zich door ambachtelijk metselwerk en relatief kleine gevelopeningen in het metselwerk, afgewisseld met prefab elementen. De rust in het bebouwingsbeeld ontstaat door eenvoudige hoofdmassa's en de eenheid in kapvorm. In de meeste gevallen is sprake van langskappen. De balans in het blok zit hem dan ook in de ritmiek van de gevels ondersteund door de schoorstenen op het dak. De architectuur en uitstraling van de verschillende woningen binnen één blok zijn nagenoeg gelijk. Verstoringen van het bebouwingsbeeld doen zich met name voor bij hoekwoningen, omdat aanbouwen, bijgebouwen en schuttingen in de zijtuinen vaak op gespannen voet staan met de stedenbouwkundige karakteristiek van de woonwijk. Aan de randen komen ook gestapelde woningen voor. Aan de noordzijde van de wijk, tussen de Marie Raymakersstraat en de Eindhovenseweg, bevindt zich een aantal bugalowwoningen bestaande uit één of twee bouwlagen.

Materiaalgebruik

De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een eenvoudig materiaal- en kleurgebruik. Het ambachtelijk metselwerk en dakpannen zijn hierbij de meest gebruikte materialen. Gebruik van prefab elementen is ook zichtbaar.

Regels: 4.2 Hoge Akker

Speelheide

Stedenbouwkundige opzet

Als reactie op de strakke blokverkaveling ontstaan in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw wijken die gebouwd zijn met het gedachtegoed van de Forumbeweging; de woonerven. Woonerven zijn doorgaans in trek bij gezinnen met kinderen. Dit is ook terug te zien in de leeftijdsopbouw van de wijk. Circa 19% van de bevolking is jonger dan 14 jaar en veruit de grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie 45-64 jaar, gevolgd door de leeftijdscategorie 25-44 jaar (bron: Edugis, 2010).

Ook Speelheide kent veel stijlkenmerken van de woonerven. De menselijke maat en schaal vormt de basis. Intimiteit, herbergzaamheid, ruimte voor de kinderen waren de thema's op basis waarvan onder andere Speelheide is ontworpen. Grote gebaren en lange straten komen nauwelijks voor. In plaats daarvan is gekozen voor korte, bochtige straten en erven waaraan de woningen zijn gelegen. De erven zijn informeel ingericht en de auto is te gast. Binnen de wijk komen veel verschillende woningsoorten en financieringsklassen voor. Anders dan het geval was in de tot dan toe bestaande wijken is bewust gekozen voor een mix aan woningtypes, die gepositioneerd zijn in een zeer sterke en goed ontwikkelde groenstructuur. Het straatbeeld wordt bepaald door aaneengebouwde en geschakelde woningen en vrijstaande woningen aan de zuid- en zuidwestzijde van de wijk, waarbij verspringingen in de rooilijn de diversiteit en kleinschaligheid in de openbare ruimte ondersteunen. Daar waar bergingen vóór de huizen geplaatst zijn, ontstaat vaak een onoverzichtelijk straatbeeld.

Speelheide bestaat, net als andere wijken uit deze periode, uit een aantal intern gerichte bebouwingsclusters. De clusters zijn uit een aantal woningen samengesteld die een grote onderlinge samenhang vertonen. Deze samenhang is vooral terug te vinden in de mate van de verwevenheid van de bouwmassa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0012.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0013.png"  
Haktol   Boksprong
 

Bouwkundige uitstraling

Alhoewel sprake is van verschillende woningtypen, heeft het beeld, qua architectonische opzet, een grote eenduidigheid. De architectuur is overwegend ingetogen en introvert. De wens om kleinschalig te bouwen en een op de individuele bewoner gerichte woonomgeving te realiseren is zodanig dat de wijk voor buitenstaanders onoverzichtelijk wordt. De kenmerkende rondlopende ontsluitingsstructuur, het groene Speelheidepark en de verschillende kruisende langzaam verkeersroutes bieden echter voldoende herkenningspunten.

De woningen zijn hoofdzakelijk kleinschalig, met uitzondering van de woningen aan de zuidzijde van de wijk, en vooral op de achtertuin georiënteerd. Naar de straatzijde is de gevel dikwijls zeer gesloten. Kenmerkend is de situering van keukens en bergingen aan de voorzijde van de woningen. De bebouwing bestaat uit één of meer lagen met kap. Deze kap loopt in een aantal gevallen door tot over de bijgebouwen. De woningen zijn samengesteld uit verschillende massa's die met elkaar verweven zijn waardoor de hoofdmassa vaak niet duidelijk te herkennen is.

Materiaalgebruik

De woningen zijn te herkennen aan over het algemeen de donkere materialen; donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd hout. Hoofdmassa en bijgebouwen kennen hetzelfde kleur- en materiaalgebruik. De woningen hebben een eenvoudige detaillering.

Regels: 4.3 Speelheide

De Leeuwerik

Stedenbouwkundige opzet

De woonwijk De Leeuwerik vertoont qua stedenbouwkundige uitgangspunten en structuur grote overeenkomsten met Speelheide. Hetzelfde geldt voor de bevolkingsopbouw. Ook hier zijn de leeftijdsgroep 25-44 jaar en 45-64 jaar het best vertegenwoordigd. Daarnaast is ook het aandeel jongeren vergelijkbaar met Speelheide (bron: Edugis, 2010) en vormt de menselijke maat en schaal de basis. Grote gebaren en lange straten komen nauwelijks voor. In plaats daarvan is gekozen voor kortere, bochtige straten en erven waaraan de woningen zijn gelegen. De erven zijn informeel ingericht en de auto is te gast. Binnen de wijk komen veel verschillende woningsoorten en financieringsklassen voor. Anders dan het geval was in de tot dan toe bestaande wijken is bewust gekozen voor een mix aan woningtypes. In tegenstelling tot bij Speelheide, is de groenstructuur minder prominent aanwezig. Het groene karakter wordt voornamelijk bepaald door een sterke groenstructuur aan de rand en de inrichting van privé percelen. Het straatbeeld wordt bepaald door aaneengebouwde en geschakelde woningen waarbij verspringingen in de rooilijn de diversiteit en kleinschaligheid in de openbare ruimte ondersteunen. Daar waar bergingen vóór de huizen geplaatst zijn ontstaat vaak een onoverzichtelijk straatbeeld. Aan de randen komen ook enkele grotere flatgebouwen voor, die weinig ruimtelijke binding hebben met de rest van de buurt. Ze vormen meer een schil rondom het zuidelijk gedeelte van de wijk.

De Leeuwerik bestaat, net als Speelheide uit deze periode, uit een aantal intern gerichte bebouwingsclusters. De clusters zijn uit een aantal woningen samengesteld die een grote onderlinge samenhang vertonen. Deze samenhang is vooral terug te vinden in de mate van de verwevenheid van de bouwmassa's. Het straatbeeld is echter niet overal even aantrekkelijk, mede doordat achterkanten en garageboxen het straatbeeld daar bepalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0014.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0015.png"  
Stoelenmatter   Leemkuilen  

Bouwkundige uitstraling

Alhoewel er sprake is van verschillende woningtypen, heeft het beeld, qua architectonische opzet, een grote eenduidigheid. De architectuur is overwegend ingetogen en introvert. De wens om kleinschalig te bouwen en een op de individuele bewoner gerichte woonomgeving te realiseren is zodanig dat de wijk voor buitenstaanders onoverzichtelijk wordt. De woningen zijn hoofdzakelijk kleinschalig en vooral op de achtertuin georiënteerd. Naar de straatzijde is de gevel dikwijls zeer gesloten. Kenmerkend is de situering van keukens en bergingen aan de voorzijde van de woningen. De bebouwing bestaat uit één of meer lagen met kap. Deze kap loopt in een aantal gevallen door tot over de bijgebouwen. De woningen zijn samengesteld uit verschillende massa's die met elkaar verweven zijn waardoor de hoofdmassa vaak niet duidelijk te herkennen is.

Materiaalgebruik

De woningen zijn te herkennen aan over het algemeen de donkere materialen; donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd hout. Hoofdmassa en bijgebouwen kennen hetzelfde kleur- en materiaalgebruik. De woningen hebben een eenvoudige detaillering.

Regels: 4.4 De Leeuwerik

3.5 Artikel 5 Toepassingskader

3.5.1 Bestaande situatie

3.5.1 Bestaande situatie

Uitgangspunt van dit omgevingsplan is dat de bestaande legale situatie leidend is voor veranderingen. Legaal bestaande bebouwing en legaal bestaand gebruik zijn toegestaan. Dit betekent dat bebouwing die bij de inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, is toegestaan. Voor gebruik geldt dat het gebruik dat legaal aanwezig was ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het omgevingsplan is toegestaan. Voor de gehanteerde definities voor bestaande bebouwing en bestaand gebruik is aangesloten bij de begrippen in recente bestemmingsplannen van de gemeente Best. Om te bepalen of bebouwing en/of gebruik legaal aanwezig was ten tijde van het ontwerp omgevingsplan, maakt de gemeente gebruik van verleende vergunningen, luchtfoto's, de Basisregistraties Adressen en gebouwen (BAG), de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de kaart met de bestaande situatie zoals opgenomen in Bijlage 3.

Voor activiteiten die afwijken van de bestaande situatie zijn de regels voor activiteiten in Hoofdstuk 2 van toepassing.

Regels: 5.1 Bestaande situatie

3.5.2 Verordeningen

De gemeente Best kent veel verordeningen en beleidsregels die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving. Er is een inventarisatie gedaan naar alle verordeningen en beleidsregels en de mogelijke integratie hiervan in het omgevingsplan. Hierbij is de volgende werkwijze gehanteerd.

  • 1. Bepalen welke regelingen onderwerpen bevatten die betrekking hebben op en voldoende relevant zijn voor (inrichting van) de fysieke leefomgeving.
    • a. Fysieke leefomgeving: bouwwerken, infrastructuur, water, bodem, geluid, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed. (Geen financiële of procedurele zaken.)
  • 2. Bepalen van het rechtskarakter van deze regelingen en als gevolg daarvan bepalen in welk instrument onder de Omgevingswet de betreffende regeling zal worden opgenomen.
    • a. Alleen algemeen verbindende voorschriften. Regels die rechtstreekse werking hebben voor inwoners en hen binden of waar inwoners (direct of indirect) rechten aan kunnen ontlenen. (geen regelingen over feitelijke handelingen of regelingen die alleen interne werking hebben)
  • 3. Bepalen wat het motief van de regeling is.
    • a. Doelstelling: zorg voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. (niet: openbare orde en sociale veiligheid)
  • 4. Bepalen wie het bevoegd gezag ten aanzien van de betreffende regels is.
    • a. De Omgevingswet heeft geen regelingen voor zaken waarin de burgemeester bevoegd gezag is. Deze regelingen worden dan ook niet meegenomen.
  • 5. Aansluiten bij de huidige regels, eventueel dereguleren, geen nieuwe regels opstellen.

Voor een deel van de verordeningen geldt dat deze in zijn geheel, of gedeeltelijk, zijn geïntegreerd in dit omgevingsplan. De regels in de verordeningen gelden in dat geval niet langer voor de wijken Hoge Akker, Speelheide en de Leeuwerik. In artikel 5.2 is een overzicht gegeven van de verordeningen die zijn geïntegreerd in dit omgevingsplan. Ook is aangegeven om welke regels dit gaat. Uiteindelijk neemt de gemeenteraad, bij vaststelling van dit omgevingsplan, een besluit over het al dan niet laten vervallen van verordende regels in de betreffende wijken.

Regels: 5.2 Toepassingskader verordeningen

3.5.3 Welstand

De gemeente heeft haar beleid aangaande de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken tot op heden geformuleerd in de welstandsnota. Aangezien de inwoners veel waarde hechten aan het behoud van de kwaliteit van de leefomgeving, zijn de relevante architectonische eisen vertaald in dit omgevingsplan. De architectonische uitstraling van de gebouwen bepaalt immers in belangrijke mate de uitstraling en kwaliteit van de gebouwde omgeving.

Aanvragen voor het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen worden door de commissie Ruimtelijke Kwaliteit of (zolang deze niet is benoemd) de stadsbouwmeester beoordeeld ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm. Hierbij wordt er op gelet of de architectuur en bouwmassa passend zijn binnen de karakteristiek van de wijk, zoals beschreven in Artikel 4 Karakter van de wijken. Dit betekent dat voor nieuwe bebouwing een goede aansluiting gezocht moet worden door architectonische kenmerken van de omliggende bebouwing over te nemen. Wanneer het een op zichzelf staande ontwikkeling betreft mag er voor worden gekozen om een afwijkende architectuur toe te passen, zolang de toe te passen schaal korrel, respectievelijk geledingen in het gevelbeeld worden afgestemd op de omliggende bebouwing.

Aanvragen voor het bouwen van aan- en bijgebouwen, voor dakkapellen en dakopbouwen alsmede voor erfafscheidingen worden, voor zover niet vergunningvrij op basis van het Besluit omgevingsrecht, ambtelijk of door de stadsbouwmeester beoordeeld ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm. Hierbij wordt er op gelet of de toevoeging passend is bij de architectuur van het hoofdgebouw. De bestaande situatie is daarvoor leidend. De specifieke eisen zijn opgenomen bij de betreffende activiteit.

Voor bebouwing en andere activiteiten (schilderen, keimen e.d.) waarvoor geen vergunningplicht is opgenomen, gelden in beginsel geen architectonische eisen. Het bevoegd gezag kan echter wel handhavend optreden indien er qua uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een exces. En verder bij het onbruikbaar maken van bouwwerken, ernstig verval van bouwwerken, het veranderen van het aanzien van bouwwerken met afwerking in felle en/of contrasterende kleuren al dan niet in combinatie met het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden.

Voor panden die als (potentieel) monument zijn aangewezen, geldt een separaat beoordelingsregime van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit of (bij het ontbreken daarvan) is de reguliere beoordeling door de Monumentencommissie van toepassing. Vooralsnog zijn in het plangebied de volgende objecten als potentieel monument aangemerkt:

  • Bakpers 9: Woonhuis met erfafscheiding Bossche school (Dom vd Laan, was onder andere architect van het stadhuis in Eindhoven)
  • Bleker 2: Vrijstaand woonhuis (familie Kuipers)
  • Bleker 12: Vrijstaand woonhuis (vh. Versantvoort). Jaren 1910/1920
  • De Leeuwerikstraat 16: Wederopbouw boerderij
  • De Leeuwerikstraat 32-34-36: Blok van 3 woningen
  • De Leeuwerikstraat 25: Vrijstaand woonhuis (Hak, deuren.)
  • De Leeuwerikstraat 35: Boerderij uit de wederopbouwperiode (authentiek) (Hurks)
  • Heilig Hartplein: H. Hartbeeld, ca. 1920. Hardsstenen voetstuk en beeld. Uit atelier Bressers te Gent
  • Kerkakkerstraat 9: Blok van 2 woningen, jaren 1910/1920
  • Spinnerstraat 2-4-6: Kleine arbeiderswoningen
  • Spinnerstraat 27-29: Blok van 2 woningen
  • Spinnerstraat 31-33: Blok van 2 woningen

In artikel 5.3 is vastgelegd dat de nota Welstand met beleid van de gemeente niet van toepassing is op voorliggend plangebied en dat bij de bouw van nieuwe gebouwen wordt getoetst aan Artikel 4 Karakter van de wijken.

Regels: 5.3 Toepassingskader welstandsnota

Hoofdstuk 4 Artikelsgewijze toelichting activiteiten

In Hoofdstuk 2 zijn regels opgenomen voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval bouwwerken, infrastructuur, water, water, bodem, geluid, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed (artikel 1.2 Omgevingswet). In dit hoofdstuk is artikelsgewijs een toelichting op de regels gegeven. Indien nodig zijn ter verduidelijking afbeeldingen opgenomen.

4.1 Per functiegebied

Per activiteit is aangegeven voor welk functiegebied de regels van toepassing zijn. De verschillende functiegebieden Woongebied, Gemengd - Gemengd gebied, Verkeer - Openbaar gebied en Groen - Hoofdgroenstructuur zijn weergegeven op de verbeelding. Indien bij de regels voor een activiteit geen functiegebied is aangegeven, dan zijn de regels op alle functiegebieden van toepassing.

4.2 Ja, mits

Het uitgangspunt van voorliggend omgevingsplan is niet meer 'nee, tenzij..', maar 'ja, mits..'. Dit betekent dat er in principe ruimte is voor initiatieven, mits het binnen bepaalde kaders wordt uitgevoerd.

Van 'nee, tenzij' naar 'ja, mits'  
sectoraal denken   integraal denken  
statisch   dynamisch  
passief   actief  
alleen   samen  
gesloten   open  
toelatingsplanologie   randvoorwaarden-planologie  
toetsen initiatieven   partner in proces  
regel   doel  
risicomijdend gedrag   lef  
standaard   creativiteit  
vergunningen   algemene regels  
vastleggen   faciliteren  

4.3 Direct toestaan, meldingplicht of vergunningplicht

Per activiteit is aangegeven of de activiteit direct mogelijk is op basis van het omgevingsplan (dus zonder omgevingsvergunning of melding) of dat kan worden volstaan met een melding of dat een vergunning is vereist voor het bouwen en/of het afwijken van het omgevingsplan. Per activiteit is aangegeven onder welke voorwaarden het direct wordt toegestaan, of wanneer kan worden voldaan met een melding of onder welke voorwaarden een vergunning wordt verleend.

In het omgevingsplan wordt gewerkt met twee soorten meldingen: meldingen met algemene regels en meldingen zonder algemene regels. In het eerste geval zijn de regels zodanig concreet dat er geen rechtsmiddelen (bezwaar en beroep) tegen open staan. In paragraaf 5.3 is een uitgebreide beschrijving van de procedureregels van de meldingen weergegeven.

4.4 Artikel 6 Bouwen

4.4.1 Bouwen van een nieuw hoofdgebouw

In de regels is een onderscheid gemaakt tussen regels die altijd gelden indien sprake is van de bouw van een nieuw hoofdgebouw binnen de functiegebieden Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied, en regels die specifiek gelden voor het functiegebied Woongebied of voor het functiegebied Gemengd - Gemengd gebied. In principe mogen binnen de functiegebieden Verkeer - Openbaar gebied en Groen - Hoofdgroenstructuur geen gebouwen worden gebouwd.

Woongebied en Gemengd gebied

Voor het bouwen van een nieuw hoofdgebouw, voorzover wordt voldaan aan de overige voorwaarden in dit artikel, is een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist. Nieuwe hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van een bestaand hoofdgebouw. Uitzondering hierop is de locatie Burgemeester Notermansstraat 16, hier mogen, conform het voorheen geldende bestemmingsplan, twee nieuwe woningen worden gerealiseerd. Een andere voorwaarde is dat het nieuwe hoofdgebouw conform het principe nul-op-de-meter wordt uitgevoerd. Het principe nul-op-de-meter houdt in dat de energiemeter van een gebouw aan het eind van het jaar in principe op dezelfde stand staat als aan het begin van het jaar. Dat betekent dat het huis over het jaar heen evenveel energie opwekt als gebruikt (zowel voor het gebouw als de gebruikers).

Een nieuw hoofdgebouw mag bovendien geen afbreuk doen aan het karakteristiek van de wijk, zoals opgenomen in Artikel 4. Daarnaast is het van belang dat nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig worden vormgegeven en dat excessen worden voorkomen. Onder een exces wordt een buitensporigheid in het uiterlijk verstaan die ook voor niet-deskundigen evident is. Iedereen kan in dat geval zien dat sprake is van buitensporigheid. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij plaatsing van bouwwerken met armoedig dan wel provisorisch materiaalgebruik al dan niet in combinatie met felle en/of contrasterende kleuren. Maar ook bij niet 'strak, waterpas en /of te lood' uitgevoerde bouwwerken kan sprake zijn van een duidelijke 'misser' met grote gevolgen voor de beleving van de fysieke leefomgeving. Maar ook bewuste vormen van verpaupering en verloedering kunnen orden aangemerkt als exces. Daarnaast moet voorkomen worden dat architectonisch waardevolle elementen, aan met name monumenten en beeldbepalende panden, verloren gaan.

Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Inhoudelijk is de regeling, zoals opgenomen in het parapluplan 'Parkeernormen en archeologie' overgenomen. In de regels is opgenomen dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. ‘Voldoende’ betekent in dit geval dat tenminste voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid zoals neergelegd in de Nota parkeernormen, die op dat moment van kracht is. In de begripsomschrijving is aangegeven dat het actuele kader (anno 2017) de Nota Parkeernormen 2015 is, maar dat bij toetsing het meest actuele kader moet worden gehanteerd. De regeling voorziet daarnaast in een flexibiliteitsbepaling, overeenkomstig het parapluplan. Als een bepaalde ontwikkeling op grond van de parkeernormen niet mogelijk is, maar er is sprake van onbillijkheid, dan kan worden afgeweken van deze parkeernormen. Als hiervan gebruik wordt gemaakt dient er een collegebesluit te worden genomen.

Er moet rekening worden gehouden met eventuele archeologische verwachtingswaarden waarvoor een onderzoeksplicht geldt en voor beschermingszones vanwege de A2 en het gezoneerde bedrijventerrein 't Zand. De beschermingszones en archeologische waardes zijn vastgelegd dop de verbeelding. De regels zijn opgenomen in Artikel 24 Artikel 25, Artikel 26 en Artikel 27.

Tot slot moet voorkomen worden dat gebouwd wordt op verontreinigde grond, waardoor gezondheidsrisico's op kunnen treden voor mensen. Zo is het niet toegestaan om op verontreinigde grond gebouwen te plaatsen, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven. Het bouwen is pas toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen gezondheidsrisico's bestaan en dat de kwaliteit van de grond (en het grondwater) geschikt is (gemaakt) voor het beoogde gebruik. Door middel van saneringsmaatregelen kan verontreinigde grond alsnog geschikt worden gemaakt voor het gewenste gebruik. Deze regel is overgenomen uit de gemeentelijke Bouwverordening.

Woongebied

Voor de maatvoering en situering van woningen binnen het functiegebied Woongebied zijn specifieke maatvoerings- en situeringseisen opgenomen. De maten zijn zoveel mogelijk afgestemd op gangbare maten die in Best worden gehanteerd. Omdat de goot- en bouwhoogte voor een groot deel de ruimtelijke impact bepalen, is opgenomen dat de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum gelden, met dien verstande dat deze hoogte eenmalig met 10% mag worden overschreden. Op deze manier wordt onevenredige impact op de gronden van naburige erven voorkomen. Ook is, qua maatvoering, rekening gehouden met de huidige eisen en wensen die bewoners aan bepaalde type woningen stellen. Dakopbouwen zijn alleen toegestaan als deze binnen de maximale bouwhoogte passen. In artikel 5.1 is vastgelegd wat wordt verstaan onder bestaande bebouwing.

Gemengd gebied

Voor nieuwe gebouwen binnen het functiegebied Gemengd - Gemengd gebied geldt dat deze in oppervlakte in principe niet groter mogen zijn dan de bestaande gebouwen. Hetzelfde geldt voor de bouwhoogte van de panden. Om ook aan bestaande eigenaren de mogelijkheid te kunnen bieden om uit te breiden is opgenomen dat gebouwen eenmalig met maximaal 15% mag worden uitgebreid in oppervlakte of in bouwhoogte. Voor die locaties die op basis van het bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' uit 2007 nog meer uitbreidingsmogelijkheden hadden, is een aparte regeling opgenomen zodat de uitbreidingsmogelijkheden niet worden ingeperkt. Het gaat hierbij om de percelen Springtouw 2, Haktol 1, Mgr. Zwijsenstraat 85 en 89 en Burgemeester Notermansstraat 27. Hierdoor is voorkomen dat eigenaren geen uitbreidingsmogelijkheden meer hebben, zonder dat hiervoor afgeweken moet worden van het omgevingsplan.

Nieuwe ontwikkelingen, die ten tijde van het opstellen van dit omgevingsplan nog onvoldoende concreet waren (zoals de ontwikkeling rondom de Voeg), zijn niet specifiek meegenomen. Indien deze ontwikkelingen mogelijk zijn binnen de kaders die in dit omgevingsplan worden geboden, kunnen de plannen worden ontwikkeld zonder hiervoor een afzonderlijke procedure te doorlopen. Indien de plannen niet binnen deze regels passen zal een separate afweging worden gemaakt over het al dan niet verlenen van medewerking.

Via omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan

Voor nieuwe hoofdgebouwen die niet passen binnen de gestelde regels is een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan vereist (en een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen). Hiervoor gelden verschillende voorwaarden, zoals dat het gebouw moet passen bij de karakteristiek van de wijk (zie beschrijving in Artikel 4), er wordt onderbouwd dat sprake is van een behoefte aan nieuwe woningen, er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast (geen afbreuk aan privacy of bezonning) en er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd overeenkomstig de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen'. Middels deze voorwaarden zijn er voldoende aanknopingspunten voor de gemeente om te sturen op kwaliteit.

Voor een verder uitleg omtrent de voorwaarden, zie ook de uitleg onder Artikel 9 Wijzigen functie.

Regels: 6.1 Bouwen van een nieuw hoofdgebouw

4.4.2 Bouwen van aanbouwen voor de voorgevel

Het bouwen van een erker, portiek, balkon of luifel voor de voorgevellijn in het functiegebied Woongebied is direct toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels zoals gesteld in artikel 6.2. In het betreffende artikel is een maximale oppervlakte, minimale afstand tot de voorste perceelgrens en een bouwhoogte voorgeschreven. Voor luifels is een specifieke afmeting opgenomen. Voor deze regels is aangesloten bij het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik'. Overige bebouwing is op het voorerf niet toegestaan. Bebouwing aan de voorkant bepaalt immers in belangrijke mate het aangezicht en het karakter van de woonstraat. Te veel nieuwe bebouwing, die geen onderdeel uit maakt van de oorspronkelijke bouw, aan de voorzijde leidt tot verrommeling en een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

Om de ruimtelijke kwaliteit te kunnen borgen worden aanvragen ambtelijk -of (zolang dat niet is gerealiseerd) door de stadsbouwmeester- getoetst ten aanzien van uiterlijke verschijningsvorm. Hierbij wordt gelet of de toevoeging passend is bij de architectuur van het hoofdgebouw, waarbij de bestaande situatie leidend is. Dit betekent onder meer:

  • een goede maatverhouding tussen hoofdmassa en uitbreiding;
  • afstemming op het bestaande kleur- en materiaalgebruik;
  • afstemming op gevelindeling (compositie en vorm van ramen, deuren en/of puivullingen) op die van de bestaande hoofdmassa;
  • afstemming van de detailleringen (goten, dakranden en kozijnen) op die van de bestaande hoofdmassa waarbij in zijn algemeenheid geldt dat sprake moet zijn van zogenoemd 'slank' detailleren (hoogte van goten en boeidelen maximaal 20 cm).

Regels: 6.2 Bouwen van aanbouwen voor de voorgevel

4.4.3 Bouwen van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen achter de voorgevel

Voor de regels voor het bouwen van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen binnen het functiegebied Woongebied is in eerste instantie aangesloten bij de regels voor vergunningvrij bouwen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het begrip 'bebouwingsgebied' uit het Bor is echter dusdanig complex, dat is besloten om het te bebouwen oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen per bouwperceel te regelen. Daar waar het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' meer ruimte bood, zijn deze regels overgenomen.

Maximum oppervlakte aan- en bijgebouwen

Aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen achter de voorgevel zijn direct toegestaan als voldaan wordt aan de regels in artikel. 6.3.1. Conform het Bor mag de bebouwing tot maximaal 1 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd. Het toegestane oppervlak aan aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het bouwperceel. U kunt het aantal vierkante meters dat u mag gebruiken voor aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen met behulp van onderstaande tabel berekenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0016.jpg"

Maximum oppervlakte aan- en bijgebouwen op een hoekperceel

Bovenstaande regeling geldt niet voor aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen op een hoekperceel. Een hoekperceel is gedefinieerd als een deel van het bouwperceel dat zich tussen de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan en het functiegebied 'Verkeer - Openbaar gebied' bevindt. Wat onder een hoekperceel wordt verstaan is op onderstaande afbeeldingen verduidelijkt. Op grond van het Bor is bouwen op een hoekperceel niet zonder meer toegestaan. De gemeente Best acht het wenselijk om bewoners, onder voorwaarden, ook in deze zone bouwmogelijkheden te geven. Ook in het geldende bestemmingsplan werden deze mogelijkheden immers geboden. Zo geldt voor het bouwen van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen op het zijerf een maximum van 2 vrijstaande bijgebouwen en maximaal 1 aanbouw op het betreffende zijerf. De gebouwen mogen een maximale bouwhoogte van 3 meter hebben en een oppervlakte van 60 m2. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de wens van individuele bewoners om op functionele wijze invulling te geven aan de zijtuinen, zonder dat hier verrommeling optreedt, wat een negatief effect heeft op de fysieke leefomgeving. Bebouwing op een hoekperceel levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het openbaar gebied. Daarom is bebouwing op een hoekpereel toegestaan middels een omgevingsvergunning voor het bouwen. De voorwaarden zijn opgenomen in artikel 6.3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0017.jpg"

Het toegestane oppervlak aan bijgebouwen op basis van het Bor, waarbij uitgegaan wordt van een bebouwingsgebied, is over het algemeen niet te vergelijken met het toegestane oppervlak per bouwperceel. Dit komt doordat het bebouwingsgebied afhankelijk is van de ligging van de woning op het perceel. Ligt een woning ver naar achteren op een perceel, dan is het bebouwingsgebied kleiner dan bij een woning die vlak aan de weg staat. Als uit wordt gegaan van een bouwperceel, dan is het oppervlak in deze twee situaties gelijk. De bebouwingsregeling in dit omgevingsplan is relatief ruim. Mocht in het uitzonderlijke geval blijken dat een bijgebouw op basis van dit omgevingsplan niet direct is toegestaan, maar op basis van de vergunningvrije regeling uit het Bor wel, dan mag er uiteraard toch vergunningvrij worden gebouwd.

Maximale goot- en bouwhoogte aan- en bijgebouwen

Vervolgens dient te worden vastgesteld hoe hoog u mag bouwen. Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten.

Binnen een afstand van 4 meter mag er niet hoger worden gebouwd dan 30 cm boven de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag). Heeft het hoofdgebouw maar één bouwlaag (bijvoorbeeld bij een bungalow), dan mag binnen de afstand van 4 meter de aan- of uitbouw niet hoger zijn dan het hoofdgebouw. Verder geldt altijd de eis dat er zonder vergunning nooit hoger gebouwd mag worden dan 5 meter.

Aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen verder dan 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw mogen altijd 3 meter hoog zijn. Indien u hoger gaat bouwen dan 3 meter, gelden specifieke eisen voor de dakvorm en de bouwhoogte ten opzichte van naburige percelen om te voorkomen dat daar te veel zonlicht wordt weggenomen. Hierbij geldt dat het dak tenminste twee schuine dakvlakken moet krijgen. De dakvoet (het laagste punt van het schuine dak) mag niet hoger zijn dan 3 meter. De hellingshoek van de dakvlakken mag niet meer zijn dan 55°. De hoogte van de daknok mag in ieder geval maximaal 5 meter hoog zijn, en wordt verder in hoogte begrensd volgens de formule: (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3 = maximale daknokhoogte [m].

Het voorheen geldende bestemmingsplan bood de mogelijkheid om bij hoofdgebouwen met een goothoogte hoger dan 6 meter, aanbouwen te bouwen met een bouwhoogte van 7,5 meter. Deze mogelijkheid is overgenomen in artikel 6.3.2. Hiervoor moet een omgevingsvergunning voor het bouwen worden aangevraagd.

Regels: 6.3 Bouwen van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen achter de voorgevel

4.4.4 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Naast gebouwen maakt dit omgevingsplan binnen de functiegebieden Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied ook de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogelijk. Hieronder vallen onder andere erf- en terreinafscheidingen, overkappingen en carports, maar ook speeltoestellen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Het bouwen van erf- en terreinafscheidingen is direct toegestaan indien de hoogte niet meer is dan 1 meter. Voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn is een hoogte van 2 meter toegestaan, ongeacht op deze zich bevindt op het hoekperceel of het achtererf. Hierdoor is de regeling in lijn met de uitgangspunten die worden gehanteerd voor het bouwen van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen op het zijerf. Voor overkappingen en carports geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan achter de voorgevel. De hoogte van deze bouwwerken is gemaximeerd op 3 meter en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2. Daarnaast is ook voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximum bouwhoogte opgenomen. Door de bouwhoogte te beperken blijft de ruimtelijke impact beperkt.

Regels: 6.4 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4.4.5 Bouwen van een dakkapel

Voor het bouwen van een dakkapel is aangesloten bij de mogelijkheden die worden geboden in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dakkapellen die passen binnen de gestelde kaders zijn direct toegestaan. Voor dakkapellen die afwijken van deze regels kan een omgevingsvergunning worden verleend indien zij een ondergeschikte toevoeging blijven en indien zij niet boven elkaar of op ongelijke hoogte worden gepositioneerd.

Daarnaast mogen zij geen afbreuk doen aan de karakteristiek van de wijk, zoals opgenomen in Artikel 4. Om de ruimtelijke kwaliteit te kunnen borgen worden aanvragen ambtelijk -of (zolang dat niet is gerealiseerd) door de stadsbouwmeester - getoetst ten aanzien van uiterlijke verschijningsvorm. Hierbij wordt gelet of de toevoeging passend is bij de architectuur van het hoofdgebouw, waarbij de bestaande situatie leidend is. Dit betekent onder meer:

  • een goede maatverhouding tussen hoofdmassa en uitbreiding
  • afstemming op het bestaande kleur- en materiaalgebruik;
  • afstemming op gevelindeling (compositie en vorm van ramen, deuren en/of puivullingen) op die van de bestaande hoofdmassa;
  • afstemming van de detailleringen (goten, dakranden en kozijnen) op die van de bestaande hoofdmassa waarbij in zijn algemeenheid geldt dat er sprake moet zijn van zogenoemd 'slank' detailleren (hoogte van goten en boeidelen maximaal 20 cm);
  • dakkapellen een ondergeschikte toevoeging moeten blijven, waardoor boden, onder en aan de zijkanten voldoende ruimte vrijgehouden moet worden;
  • dakkapellen niet boven elkaar of op ongelijke hoogte ten opzichte van andere dakkapellen worden geplaatst, met uitzondering van dakkapellen die als onderdeel van de architectuur boven elkaar worden geplaatst.

Regels: 6.5 Bouwen van een dakkapel

4.4.6 Bouwen van garageboxen

In de openbare ruimte komen op verschillende plekken garageboxen voor. Deze garageboxen zijn vaak beeldbepalend in het straatbeeld. De toevoeging van nieuwe garageboxen (niet gelegen op een woonperceel) zijn daarom ongewenst. Het herbouwen van een bestaande garagebox is daarentegen direct toegestaan.

Regels: 6.6 Bouwen van garageboxen

4.4.7 Plaatsen van een airco

Op grond van artikel 1, lid 3 van de Woningwet moeten installaties die onderdeel uitmaken van een gebouw tot dat gebouw gerekend worden. Een airco-installatie is na installatie dus onderdeel geworden van het gebouw. Het plaatsen van een airco-installatie is daarmee het veranderen van het gebouw.

Het veranderen van een bouwwerk kan onder bepaalde voorwaarden vergunningsvrij zijn. Eén van de voorwaarden is bijvoorbeeld dat het volume van het bouwwerk niet toeneemt. Op het moment dat een airco-installatie een buiten-unit heeft, dan neemt het volume van het bouwwerk toe. Er wordt namelijk een unit aan het pand gemonteerd. Airco-installaties met buiten-units zijn dus vergunningplichtig alvorens mag worden gebouwd. Het spreekt voor zich dat verplaatsbare airco’s die bijvoorbeeld een afvoerslang of losse condensor hebben (die doorgaans door een geopend raam naar buiten wordt gelegd) niet tot het gebouw worden gerekend. Dit brengt met zich meer dat voor verplaatsbare airco’s geen omgevingsvergunning vereist is.

Voor het plaatsen van een airco met buiten-unit is dus een omgevingsvergunning vereist. Voor wat betreft het plaatsen van een airco-installatie zijn eisen geformuleerd. Wanneer deze eisen in acht worden genomen kan de gemeente Best omgevingsvergunning voor een airco met buiten-unit verlenen.

Regels: 6.7 Plaatsen van een airco

4.4.8 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is geen vergunningvrije activiteit zoals opgenomen in het Bor, waardoor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in alle gevallen noodzakelijk is. In dit omgevingsplan is, in lijn met de Bouwverordening 2012, bepaald dat medewerking wordt verleend aan ondergronds bouwen, mits de bovenzijde van het bouwwerk niet hoger is gelegen dan het straatpeil.

Regels: 6.8 Ondergronds bouwen

4.4.9 Veranderen van een bouwwerk

Voor het veranderen van een bouwwerk is aangesloten bij de mogelijkheden die worden geboden in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het veranderen van een bouwwerk is zonder omgevingsvergunning toegestaan indien het geen verandering van de draagconstructie of van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering betreft en indien het geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte of van het bouwvolume betreft. Voor het veranderen van een bouwwerk dat niet binnen deze regels valt, maar wel binnen de regels van artikel 6.1.1 sub g en sub h voor gebouwen binnen de functiegebieden Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied, is een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist.

Indien het veranderen van een bouwwerk niet binnen deze regels past, kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan (bestemmingsplan) worden verleend. Hiervoor gelden verschillende voorwaarden, zoals dat het gebouw moet passen bij de karakteristiek van de wijk (zie beschrijving in Artikel 4), er wordt onderbouwd dat sprake is van een behoefte aan nieuwe woningen, er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast (geen afbreuk aan privacy of bezonning) en er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd overeenkomstig de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen'. Middels deze voorwaarden zijn er voldoende aanknopingspunten voor de gemeente om te sturen op kwaliteit.

Regels: 6.9 Veranderen van een bouwwerk

4.4.10 Realiseren van een sport- of speeltoestel

Voor het realiseren van een sport- of speeltoestel binnen het functiegebied Verkeer - Openbaar gebied is aangesloten bij de mogelijkheden die worden geboden in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het realiseren van een sport- of speeltoestel is direct toegestaan, indien het sport- of speeltoestel niet hoger dan is dan 4 meter en indien het uitsluitend functioneert met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.

Voor het realiseren van een sport- of speeltoestel binnen de functiegebieden Woongebied en Gemengd - Gemengd gebied gelden de regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in artikel 6.4.

Regels: 6.10 Realiseren van een sport- of speeltoestel

4.4.11 Realiseren van een zwembad, bubbelbad of vijver

Voor het realiseren van een zwembad, bubbelbad of soortgelijke voorziening of een vijver binnen het functiegebied Woongebied is aangesloten bij de mogelijkheden die worden geboden in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het realiseren van een dergelijke voorziening is direct toegestaan, mits het niet is voorzien van een overkapping.

Regels: 6.11 Realiseren van een zwembad, bubbelbad of vijver

4.5 Artikel 7 Levensloopbestendig bouwen en mantelzorgwoningen

Levensloop bestendig bouwen

De gemeente Best wil graag dat iedereen zich zo onafhankelijk, vanzelfsprekend en veilig mogelijk kan bewegen. Levensloopbestendig bouwen wordt zoveel mogelijk gefaciliteerd en gestimuleerd. In het omgevingsplan zijn hieraan geen beperkingen gesteld, indien sprake is van interne verbouwingen. In de beleidsregel 'Integrale toegankelijkheid en levensloopbestendig wonen' zijn eisen gesteld voor de toegankelijkheid van woongebouwen en de omgeving. In dit omgevingsplan wordt verwezen naar de regels die zijn opgenomen in de betreffende beleidsregel.

Indien sprake is van het bouwen van gebouwen ten behoeve van levensloopbestendig bouwen, dient tevens rekening te worden gehouden met de regels in Artikel 6. Indien er op basis van de regels voor de activiteiten onder bouwen een omgevingsvergunning noodzakelijk is, dan dient hiermee rekening te worden gehouden.

Regels: 7.1 Levensloopbestendig bouwen

Realiseren van mantelzorgwoningen

Voor het realiseren van een mantelzorgwoning is aangesloten bij de mogelijkheden voor het vergunningsvrij bouwen. Dit betekent dat mantelzorgwoningen mogen worden gerealiseerd voor mensen met een bepaalde zorgindicatie. Voor het bouwen van dergelijke woningen wordt aangesloten bij de regels voor bijgebouwen achter de voorgevel van de woning. Daarnaast wordt ook mantelzorg in de woning zelf mogelijk gemaakt. Indien geen sprake meer is van een mantelzorglocatie, moet de woning of het bijgebouw weer worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat, dan wel de voorzieningen voor 'zelfstandige bewoning' worden verwijderd. Omdat de gemeente graag in beeld wil hebben op welke locaties mantelzorgwoningen aanwezig zijn, moet een melding worden gedaan als er een mantelzorgwoning wordt gerealiseerd.

Regels: 7.2 Realiseren van mantelzorgwoningen

Meergeneratiewoningen

De gemeente heeft beleidsregels opgesteld voor meergeneratiewoningen. Dit zijn woningen waarin meerdere generaties bij elkaar wonen omdat er een hulpvraag is. Aan een dergelijke woning kan in afwijking van het omgevingsplan onder voorwaarden worden meegewerkt.

4.6 Artikel 8 Samenvoegen en splitsen van woningen

Het omgevingsplan biedt meer flexibiliteit op het gebied van typologieën van woningen. De toegelaten woningbouwtypologie is niet langer vastgelegd. Dit biedt flexibiliteit om woningen samen te voegen. Het samenvoegen van twee woningen, bijvoorbeeld twee twee-onder-één-kapwoningen tot een vrijstaande woning is dan ook direct toegestaan. Het splitsen van woningen wordt echter niet toegestaan, omdat dit tot problemen kan leiden aangaande parkeren en verkeersaantrekkende werking. Bovendien heeft dit consequenties voor het gemeentelijke woningbouwprogramma. Door het toestaan van een onbeperkt aantal nieuwe wooneenheden, kunnen andere woningbouw initiatieven in Best beperkt worden en dit is niet wenselijk. Een uitzondering is het splitsen van een woning ten behoeve van mantelzorg, hierbij moet worden voldaan aan de regels in artikel 7.2.

Regels: Artikel 8 Samenvoegen en splitsen van woningen

4.7 Artikel 9 Wijzigen functie

Woongebied

Het functiegebied Woongebied bestaat voornamelijk uit woonpercelen, die af en toe worden afgewisseld door beroepen of kleinschalige bedrijven aan huis. De woonfunctie overheerst echter. Omschakeling naar andere functies heeft daarom grote gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit en beleving van de straat. Vaak is niet alleen de infrastructuur niet berekend op een dergelijke functie, maar ook de parkeervoorzieningen zijn niet afgestemd op een andere functie. Daarnaast hechten bewoners veel waarde aan hun huidige omgevingskwaliteit en rust. Het toevoegen van niet woonfuncties, anders dan het bepaalde in Artikel 10, is in de woongebieden daarom niet gewenst. Uitzondering zijn de woningen die op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' al de mogelijkheid hadden voor een kantoor, detailhandel, dienstverlening of maatschappelijke functie naast de woonfunctie. Deze functies zijn toegestaan ter plaatse van een aanduiding op de verbeelding. De aanduidingen zijn één op één overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.

Gemend gebied

In de gronden die zijn aangeduid als functiegebied Gemengd - Gemengd gebied ligt dat anders. Deze gebieden kenmerken zich juist door een variatie in functies. Bovendien zijn omwonenden reeds gewend aan de activiteiten en is de openbare ruimte ingericht op een dergelijke invulling. Functiewijzigingen laten zich hier daarom wat beter inpassen. De gemeente wil graag experimenteren met ruimer en globaler bestemmen. Dit is gedaan voor de zone ter hoogte van de Eindhovenseweg met bedrijfsbestemmingen, dienstverlening en bedrijfswoningen en voor de in de wijken verspreid liggende niet-woonbestemmingen. Vergelijkbare functies zijn hierbij direct toegestaan. De vergelijkbare functies zijn gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' en opgenomen in artikel 9.1.1. Afhankelijk van de huidige functie is bepaald of omvorming naar een andere functie direct is toegestaan. Hierbij is de hinder van de huidige activiteit in relatie tot de beoogde functie het uitgangspunt. Het is niet gewenst dat de hinder ten opzichte van omliggende woningen toeneemt.

Voor de Leeuwerikstraat 42 is een uitzondering gemaakt. In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' was op deze locatie diverse functies toegestaan. Deze mogelijkheden zijn in dit omgevingsplan overgenomen. Zo mag de huidige functie worden gewijzigd in de functies kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, bedrijven tot en met categorie 2 en wonen.

Grotere afwijkingen via een bestemmingsplanactiviteit

In de 16e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is voorgesteld om een lid aan artikel 7c toe te voegen, op grond waarvan de gemeenteraad de bevoegdheid krijgt om in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte een omgevingsvergunningstelsel voor het gebruiken van gronden en bouwwerken op te nemen. Het gaat om het direct met een binnenplans vergunningstelsel in het bestemmingsplan opnemen van een titel voor het starten of wijzigen van gebruiken van gronden of bouwwerken. Dit wordt een ‘bestemmingsplanactiviteit' genoemd. De toelichting bij de 16e tranche geeft aan dat de bestemmingsplanactiviteit moet worden gezien als een binnenplanse vergunning voor gebruik in enge zin (dus exclusief het bebouwen van gronden). Het vereiste van een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit geldt dus naast een benodigde omgevingsvergunning voor bouwen. Met andere woorden: voor de bouw van een winkel op gronden met een bestemming die detailhandel toelaat, is een omgevingsvergunning nodig voor bouwen én voor het gebruiken van dat bouwwerk ten behoeve van detailhandel. Het voordeel ten opzicht van het huidige juridische instrumentarium is dat voor functiewijzigingen niet langer een wijzigingsprocedure hoeft te worden doorlopen, maar dat volstaan kan worden met een binnenplanse afwijking. Hiervoor geldt een reguliere procedure van 8 weken.

Zoals is aangegeven, is functiewijziging binnen het functiegebied Woongebied vooralsnog niet wenselijk. Omschakeling naar andere functies heeft daarom grote gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit en beleving van de straat. Vaak is niet alleen de infrastructuur niet berekend op een dergelijke functie, maar ook de parkeervoorzieningen zijn niet afgestemd op een andere functie. Daarnaast hechten bewoners veel waarde aan hun huidige omgevingskwaliteit en rust.

Toegestane activiteiten

Er is voor gekozen om via omgevingsvergunning alleen functies toe te staan die passen bij een woonwijk (qua hinder), maar de functies wel zo ruim mogelijk te houden. Op deze wijze wordt meer flexibiliteit geboden, waardoor leegstand en mogelijk verloedering van de locaties kan worden voorkomen. Het gaat om de volgende functies: wonen, bedrijvigheid tot categorie 2, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk, kleinschalige horeca en internetwinkels zonder bezoekmogelijkheid. Overige vormen van detailhandel worden niet toegestaan. In de beleidsnotitie 'Detailhandel gemeente Best 2016' is aangegeven, dat de gemeente streeft naar concentratie van winkels in compacte winkelgebieden. Het plangebied valt hier niet onder. Aan verzoeken om bestemmingen te wijzigen naar (in hoofdzaak) winkel op een locatie buiten de compacte winkelgebieden zal in principe niet worden meegewerkt. Buiten de compacte winkelgebieden blijft detailhandel ondergeschikt en gerelateerd aan een andere hoofdactiviteit onder voorwaarden mogelijk. Voorbeelden zijn verkoop van haarverzorgingsproducten door kappers, winkels bij musea en zorgboerderijen, verkoop van ter plaatse geproduceerde/geteelde producten, streekproducten en andere recreatieve souvenirs, kringloopbedrijven met ondergeschikte winkel en detailhandel gerelateerd aan tijdelijke evenementen zoals beurzen en modeshows.

In de beleidsnotitie 'Detailhandel gemeente Best 2016' is verder aangegeven dat internetwinkels met bezoekmogelijkheid, dus met showroom of winkel, moeten worden opgevat als een 'gewone' winkel. Internetwinkels zonder bezoekmogelijkheid, waar transacties digitaal plaatsvinden en de goederen per post worden verzonden, zijn ook mogelijk binnen een woon-, kantoor, bedrijfs- of agrarische bestemming. Zuivere afhaalpunten (pick-up-points), waar consumenten alleen goederen kunnen afhalen maar waar geen producten worden tentoongesteld, kunnen zich vestigen in de bestaande winkelgebieden en op goed bereikbare 'trafficlocaties' zoals tankstations (inclusief Best Poort tussen Eindhovenseweg-Zuid en A2) en het treinstation van Best.

Voorwaarden

In Artikel 9 is een vergunningenstelsel opgenomen waar onder de voorwaarden een functiewijziging binnen het functiegebied Gemengd - Gemengd gebied is toegestaan. Zo moet bij nieuwbouw rekening worden gehouden met de regels voor de activiteit bouwen. Daarnaast moet worden aangetoond dat er geen onevenredige hinder is voor omliggende woningen en dat de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Dat betekent dat aandacht besteed moet worden aan de relevante milieuaspecten, zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, water, natuur en archeologie. Bij de beoordeling van de toelaatbare hinder wordt aansluiting gezocht bij de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden moeten worden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Indien hiervan wordt afgeweken dient het afwegingskader uit de VNG-brochure te worden gehanteerd. Bovendien dient rekening gehouden te worden bij de normen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Ook dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Inhoudelijk is de regeling, zoals opgenomen in het parapluplan 'Parkeernormen en archeologie' overgenomen. In de regels is opgenomen dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. ‘Voldoende’ betekent in dit geval dat tenminste voldaan wordt aan het gemeentelijk een zoals neergelegd in de Nota parkeernormen, die op dat moment van kracht is. In de begripsomschrijving is aangegeven dat het actuele kader (anno 2017) de Nota Parkeernormen 2015 is, maar dat bij toetsing het meest actuele kader moet worden gehanteerd. De regeling voorziet daarnaast in een flexibiliteitsbepaling, overeenkomstig het parapluplan. Als een bepaalde ontwikkeling op grond van de parkeernormen niet mogelijk is, maar er is sprake van onbillijkheid, dan kan worden afgeweken van deze parkeernormen. Als hiervan gebruik wordt gemaakt dient er een collegebesluit te worden genomen.

Daarnaast hebben bewoners aangegeven graag inspraak te willen bij eventuele functiewijzigingen die plaats vinden in hun buurt. Hiervoor is als voorwaarde opgenomen dat een zorgvuldige omgevingsdialoog gevoerd moet worden. Zorgvuldig houdt niet in dat alle bewoners unaniem in moeten stemmen met het plan. Wel dat het een zo breed mogelijk gedragen plan is, waarbij omwonenden de mogelijkheid hebben gekregen om hun inbreng te leveren. Hierbij zal een initiatiefnemer aan moeten tonen dat de belangen van omwonenden integraal zijn afgewogen. In de definitie van zorgvuldige omgevingsdialoog is vastgelegd dat in overleg met de gemeente wordt bepaald hoe vorm wordt gegeven aan de afstemming met de omgeving.

Sinds 2009 beperkt het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Daarom stelt het besluit onderzoekszones in. Binnen die onderzoekszones is het wijzigen van een functie ten behoeve van 'gevoelige bestemmingen' niet zonder meer toegestaan. De zones zijn aan weerszijde 300 meter breed bij rijkswegen en 50 meter bij provinciale wegen. Het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming' mag niet toenemen als de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen mag het totale aantal blootgestelden eenmalig maximaal 10% toenemen.

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Besluit gevoelige bestemmingen heeft de GGD op 19 januari 2009 een brief gezonden naar de gemeente Best. In deze brief verzoekt de GGD aan de overheden om aanvullend beleid op te stellen waarbij de normen van het Besluit worden aangescherpt, omdat de GGD vindt dat de normen de gezondheid niet voldoende beschermen. De GGD stelt voor om in het beleid op te nemen dat nieuwe gevoelige bestemmingen en woningen bij voorkeur niet binnen 300 meter en in ieder geval niet binnen de eerste 100 meter van snelwegen worden gesitueerd. Daarnaast is het advies om direct (circa 50 meter) langs de overige drukke wegen (>10.000 motorvoertuigen/etmaal) ook geen gevoelige objecten en woningen te situeren. De GGD geeft de volgende motivatie voor dit advies:

De Wet en het Besluit zijn gericht op de concentraties PM10 en NO2. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat dit niet de beste indicatoren zijn voor het ontstaan van het gezondheidseffect. Uit diverse epidemiologische onderzoeken blijkt dat de afstand tot de weg een betere voorspeller is dan de componenten op zich. De afstand tot de weg is namelijk een maat voor het hele mengsel van verkeersgerelateerde luchtverontreiniging. Binnen 100 meter van de snelweg is het optreden van gezondheidseffecten veelal het sterkst. Ook langs drukke binnenstedelijke wegen worden gezondheidseffecten geconstateerd.

In Best heeft dit advies geresulteerd in de volgende aanvullingen op de AMvB:

  • Gevoelige bestemmingen (zoals aangegeven in de AMvB) binnen 100 meter van de snelweg niet zijn toegestaan.
  • Bij wijzigen van of bij nieuwe bestemmingsplannen wordt ook ten behoeve van woonbestemmingen en sportvelden binnen 300 meter van de snelweg en binnen 50 meter van provinciale wegen en overige drukke wegen met een dreigende overschrijding (vanaf 3 % onder de grenswaarde) getoetst op luchtkwaliteit.

Dit is in het omgevingsplan vertaald door middel van de aanduidingen 'milieuzone - verbod gevoelige bestemmingen' en 'milieuzone - gevoelige bestemmingen' op de verbeelding. Binnen de eerste aanduiding zijn nieuwe gevoelige bestemmingen niet toegestaan en binnen de tweede aanduiding dient bij nieuwe gevoelige bestemmingen te worden aangetoond dat sprake is van een goede luchtkwaliteit. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aan deze regels getoetst.

Indien sprake is van de toevoeging van woningen dient te worden aangetoond sprake is van een behoefte aan nieuwe woningen. Dit volgt mede uit de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals is opgenomen in het Besluit omgevingsrecht. Deze luidt als volgt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Aangezien er sprake is van een binnenstedelijke locatie wordt voldaan aan de ladder als de behoefte is aangetoond.

Het woningbouwbeleid heeft de gemeente beschreven in de Woonvisie 2017. Dit beleid is gebaseerd op de afspraken die in regionaal vlak zijn gemaakt. Op het vlak van wonen werkt Best samen op twee regionale niveaus, het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) en Metropoolregio Eindhoven (MRE). In het SGE gaan de voornaamste afspraken over het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Hierbinnen is ruimte voor lokale inkleuring. Gezien de huidige trends en ontwikkelingen is het voor Best noodzakelijk om:

  • a. De sociale woningvoorraad minimaal op het huidige peil te houden.
  • b. Woningtypen toe te voegen die beter voldoen aan de vraag.
  • c. Met innovatieve projecten een breder, flexibel aanbod te creëren.

Mensen worden daarnaast steeds meer gestimuleerd om zelf hun zorg en welzijn te organiseren, dus meer beroep te doen op buren,familie en vrienden. Hiertoe biedt dit omgevingsplan ruimte door mantelzorgwoningen en levensloopbestendige woningen, zonder onnodige procedures te kunnen realiseren.

De inzet is om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de nieuwe woningbouwprogrammering gaat bieden. Die laat ruimte voor maatwerk. Tevens is er een mogelijkheid om tijdelijke units te plaatsen voor die groepen die snel aan een woning geholpen moeten worden. De gemeente werkt mee aan het snel bouwen van deze woningen door, waar enigszins mogelijk, de procedures te versnellen. Vanaf 2017 wordt ingezet op het bouwen van 200 woningen per jaar, met een toename tot 210 woningen per jaar in 2019. Bij inbreiding en herstructurering ligt hierbij de focus op het toevoegen van gedifferentieerde woningen in prijs en type. Waar mogelijk wordt kwaliteit toegevoegd door meer groen en ruimte te creëren. Door meer ruimte te bieden voor het wijzigen van niet-woonfuncties naar woonfuncties wordt tegemoet gekomen aan de wens om procedures waar mogelijk te versnellen.

Met het oog op de toekomst streeft Best tevens naar het bieden van een duurzame woningvoorraad. De inspanningen van gemeente en corporaties richten zich op het verbeteren van de energieprestatie van de bestaande voorraad, het zoveel mogelijk beperken van het energieverbruik van nieuwbouwwoningen en het bevorderen van duurzame energieopwekking. Dit omgevingsplan biedt voldoende handvatten om duurzaam bouwen mogelijk te maken. Bovendien zijn voorzieningen die bedoeld zijn voor de duurzame energieopwekking vaak eenvoudig te realiseren binnen de regels van dit plan. Om de bewustwording van bewoners te vergroten is teven een inspiratieboek (Bijlage 5) toegevoegd.

Indiensvereisten

Een aanvraag om een bestemmingsplanactiviteit kan langs elektronische weg worden gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraag beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hierbij dient de keuze te worden gemaakt voor de activiteit 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening'. Hoewel het aanvragen van een bestemmingsplanactiviteit, die in beginsel past binnen het bestemmingsplan, via de keuze voor deze activiteit als zijnde strijdig gebruik niet logisch is, is het gebruik maken van deze keuzemogelijkheid vooralsnog onvermijdelijk. Dit houdt verband met de beperkte mogelijkheden die de landelijke voorziening biedt. Het vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet aanpassen van deze voorziening voor de bestemmingsplanactiviteit is kostbaar en daarvoor is veel tijd nodig.

Regels: Artikel 9 Wijzigen functie

4.8 Artikel 10 Realiseren van functies bij de woning

4.8.1 Beoefenen van aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijvigheid

Bij woningen in heel Best wordt ruimte geboden voor aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid, mits passend bij de woonfunctie. In mei 2011 is een beleidsregel vastgesteld waarin, onder voorwaarden, beide functies zijn toegestaan. Op basis van deze beleidsregel kan een aan huis verbonden beroep zonder vergunning worden gevestigd en kleinschalige bedrijvigheid met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

Met het oog op de Omgevingswet en de pilot voor het omgevingsplan 'Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik' in het achterhoofd, is de beleidsregel uit 2011 nog eens onder de loep genomen. Er is nagedacht over de mogelijkheid om de regeling te versimpelen. Bij het versimpelen zijn de volgende uitgangspunten van de Omgevingswet uitgangspunt geweest: minder procedures, minder regels, vertrouwen in de inwoner, meer ruimte bieden voor ontwikkeling en flexibiliteit. Daarnaast zijn de adviezen uitgebracht voor het omgevingsplan door de werkgroepen Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik, uitgangspunt geweest voor de keuzes die zijn gemaakt. Kort samengevat hebben de bewoners aangegeven dat er ruimte moet worden geboden voor dergelijke functies als de bedrijvigheid maar geen milieuhinder veroorzaakt die niet past binnen de woonfunctie en er geen parkeeroverlast wordt veroorzaakt.

Doel van de regels

Met deze regels zijn de mogelijkheden voor het vestigen van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijvigheid aan huis eenduidig en helder vastgelegd. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt in de wijken Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik ervaring opgedaan met de nieuwe regels. Zijn de ervaringen positief, dan worden deze regels na inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in het omgevingsplan voor het gehele grondgebied van Best. Tevens wordt dan de beleidsregel uit 2011 formeel ingetrokken.

Regeling

Reeds meermalen is in jurisprudentie bepaald dat de vraag of bepaald gebruik binnen een woonbestemming past, beoordeeld dient te worden aan de hand van ruimtelijke uitstraling van dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit. Bepalend is of deze uitstraling zodanig is dat deze niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel. Uit jurisprudentie blijkt dat aan huis verbonden beroepsuitoefening van traditionele vrije beroepen (zoals arts, notaris, advocaat) binnen een woonbestemming kan worden uitgeoefend, mits de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin) in overwegende mate behouden blijft. Voor overig beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik in woningen is het criterium van "ruimtelijke uitstraling" doorslaggevend voor de vraag in hoeverre de activiteiten nog verenigbaar zijn met een woonbestemming. Gelet op deze jurisprudentie is het van belang een onderscheid te maken tussen de aan huis verbonden beroep in de vorm van vrije beroepen en de overige beroepsmatige activiteiten aan huis, de zogenaamde kleinschalige bedrijvigheid. Hiervoor zijn in Artikel 30 begrippen opgenomen voor aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. Deze activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 10.1. Ter bescherming van de woon- en leefklimaat mag het gebruik niet een zodanige verkeersaantrekkende werking hebben, dat dit leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale verkeersafwikkeling. Onder een normale verkeersafwikkeling wordt verstaan een verkeersafwikkeling die vergelijkbaar is met de verkeersafwikkeling zoals deze er is zonder het aan huis verbonden beroep of de kleinschalige bedrijvigheid. De parkeerbalans in de omgeving wordt in ieder geval niet nadelig beïnvloed indien het parkeren op eigen terrein plaats vindt. Indien dit niet mogelijk is, dient te worden aangetoond dat er in de openbare ruimte tijdens openingstijden, voldoende parkeerruimte beschikbaar is.

Daarnaast moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig mag worden aangetast. Dat betekent dat aandacht besteed moet worden aan de relevante milieuaspecten, zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, water, natuur en archeologie. Bij de beoordeling van de toelaatbare hinder wordt aansluiting gezocht bij de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (2009). In deze brochure zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden moeten worden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Indien hiervan wordt afgeweken dient het afwegingskader uit de VNG-brochure gehanteerd te worden. Bovendien dient rekening gehouden te worden bij de normen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Regels: 10.1 Beoefenen van aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijvigheid

4.8.2 Realiseren van een bed & breakfast

De gemeente vindt het belangrijk om de toeristische en recreatieve sector te ondersteunen. Bed en breakfasts zijn daarom in beginsel overal toegestaan. Hierbij moet het gaan om een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woning of bijgebouw en geëxploiteerd door de hoofdbewoner of eigenaar van het pand, waarbij de bed & breakfastvoorziening zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan de woonfunctie. In de notitie 'Uitgangspunten Bed & breakfast en andere kleinschalige overnachtingsvoorzieningen' is meer achtergrondinformatie opgenomen. Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste onderdelen uit deze notitie.

Er zijn tal van mogelijkheden voor het aanbieden van overnachtingen. Naast het kleinschalig (toeristisch) verhuur (short stay), kennen we ook reguliere verhuur (long stay) en bedrijfsmatige (toeristische) verhuur. Er worden in dit omgevingplan kaders gesteld voor het realiseren van een kleinschalige overnachtingsvoorzieningen bij een bestaande woning. In de meeste gevallen gaat het om een bed & breakfast voorziening, maar kleinschalige overnachtingsvoorzieningen zonder het aanbieden van ontbijt vallen hier ook onder. De hoofdfunctie van het gebouw is en blijft 'wonen'. Het aanbieden van kleinschalige overnachtingsvoorzieningen is een nevenfunctie. De gasten die er verblijven hebben hun hoofdverblijf elders. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten gasten. Het is bedoeld voor een kortdurend (toeristisch) verblijf. Maar, mensen die tijdelijk woonruimte zoeken na een scheiding, wachtenden op een nieuwe woning, een expat of een arbeidsmigrant kunnen kortdurend in een bed en breakfast of andere overnachtingsvoorziening verblijven. Het aanbieden van kleinschalige overnachtingen wordt niet als bedrijfsmatig verhuur gezien.

In dit omgevingsplan worden (bij een woning) geen mogelijkheden geboden voor grootschalige bedrijfsmatige (toeristische) verhuur, zoals een bed en breakfast met meer dan 10 personen, een hotel of een camping. De hoofdfunctie bij deze mogelijkheden is geen woonfunctie, maar recreatieve functie. Ook reguliere verhuur en de huisvesting van arbeidsmigranten valt niet onder deze regeling. Bij reguliere verhuur denken we aan langdurige verhuur aan derden, zoals bij kamerverhuur. Er is dan sprake van huurbescherming en de huurder schrijft zich, in tegenstelling tot bij toeristisch verhuur, in bij het Gemeentelijk Basisadministratie Persoonsgegevens (GBP). We hebben het dan niet meer over logies en gasten, maar over verhuur en huurders. Bij reguliere verhuur moet rekening gehouden worden met de gemeentelijk wetgeving zoals over brandveiligheid en de regels in dit omgevingsplan (zie begrip huishouden).

In een deeleconomie is gebruik belangrijker dan bezit. We delen onze huizen, onze auto's, onze kennis, onze tijd en ons geld. Initiatieven als CouchSurfing, HuizenRuil, Airbnb en Vrienden op de fiets, maken het mogelijk je huis met anderen te delen. De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. Bij bijvoorbeeld couchsurfing betalen de gasten niet voor een overnachting. Overnachtingen waar geen vergoeding voor wordt gevraagd vallen niet onder toeristische verhuur en worden niet in dit omgevingsplan onder dit artikel meegenomen. Maar bij deeleconomie is niet altijd sprake van het gratis aanbieden van producten of diensten. Een overnachting via een website als bijvoorbeeld Airbnb of vrienden op de fiets is niet gratis. Aanbieders van een overnachting via deze websites moeten gewoon toeristenbelasting betalen en vallen onder kleinschalige (toeristische) overnachtingen. Omdat voor deze overnachtingsmogelijkheden een vergoeding wordt gevraagd, vallen deze activiteiten ook onder artikel 10.2.

Voor een bed & breakfast of andere kleinschalige overnachtingsvoorziening gelden de volgende eisen, waarbij de regels zijn gefilterd op de mogelijkheden die gelden binnen de bebouwde kom:

  • a. Een bed & breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner of eigenaar van het pand.
  • b. Het pand waarin de bed & breakfast wordt gevestigd, heeft een woonbestemming.
  • c. De bed & breakfast voorziening mag geen belemmering zijn voor omliggende bedrijven en er moet een goed woon- en leef kwaliteit worden gegarandeerd.
  • d. De bed & breakfast is kleinschalig en ondergeschikt aan de woonfunctie, wat het volgende inhoudt:
    • 1. het maximaal aantal kamers is 5;
    • 2. het maximaal aantal gasten is 10;
    • 3. het maximaal % vloeroppervlak is 40%;
    • 4. het maximaal m2 oppervlaktemaat is 80m2;
  • e. De bed & breakfast mag niet permanent worden bewoond door een dezelfde persoon, wat inhoudt dat de maximale verblijfsduur niet meer mag zijn dan 4 aaneengesloten maanden.

Bovendien moet aangetoond worden dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om de bezoekers te kunnen faciliteren, zonder dat dit leidt tot extra parkeerdruk in het openbaar gebied.

Regels: 10.2 Realiseren van een bed & breakfast

4.9 Artikel 11 Realiseren duurzame voorzieningen

De gemeente Best ziet het als haar verantwoordelijkheid tegenover huidige en toekomstige generaties om in haar beleid en handelen zorg te dragen voor duurzame ontwikkeling. Dit komt zowel tot uiting in de eigen organisatie als in beleid en uitvoering van wettelijke taken en bevoegdheden. Het Beleidsplan energie- en materiaaltransitie beschrijft de kaders en ambities van de gemeente. Het concrete doel is om samen met de Metropool Regio Eindhoven als eerste regio in Nederland energieneutraal te zijn. Dit doel is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 mei 2017 aan de hand van het 3-sterrendossier duurzaamheid. Energieneutraal betekent dat alle benodigde energie duurzaam wordt opgewekt. Dit omvat alle maatregelen op het gebied van energiebesparing en opwekking van duurzame energie, gericht op het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen (aardgas, aardolie, kolen). Voor de ambitie van een energieneutraal Best betekent dit dat alle benodigde energie, ná energiebesparing, in de hele gemeente wordt opgewekt uit duurzame, ook wel hernieuwbare, bronnen (zon, wind, biomassa, aardwarmte, waterkracht, etc.).

Duurzaamheid wordt in het beleidsplan vertaald in een evenwichtig gebruik van grondstoffen, energie en ruimte, zodanig dat huidige en toekomstige generaties hier op een gelijkwaardig kwaliteitsniveau kunnen leveren. Door het stellen van minimale randvoorwaarden en het scheppen van kaders, worden inwoners en bedrijven ondersteund bij het proces van energie- en materiaaltransitie. Daarbij geeft de gemeente het goede voorbeeld door de eigen organisatie en de gemeentelijke gebouwen en voorzieningen duurzaam in te richten. In het uitvoeringsprogramma energietransitie 2017-2018 zijn concrete maatregelen genoemd om te komen tot een energieneutrale gemeente.

Ook de bewoners van de wijken Hoge Akker, Speelheide en De Leeuwerik hechten veel waarde aan een duurzame, afvalloze en energieneutrale toekomst. Het gat tussen de huidige situatie en energieneutraliteit is echter groot en daarmee is de energietransitie een uitdaging. Een volledig geslaagde transitie naar een energieneutraal Best vereist daarom medewerking van alle inwoners, instellingen en bedrijven binnen de gemeente. Alle actoren zullen efficiënter met energie moeten omgaan en moeten kiezen voor (lokale) duurzame energie. Daarnaast zijn er pioniers nodig die duurzaam willen ondernemen en innovatief durven zijn om een andere koers te gaan volgen. Duurzame initiatieven worden daarom volledig gefaciliteerd in dit omgevingsplan. Indien een strijdigheid ontstaat met het huidige karakter van de wijken, gaat het behalen van de duurzaamheidsambitie voor. Om een optimale werking van zonnepanelen te kunnen faciliteren is het beleid waarin wordt beschreven welke belangen prevaleren (bomen versus zonnepanelen) geïntegreerd in dit omgevingsplan. De gemeente hecht immers grote waarde aan het verduurzamen van de energievoorziening. Tegelijkertijd wordt er grote waarde toegekend aan de groen- en bomenstructuur binnen de gemeente. Waar deze twee conflicteren gelden de volgende regels:

  • a. Nieuwbouwlocaties: toepassen van zonnepanelen wordt optimaal gefaciliteerd. Voor de projectie van (toekomstige) bomen zal de keuze voor locatie en omvang van de bomen zoveel mogelijk gericht moeten zijn op het zo min mogelijk belemmeren van het rendement van zonnepanelen.
  • b. Bestaande situaties: in gevallen waarbij sprake is van een reeds ingerichte openbare ruimte inclusief een bestaand bomenbestand, prevaleert de boom.
  • c. Herinrichting openbare ruimte: indien sprake is van een herinrichting van de openbare ruimte en bestaande bomen hoeven of kunnen niet worden gehandhaafd op dezelfde locaties dan geldt de regel van nieuwbouwlocaties (zie a). Is dit niet aan de orde dan geldt de regel voor bestaande situaties (zie b).

Daarnaast is aangesloten bij de vergunningvrije mogelijkheden die in het Besluit omgevingsrecht zijn bepaald.

Om duurzame mobiliteit verder te stimuleren staat de gemeente Best nieuwe laadpalen in principe overal toe. Voorwaarde hiervoor is wel dat er een parkeerplaats aanwezig is, dan wel gerealiseerd kan worden. Hierbij moet wel rekening gehouden geworden met het feit dat de realisatie van laadpalen vaak gepaard gaat met het nemen van verkeersbesluiten, om te voorkomen dat de bijbehorende parkeerplaatsen worden gebruikt voor 'niet-elektrische' voertuigen.

Om zicht te houden op de verschillende initiatieven hanteert de gemeente een meldingsplicht voor warmte-koude-opslag en mini windturbines. De optimale werking van dergelijke voorzieningen is immers afhankelijk van de situering ten opzichte van elkaar. Door het implementeren van een meldingsplicht kan de gemeente sturen op een optimale werking van dergelijke voorzieningen. Bovendien kan de gemeente hierdoor borgen dat er geen significant negatieve effecten optreden op natuurwaarden, de waterhuishouding of het woon- en leefklimaat van omwonenden. Hierbij wordt geaccepteerd dat er sprake is van een geringe invloed, maar significant negatieve effecten dienen voorkomen te worden. De afzonderlijke regels en normen in sectorale wetten en beleidsnota's zijn hierbij leidend.

Er is bewust voor gekozen om duurzaamheidsmaatregelen, met uitzondering voor nieuwbouw van gebouwen, niet af te dwingen, maar om inwoners te inspireren en stimuleren voor het treffen van maatregelen. In het inspiratieboek, die als Bijlage 5 is opgenomen, zijn allerlei maatregelen opgenomen die inwoners kunnen stimuleren om meer aan duurzaamheid te doen.

Daarnaast gaan de ontwikkelingen in de markt snel. Bijna dagelijks worden nieuwe duurzame maatregelen en voorzieningen bedacht, getest en op de markt gebracht. Dit omgevingsplan moet met zijn tijd mee gaan en ook toekomstige duurzaamheidsinitiatieven faciliteren. De gemeente is daarom bereid om voor deze innovatieve nieuwe voorzieningen medewerking te verlenen aan het afwijken van het omgevingsplan, mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Hierbij gaat het niet om reeds bekende maatregelen ter verduurzaming van opstallen, zoals het realiseren van dak- of gevelisolatie. Indien er geen sprake is van een bouwactiviteit is de uitvoering van dergelijke maatregelen zonder meer toegestaan. Uiteindelijk moeten het vernieuwende concepten zijn die een sterke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de drie wijken.

Duurzaamheidsmaatregelen aan een gebouw, die conflicteren met de bouwregels in Artikel 6, zijn onder voorwaarden mogelijk gemaakt middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan. De maatregel mag geen beperkingen opleveren voor natuur en milieu en geen negatieve effecten opleveren het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Regels: Artikel 11 Realiseren van duurzame voorzieningen 

4.10 Artikel 12 Realiseren van water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. Met betrekking tot hydrologisch neutraal ontwikkelen hebben de drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hun keuren geharmoniseerd, genaamd “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabants waterschappen”. Als onderdeel van dit harmonisatietraject hanteren de waterschappen sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt.

De gemeente Best heeft het Water- en rioleringsplan 2016-2020. In dit beleid wordt in het bijzonder ingezet op de thema’s: klimaatadaptatie, waterbeleving/natuur, maatschappelijke ontwikkeling en samenwerking.

Voorgaande documenten gelden als uitgangspunt bij de verwerking van het regenwater. Samengevat dient elke nieuwe planontwikkeling hydrologisch neutraal te worden ontwikkeld waarbij de waterkwantiteitsrits; 'hergebruik-vasthouden/infiltratie-bergen-afvoer naar oppervlaktewater- afvoeren naar de riolering' dienen te worden doorlopen voor de verwerking van het regenwater. Bij de verwerking van regenwater geldt het principe; 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' vanuit het waterschap.

Door veranderingen in het klimaat speelt water en wateroverlast een belangrijk rol. Alle werkgroepen hebben met betrekking tot dit onderwerp ook geadviseerd om in het omgevingsplan zoveel mogelijk ruimte te bieden voor het creëren van voorzieningen die extreem weer kunnen opvangen. Daarnaast is het belangrijk om te voorkomen dat riolen overbelast raken. Maatregelen ten behoeve van het voorkomen van wateroverlast voor bestaande situaties worden niet afgedwongen. In het inspiratieboek dat als bijlage Bijlage 5 is opgenomen zijn suggesties gegeven over hoe bewust met water kan worden omgegaan.

In artikel 12 zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het gehele plangebied direct toegestaan. Op deze wijze is het overal mogelijk om waterbergende voorzieningen te realiseren. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met eventuele beperkingen vanuit archeologische waarden, zie de toelichting op Artikel 25, 26 en 27 Archeologie.

 Regels: Artikel 12 Realiseren van water en waterhuishoudkundige voorzieningen 

4.11 Artikel 13 Realiseren van houtopstanden

Het realiseren van houtopstanden is direct toegestaan. Met houtopstanden worden hakhout, een houtwal of één of meer bomen verstaan. Er zijn uitsluitend beperkingen opgelegd ten aanzien van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Deze komen deels voort uit het Burgerlijk Wetboek. In aanvulling op deze regeling is in artikel 4.15 van de APV een regeling opgenomen waarin is vastgelegd dat vorm- en leibomen op minimaal 1 meter van de perceelsgrens mogen worden opgericht. In het kader van deregulering is besloten deze afstand te verkleinen tot 0,5 meter. De genoemde afstanden hebben betrekking op de plaats van de stam.

Door het opnemen van deze regels wordt voorkomen dat groenvoorzieningen op privé percelen hinder op de openbare weg opleveren. Het groeien van houtopstanden over trottoirs, met een verminderde toegankelijkheid tot gevolg, wordt hierdoor voorkomen.

 Regels: Artikel 13 Realiseren van houtopstanden 

4.12 Artikel 14 Vellen van houtopstanden (kappen)

Het vellen of kappen van de meeste houtopstanden is direct toegestaan. Uitzondering hierop zijn houtopstanden die dikker zijn dan 20 cm (doorsnee) op 1,30 meter hoogte in het Verkeer - Openbaar gebied of binnen de Groen - Hoofdgroenstructuur of voor het vellen van houtopstanden die staan vermeld op de lijst van beschermde bomen. Voor het vellen van deze houtopstanden is een omgevingsvergunning vereist. Voor de regeling is aangesloten bij artikel 4.13 uit de APV.

De vergunning moet worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

 Regels: Artikel 14 Vellen van houtopstanden (kappen) 

4.13 Artikel 15 Realiseren van een parkeerplaats

In de regels is als voorwaarde voor het realiseren van nieuwe gebouwen (Artikel 6 Bouwen) en voor het wijzigen van een functie (Artikel 9 Wijzigen functie) vastgelegd dat er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Inhoudelijk is de regeling, zoals opgenomen in het parapluplan 'Parkeernormen en archeologie' overgenomen. ‘Voldoende’ betekent in dit geval dat tenminste voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid zoals neergelegd in de Nota parkeernormen, die op dat moment van kracht is. In de begripsomschrijving is aangegeven dat het actuele kader (anno 2017) de Nota Parkeernormen 2015 is, maar dat bij toetsing het meest actuele kader moet worden gehanteerd. De regeling voorziet daarnaast in een flexibiliteitsbepaling, overeenkomstig het parapluplan. Als een bepaalde ontwikkeling op grond van de parkeernormen niet mogelijk is, maar er is sprake van onbillijkheid, dan kan worden afgeweken van deze parkeernormen. Als hiervan gebruik wordt gemaakt dient er een collegebesluit te worden genomen .

Parkeren op eigen terrein

Voor zover er ruimte in de voortuin aanwezig is, is het direct toegestaan om een parkeerplaats op eigen terrein te realiseren. Deze parkeerplaats mag niet ten koste gaan van een parkeerplaats in de openbare ruimte of van de veiligheid of toegankelijkheid van het openbaar gebied. Dat betekent dat er een minimale vrije ruimte van 1 meter op de trottoirs moeten worden gehandhaafd. Bovendien zijn minimale afmetingen van een parkeerplaats geborgd met een verwijzing naar de actuele CROW publicatie (landelijk geaccepteerde normen aangaande parkeren) en is voorkomen dat er meerdere inritten per perceel kunnen worden gerealiseerd. Deze landelijke normen gaan voor de maatvoering van een parkeerplaats bijvoorbeeld uit van een minimale breedte van 2,5 meter. De diepte van een parkeerplaats is verder afhankelijk van de insteekhoek van de parkeerplaats en de breedte van de aangrenzende weg.

Ook zijn inritten aan gebiedsontsluitingswegen (in dit geval de Oude Rijksweg), gezien het doorgaande karakter en de hoge verkeersintensiteiten, niet toegestaan. Hiermee wordt de lijn uit het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan gevolgd. Bovendien is, ter voorkoming van een verdere verstening van de voortuinen, vereist dat de parkeerplaats wordt gerealiseerd op een water doorlatende verharding. Tot slot is het realiseren van parkeerplaatsen in het Verkeer - Openbaar gebied direct toegestaan, terwijl dit in de Groen - Hoofdgroenstructuur is verboden. Bestaande parkeerplaatsen mogen vooralsnog gehandhaafd blijven.

Parkeerexcessen

Daarnaast is een regeling opgenomen om parkeerexcessen in het openbaar gebied te voorkomen. Onder verhuren zoals genoemd in artikel 15.2.2 onder a, wordt het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen en voor het vervoeren van personen tegen betaling bedoeld.

 Regels: Artikel 15 Realiseren van een parkeerplaats 

4.14 Artikel 16 Aanleggen of veranderen van een weg

De regels voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg zijn opgenomen in artikel 16.1 en de regels voor het maken of veranderen van een inrit of uitweg zijn opgenomen in artikel 16.2. Deze regels sluiten aan bij artikel 2.12 en 2.13 uit de APV. Daarnaast is aangesloten bij de, in voorbereiding zijnde, 'Beleidsregels inritten'. Er is aangegeven welke werkzaamheden direct zijn toegestaan en voor welke werkzaamheden een melding noodzakelijk is. Wanner het gebruik eindigt dient dit te worden gemeld bij de gemeente Best, zodat de uitweg kan worden verwijderd.

Bij de melding, zoals bedoeld in artikel 16.2, dient een gemaatvoerde tekening te worden overlegd. De gemaatvoerde tekening moet in ieder geval de volgende aspecten bevatten:

  • a. de locatie van de inrit aan het voor-, zij- dan wel achtererf;
  • b. de afmeting (lengte en breedte) van de nieuwe of de te veranderen inrit. (let op de maximale afmetingen van een inrit zoals verderop in dit beleid aangegeven);
  • c. de aanwezigheid van obstakels binnen 3 meter afstand van de gewenste locatie van de inrit zoals bomen, groenvoorzieningen, lantaarnpalen, nutsvoorzieningen of verkeersborden. Deze obstakels kunnen de aanleg en/of het gebruik van de inrit onmogelijk maken.

Daarnaast dient aangegeven te worden of er obstakels aanwezig zijn binnen 3 meter van de gewenste locatie van de inrit. Zoals bomen, groenvoorzieningen, lantaarnpalen, nutsvoorzieningen of verkeersborden. Deze obstakels kunnen de aanleg en/of het gebruik van de inrit onmogelijk maken. De afmetingen van de weg en uitweg dienen verder te voldoen aan de minimale eisen uit de CROW. Tot slot dient een een foto bijgevoegd te worden van de bestaande situatie, waar u de inrit wilt.

Weigeringsgronden

Een melding kan worden geweigerd als (vanwege een hoge parkeerdruk op de openbare weg) één of meerdere parkeerplaatsen of parkeergelegenheid komt te vervallen. Indien de parkeervoorziening kan worden verplaatst in de nabije omgeving, wordt dit overwogen. De afmetingen van een parkeerplaats zijn weergegeven in de Nota parkeernormen van de gemeente Best.

Een melding kan worden geweigerd als er gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer per plaatse:

  • a. als de inrit breder is dan de vastgestelde standaardbreedte en hiervoor uit oogpunt van veiligheid of bruikbaarheid van de weg geen noodzaak kan worden aangetoond;
  • b. als de inrit komt te liggen op of nabij een rotonde, kruising, bochten of splitsing van wegen;
  • c. als de inrit kan leiden tot belemmering van het zicht;
  • d. als de inrit komt te liggen op of nabij opstelstroken dan wel voorsorteervakken.

Een melding kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van een groenvoorziening in de gemeente als:

  • a. het openbaar groen wordt doorkruist. Onder openbaar groen wordt verstaan: hagen, struiken en beplanting;
  • b. op de locatie van de inrit of binnen 3 meter daarvan een boom of houtopstand staat en de gemeente geen medewerking wil verlenen om deze te mogen kappen.

Wanneer door de gemeente medewerking wordt verleend aan het kappen van een boom is het uitgangspunt dat indien mogelijk, in de directe omgeving een boom wordt herplant of door een soortgelijk exemplaar wordt vervangen. Als het niet mogelijk is om een boom te herplanten of te vervangen, wordt indien mogelijk een andere vorm van openbaar groen geplant van dezelfde waarde. De kosten hiervoor komen voor rekening van de aanvrager.

Een melding kan worden geweigerd als het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast indien:

  • a. de inrit leidt tot parkeren in de voortuin van (tussen)woningen;
  • b. de inrit komt te liggen op een plaats waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het perceel van de aanvrager minder dan 5 meter diep en minder dan 3 meter breedte bedraagt;
  • c. er minder dan 3 meter ruimte (breedte) is naast de woning zodat het leidt tot parkeren in de voortuin van de woning;
  • d. naar het oordeel van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

Een melding kan worden geweigerd als er openbare voorzieningen aangepast moeten worden zoals beeldbepalende bestrating, verkeersborden, verlichting en brandwaterbluspunten.

Uitgangspunt is één inrit per woonperceel. Een tweede inrit is alleen mogelijk indien:

  • a. de woning op een hoekkavel staat of de kavel aan de achterzijde grenst aan een openbare weg;
  • b. op één kavel twee woningen aanwezig zijn.

Regels: Artikel 16 Aanleggen of veranderen van een weg

4.15 Artikel 17 Opslaan van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Om te voorkomen dat er overlast wordt veroorzaakt met betrekking tot het opslaan van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d., is in Artikel 16 een verbod opgenomen. Deze regeling is één op één overgenomen uit artikel 4.16 van de APV.

Regels: Artikel 17 Opslaan van voertuigen, vaartuigen, mest, afvaslstoffen, etc.

4.16 Artikel 18 Plaatsen van voorwerpen op de weg

In Artikel 18 zijn regels opgenomen voor het plaatsen van voorwerpen op de weg. Deze regels sluiten aan bij artikel 2.10 en 2.11 uit de APV. Het plaatsen van voorwerpen en stoffen zoals vlaggen, wimpels, vlaggenstokken, zonneschermen op of aan de weg, of voorwerpen en stoffen die noodzakelijkerwijs kortstondig op de weg worden gebracht in verband met laden en lossen, zijn onder voorwaarden direct toegestaan. Van belang is dat er geen gevaar of hinder wordt veroorzaakt voor personen, goederen of verkeer of de bereikbaarheid en/of doorgang voor hulpdiensten niet wordt gehinderd. Overhangend groen op de openbare weg of trottoirs is, zodra het hinder veroorzaakt, dus niet toegestaan.

Voor het plaatsen van containers, hoogwerkers en stellages en voor uitstallingen en reclameuitingen vanwege winkels of bedrijven, dient een melding te worden ingediend. Het bevoegd gezag laat binnen vier weken na ontvangst van de melding weten of zij aan de gewenste uitstalling voorschriften stelt:

  • a. in het belang van de openbare orde;
  • b. in het belang van de brandveiligheid;
  • c. in het belang van de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid;
  • d. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente;
  • e. in het belang van het voorkomen of het beperken van overlast;
  • f. gelet op de ruimtelijke omstandigheden ter plaatse.

Regels: Artikel 18 Plaatsen van voorwerpen op de weg

4.17 Artikel 19 Realiseren van reclame

In artikel 4.19 van de APV is een vergunningstelsel opgenomen voor het aanbrengen (maken) en hebben (voeren) van handelsreclame (commerciële reclame) aan een onroerende zaak. Deze regeling is overgenomen in Artikel 19. Handelsreclame is gedefinieerd als: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen. Onroerende zaken zijn volgens het artikel 3:3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek onder meer de grond, de met de grond verenigde beplantingen en de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. In het begrip handelsreclame ligt besloten dat het gaat om niet ideële reclame, waardoor geen gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

Onverlichte reclame die aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 19.1.1 voldoet, is direct toegestaan. Voor opschriften en dergelijke met een tijdelijk karakter (maximaal negen weken) is een systeem van melding bij het bevoegd gezag in het leven geroepen. Voor beide vormen van reclame wordt getoetst:

  • a. Of de reclame zodanig wordt geplaatst/aangebracht, dat er geen gevaar ontstaat voor de doorgang van of de bereikbaarheid voor het verkeer op de weg, fietspad, parkeervakken/-havens en trottoirs (ivm gebruik door voetgangers, scootmobielen, rollators, kinderwagens e.d.); de toetsing verloopt via Ingenieursbureau/Verkeer.
  • b. Of het aanbrengen / plaatsen van reclame (-borden) zodanig is, dat de omgeving (en aangrenzende panden hiervan  geen hinder of overlast ondervinden. De melding wordt getoetst door Verkeer en/of de Welstandsvergadering.

 

Wanneer het bevoegd gezag niet binnen twee weken reageert op die melding, mag - in afwijking van het in het eerste lid gestelde plaatsingsverbod - zonder vergunning tot plaatsing worden overgegaan. Voor de overige vormen van handelsreclame is een omgevingsvergunning vereist. Indien de aan te brengen reclame wordt verlicht, zoals door verlichtingsarmaturen van binnenuit, wordt deze reclame ook getoetst aan de bepalingen van de “Algemene richtlijn betreffende lichthinder” van de Nederlandse Stichting  voor Verlichtingskunde (NSVV). Ook wordt deze behandeld in de Welstandsvergadering.  

De zinsnede 'voor zolang zij feitelijke betekenis hebben' geeft aan dat de regeling alleen van toepassing is op actuele handelsreclame.

Regels: Artikel 19 Realiseren van reclame

4.18 Artikel 20 Organiseren van een evenement

Evenementen vervullen een belangrijke functie in de gemeente Best. Er worden verschillende evenementen georganiseerd, grootschalig, met uitstraling voor bijvoorbeeld het hele dorp, middelgroot of kleinschalig, bijvoorbeeld beperkt tot de eigen straat. Voor een goed verloop van een evenement moeten verschillende belangen worden afgewogen en duidelijke afspraken met de organisator worden gemaakt.

Bij grote en middelgrote evenementen is vooraf een vergunning noodzakelijk, controle achteraf kan niet volstaan wegens mogelijk gevaar voor de openbare orde, overlastsituaties, verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid en dergelijke. Dit is ook de reden dat het vergunningenstelsel uit artikel 2.25 van de APV niet is opgenomen in voorliggend omgevingsplan. Daarnaast is het niet waarschijnlijk en niet wenselijk dat dergelijke evenementen binnen het plangebied worden georganiseerd.

In aanvulling op de APV heeft de gemeente in haar Horeca- en evenementenbeleidsplan (2016) beleid opgesteld ten aanzien van horeca en evenementen. Hier zijn in artikel 4.1 ook de vergunningvrije evenementen opgenomen waarbij kan worden volstaan met een melding. Deze regeling is overgenomen in Artikel 20 van het omgevingsplan. Onder een evenement wordt verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en snuffelmarkten als bedoeld in de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Dranken Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, activiteiten genoemd in het artikel straatartiest en speelgelegenheid als bedoeld in de APV. Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, niet zijnde een betoging op de weg als bedoeld in de APV, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

Daarnaast is op basis van artikel 4.3 van de APV een regeling opgenomen voor het organiseren van incidentele festiviteiten binnen het functiegebied Gemengd - Gemengd gebied. Het specifieke van een (collectieve of incidentele) festiviteit is dat het een verruiming van de reguliere geluidvoorschriften betreft bij een activiteit die plaatsvindt binnen de grenzen van een inrichting (ook niet horeca-inrichtingen). Het kan dus ook op het terras van een horeca-inrichting plaatsvinden. Evenementen omvatten naast geluid meer aspecten, zoals (brand)veiligheid, geluid, afval en verkeer en kunnen in de openbare ruimte worden georganiseerd.

Regels: Artikel 20 Organiseren van een evenement

4.19 Artikel 21 Realiseren van een inzamelvoorziening

Het realiseren van inzamelvoorzieningen voor afval in het Verkeer - Openbaar gebied is direct mogelijk. Onder een inzamelvoorziening wordt een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of plaats verstaan, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens. Dit artikel sluit aan bij de mogelijkheden uit de gemeentelijke Afvalstoffenverordening.

Regels: Artikel 21 Realiseren van een inzamelvoorziening

4.20 Artikel 22 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Dit artikel is rechtstreeks overgenomen uit artikel 2.64 uit de APV. Het heeft tot doel te voorkomen dat mensen hinderlijke of schadelijke dieren houden die tot overlast zijn voor de omgeving.

Regels: Artikel 22 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

4.21 Artikel 23 Realiseren van een gedenksteen

De gemeente heeft voor het plaatsen van gedenktekens beleidsregels opgesteld. Nabestaanden van dierbaren, die zijn omgekomen bij een verkeersongeval of door een gewelddelict, hebben er vaak grote behoefte aan om hun dierbaren te gedenken op de plaats van het ongeval/ gebeuren. Veelal worden op de plaats van het ongeval bloemen en voorwerpen/gedenktekens gelegd c.q. geplaatst. De neergelegde/geplaatste gedenktekens kunnen door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Het beschadigen van de weg dan wel het gebruik van de weg anders dan de bestemming daarvan dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Anderzijds dient een gepaste rouwverwerking door de nabestaanden niet geheel onmogelijk te worden gemaakt. De eerste drie maanden nádat het incident heeft plaatsgevonden, worden in beginsel geen beperkingen gesteld aan het gedenken van de slachtoffers. Echter dit is geheel afhankelijk van het eventuele veiligheidsrisico die dit gedenken ter plaatse op zou kunnen leveren.

De beleidsregels gedenktekens zijn één op één overgenomen in Artikel 23 van het omgevingsplan. Voor het plaatsen van een gedenkteken is een omgevingsvergunning vereist. De volgende richtlijnen worden gehanteerd bij het verlenen van een vergunning:

  • a. De vergunning heeft een geldigheidsduur van 3 jaar.
  • b. Op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager kan de geldigheidsduur van de vergunning met maximaal 1 jaar worden verlengd.
  • c. De gedenkplaats wordt door de gemeente met paaltjes gemarkeerd.
  • d. De exacte plaatsbepaling vindt plaats door de gemeente. Bij de aanleg wordt rekening gehouden met ondergrondse infrastructuur, daarom zal een Klic-melding worden gedaan.
  • e. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het onderhoud van het gedenkteken of de gedenkplaats.
  • f. De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan of ten gevolge van het gedenkteken.
  • g. Eventuele schade veroorzaakt door het gedenkteken zijn voor kosten van de aanvrager.
  • h. Deze regeling is niet van toepassing op het plaatsen van gedenktekens op of langs provinciale wegen of wegen van het waterschap of het rijk.
  • i. In de periode voorafgaande aan de realisatie van het gedenkteken, wordt het gedenken ter plaatse toegestaan, mits de veiligheid zich hiertegen niet verzet.
  • j. Bij levenspartner (voorwaarden, punt 1) wordt met name gedacht aan samenwonenden.
  • k. In gevallen waarin de regeling niet voorziet en/of er onduidelijkheid is over de uitleg besluit het college van burgemeester en wethouders.

Regels: Artikel 23 Realiseren van een gedenksteen

 

Hoofdstuk 5 Overige regels

5.1 Artikel 24 Beschermingszones

Geluidszone industrie

Voor het zuidelijk deel van het plangebied, deels over de wijk Speelheide, geldt het paraplubestemmingsplan 'Geluidszone industrieterrein ‘t Zand'. De aanduiding 'geluidszone - industrie' is één op één overgenomen uit dit bestemmingsplan. Ter plaatse van de aanduiding zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten – als bedoeld in de Wet geluidhinder – toegestaan als de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein 't Zand op de gevels van deze objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Hiermee wordt voorkomen dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden opgericht met een geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A) waarvoor in het verleden geen hogere grenswaarde is vastgesteld.

Regels: 24.1 geluidszone - industrie

Vrijwaringszone en overlegzone A2

Op grond van het Barro is een vrijwaringszone van 35 meter vanaf de A2 opgenomen op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg'. Binnen deze zone zijn geen bouwwerken toegestaan die een toekomstige uitbreiding van rijkswegen kunnen belemmeren. Voor de vrijwaringszone geldt dat nieuwe ontwikkelingen slechts kunnen plaatsvinden na een verklaring van geen bezwaar van de wegbeheerder.

Daarnaast is ook een overlegzone van 75 meter vanuit de kant verharding van de A2 op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding 'overige zone - overlegzone rws'. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone dient in dat geval overleg te worden gevoerd met Rijkswaterstaat om toekomstige ontwikkelingen op gebied van ruimte en mobiliteit goed op elkaar te blijven afstemmen.

Regels: 24.2 vrijwaringszone - weg en 24.3 overlegzone RWS

Veiligheidszones

De veiligheidszones die in dit artikel zijn opgenomen, hebben hun grondslag in de externe veiligheid (opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen). In Bijlage 6 is een uitgebreide paragraaf externe veiligheid opgenomen met betrekking tot de risicobronnen in en nabij het plangebied. Voor het plangebied zijn drie risicobronnen relevant. Het gaat om een LPG-tankstation aan de Nieuwstraat 62 te Best en om het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2 enerzijds en het spoortraject Boxtel-Eindhoven anderzijds. De bepalende zones hierbij zijn:

  • PR 10-6 contour (plaatsgebonden risicocontour)
  • Effectafstand 60 meter en effectafstand 160 meter
  • Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
  • 80 en 200 meter zone (spoor en weg)
  • Invloedsgebied

PR 10-6 contour
Binnen het plangebied is één PR 10-6 contour gelegen. Het betreft een contour afkomstig van een LPG-tankstation aan de Nieuwstraat 62. Omdat het tankstation een vergunde jaardoorzet LPG tot en met 999 m3 per jaar heeft, geldt een contour van 35 meter vanaf het vulpunt en 25 meter vanaf het LPG-reservoir. Deze contouren overlappen een beperkt deel van het plangebied. Deze contouren zijn niet opgenomen op de verbeelding, omdat de effectafstanden 60 en 160 meter beperkender werken op de ruimtelijke mogelijkheden. De PR 10-6 contouren van de A2 en het spoortraject zijn vanwege hun beperkte grootte niet relevant.

Effectafstand 60 meter en effectafstand 160 meter
In de circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations worden twee effectafstanden gehanteerd, te weten 60 en 160 meter. Deze zones zijn op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduidingen 'veiligheidszone - effectafstand 60 meter' en 'veiligheidszone - effectafstand 160 meter'. De afstand van 60 meter geldt voor nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. Het bevoegd gezag wordt verzocht rekening te houden met een effectafstand van 60 meter van het LPG-tankstation voor (beperkt) kwetsbare objecten. Voor zeer kwetsbare gebouwen geldt een afstand van 160 meter waarmee rekening moet worden gehouden. De afstand wordt gemeten vanaf het vulpunt van het LPG-tankstation.

'Rekening houden met' wil zeggen dat men in beginsel gebonden is aan de regel, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan. Hier wordt er van uitgegaan dat de motivering met veiligheidsargumenten onderbouwd wordt. Voorbeelden hiervan zijn benoemd in de circulaire.

Afwijken binnen de PR 10-6 contour wordt zondermeer niet toegelaten als het gaat om kwetsbare objecten. Beperkt kwetsbare objecten kunnen met gewichtige redenen toegestaan worden binnen de PR 10-6 contour. Dit moet dan onderbouwd worden in de aanvraag omgevingsvergunning.

Regels: 24.4 veiligheidszone - effectafstand 60 meter en 24.5 veiligheidszone - effectafstand 160 meter

 

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied waarin bij nieuwe ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De A2 heeft conform de Regeling Basisnet ter hoogte van het plangebied geen PAG. Het spoortraject heeft ter hoogte van het plangebied wel een PAG van 30 meter, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Het spoortraject is echter verdiept gelegen, waardoor bij een incident met brandbare vloeistoffen, de vloeistof niet verder zal uitstromen dan de tunnelbak. Om die reden is het zich voordoen van een plasbrandscenario niet reëel ter hoogte van het plangebied. Een aanduiding is derhalve niet opgenomen.

80 en 200 meter zone
De 80 meter zone geldt voor transportroutes met gevaarlijke stoffen over het spoor en de 200 meter zone geldt voor transportroutes met gevaarlijke stoffen over de weg. De zones zijn op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduidingen 'veiligheidszone - 80 meter' en 'veiligheidszone - 200 meter'. Binnen deze zones worden nieuwe zeer kwetsbare gebouwen of uitbreiding daarvan uitgesloten. Ter plaatse van de ondertunneling van het spoor geldt geen veiligheidszone. Daarom is de veiligheidszone voor het spoor in dit plan erg klein.

De 80 en 200 meter zones zijn bij transportroutes de grens waarbinnen ontwikkelingen nog substantieel bijdragen aan het groepsrisico. Om die reden is in artikel 8 van het Bevt opgenomen dat een plan binnen deze 80 of 200 meter zone, inzicht dient te geven in:

  • a. de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
  • b. de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;
  • c. het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;
  • d. de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en
  • e. de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

In de aanvraag omgevingsvergunning dienen deze onderdelen aan bod te komen. Er kan echter een uitzonderingsregeling gelden. Toetsing aan bovenstaande punten is namelijk niet noodzakelijk indien:

  • het groepsrisico als gevolg van het plan met niet meer dan 10% toeneemt;
  • én de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Wanneer de uitzonderingsregeling wordt toegepast, dient dit onderbouwd te worden in de aanvraag omgevingsvergunning.

Regels: 24.6 veiligheidszone - 80 meter en 24.7 veiligheidszone - 200 meter

Invloedsgebied
Binnen het invloedsgebied van een risicobron dient beschreven te worden hoe de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in geval van een incident ter plaatse is. In het geval van het LPG-tankstation dient getoetst te worden aan artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het geval van de A2 en het spoortraject dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In de paragraaf externe veiligheid in Bijlage 6 zijn deze aspecten beschreven. Het advies van de veiligheidsregio is opgenomen in Bijlage 7

Milieuzones

Sinds 2009 beperkt het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. In Best is hier een aparte beleidsregel voor opgesteld waarin is vastgelegd dat:

  • Gevoelige bestemmingen (zoals aangegeven in de AMvB) binnen 100 meter van de snelweg niet zijn toegestaan.
  • Bij wijzigen van of bij nieuwe bestemmingsplannen wordt ook ten behoeve van woonbestemmingen en sportvelden binnen 300 meter van de snelweg en binnen 50 meter van provinciale wegen en overige drukke wegen met een dreigende overschrijding (vanaf 3 % onder de grenswaarde) getoetst op luchtkwaliteit.

Dit is in het omgevingsplan vertaald door middel van de aanduidingen 'milieuzone - verbod gevoelige bestemmingen' en 'milieuzone - gevoelige bestemmingen' op de verbeelding. Binnen de eerste aanduiding zijn nieuwe gevoelige bestemmingen niet toegestaan en binnen de tweede aanduiding dient bij nieuwe gevoelige bestemmingen te worden aangetoond dat sprake is van een goede luchtkwaliteit. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aan deze regels getoetst.

Regels: 24.8 milieuzone - verbod gevoelige bestemmingen en 24.9 milieuzone - gevoelige bestemmingen

5.2 Artikel 25, 26 en 27 Archeologie

De regels voor archeologie in dit omgevingsplan zijn gebaseerd op de regels uit het parapluplan 'Parkeernormen en archeologie'. Binnen het grondgebied van de gemeente Best zijn zeven soorten archeologische verwachtingen of waarden aan terreinen toegekend:

  • 1. Wettelijk beschermde archeologische monumenten
  • 2. Gebieden met archeologische waarde
  • 3. Gebieden met een hoge archeologische verwachting, historische kern
  • 4. Gebieden met een hoge archeologische verwachting
  • 5. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting
  • 6. Gebieden met een lage archeologische verwachting
  • 7. Gebieden zonder archeologische verwachting.

In het plangebied komen gebieden met een hoge archeologische verwachting, historische kern (3), gebieden met een hoge archeologische verwachting (4) en gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (5) voor. Onderstaand is het beleid voor deze gebieden weergegeven.

Gebieden met een hoge archeologische verwachting, historische kern (Categorie 3)

Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m2 en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld.

Gebieden met een hoge archeologische verwachting (Categorie 4)

In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m2 en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld of 0,5 m bij esdek onder maaiveld.

Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (Categorie 5)

In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2.500 m2 en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld of 0,5 m bij esdek onder maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.omgevingsplanHSL-VG01_0018.jpg"

Uitsnede beleidskaart archeologie 2015

Regeling

In dit omgevingsplan zijn ten aanzien van archeologie de volgende dubbelbestemmingen op de verbeelding opgenomen:

In elke bestemming is bepaald dat de betreffende gronden naast de onderliggende enkelbestemming(en) tevens zijn bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bescherming is vervolgens uitgewerkt in een regeling voor het bouwen en een omgevingsvergunningplicht voor werken, werkzaamheden en het slopen.

Het onderscheid tussen de verschillende dubbelbestemmingen is gelegen in de voorgeschreven oppervlaktemaat en verstoringsdiepte van de beoogde bodemingreep. Per dubbelbestemming geldt een andere maat voor bodemingrepen die zondermeer zijn toegestaan:

  • Waarde - Archeologie 3: 250 m2 en 0,3 m onder maaiveld;
  • Waarde - Archeologie 4: 500 m2 en 0,3 m onder maaiveld of 0,5 m bij esdekken en
  • agrarisch bestemde gronden;
  • Waarde - Archeologie 5: 2.500 m2 en 0,3 m onder maaiveld of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden.

5.3 Artikel 28 Procedureregels

In het omgevingsplan wordt gewerkt met meldingen. Maar wat zijn daar de rechtsgevolgen van? Er zijn twee mogelijkheden:

  • 1. De melding is een systeem met algemene regels waarbij de gemelde activiteit mag doorgaan als aan de voorschriften wordt voldaan.

Uitgangspunt is dat het college met een melding wil dat een activiteit mag worden uitgevoerd als bij de uitvoering van deze activiteit de algemene regels worden nageleefd. Voor de melder geldt dat hij met een (tijdige) melding aangeeft dat hij een activiteit wil gaan doen en met die activiteit de algemene regels die daarvoor zijn gesteld in acht neemt. Het college hoeft niet op deze melding te reageren als ze met de activiteit kan instemmen.

In dit geval zijn de regels voldoende concreet. Er staan dan geen rechtsmiddelen (bezwaar en beroep) open. Er kan dan dus niet door belanghebbende bezwaar worden gemaakt.

  • 2. Het systeem waarbij er een melding gedaan moet worden, maar er geen algemene regels zijn opgesteld over wat wel en niet mag

Het college kan op verschillende manieren reageren:
- een negatief besluit van het college;
- geen besluit van het college;
- een positief besluit van het college;
- een te laat besluit van het college.

Alle bovenstaande reacties worden gezien als een besluit. Met ingang van de dag na bekendmaking van de positieve reactie van het college of met ingang van de dag na die waarop het besluit van rechtswege wordt geacht te zijn ontstaan vangt de termijn van zes weken aan waarbinnen belanghebbenden bezwaar kunnen maken. Hier beslist het college op en daarna staat er nog beroep open bij de bestuursrechter.

In het omgevingsplan is gebruik gemaakt van beide stelsels. Voor de activiteit in artikel 7.2.1 (mantelzorg) moet een melding worden ingediend. Hiertegen staat geen bezwaar en beroep open, omdat de regels voldoende concreet zijn.

Voor de activiteiten in artikel 11.3.1 (warmte-koude-opslag), 11.4.1 (miniwindturbine), 11.4.1 (aanleggen/veranderen weg), 16.2.2 (maken/veranderen uitweg), 18.1.2 (plaatsen van voorwerpen op de weg), 19.1.2 (reclame), 20.1.1 (evenement) en 20.2.1 (incidentele festiviteit) moet ook een melding worden ingediend. Tegen deze meldingen staat wel bezwaar en beroep open. Over het algemeen zijn deze regels overgenomen uit de APV.