direct naar inhoud van Artikel 9 Bedrijventerrein - 5
Plan: Bedrijventerreinen Best - 't Zand, Breeven en Heide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpBedrijventer2010-VG01

Artikel 9 Bedrijventerrein - 5

West Breeven

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandarts': tevens een tandartspraktijk;
  • f. kantoren;
  • g. dienstverlening;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals:

  • h. terreinen;
  • i. ontsluitingswegen en paden;
  • j. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • k. laad- en losvoorzieningen;
  • l. reclame-uitingen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. gebouwen en overkappingen worden ten minste 5 m uit de perceelsgrens gebouwd;
  • d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van verlichting en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 18 m;
  • c. de bouwhoogte van reclamezuilen en antennes bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. bouwwerken met een hoogte van ten minste 1,5 m, met uitzondering van de bouwwerken zoals bedoeld sub b en c, worden uitsluitend achter de voorgevel gebouwd.

9.3 Nadere eisen
9.3.1 Onderwerp van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de afmetingen van de bouwwerken en de aanleg van parkeervoorzieningen, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.3.2 Procedure

Bij toepassing van de nadere eisen regeling geldt de procedure zoals vervat in artikel 36.1.

9.4 Afwijken van de bouwregels
  • I. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2.1 sub c en bepalen dat tot aan de perceelsgrens mag worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende aspecten aantoonbaar binnen het bouwperceel worden opgelost:
  • a. parkeren overeenkomstig de eisen zoals deze zijn vastgelegd in het Nota Parkeernormen;
  • b. opslag van goederen en/of materialen;
  • c. manoeuvreerruimte.
  • II. In afwijking van het bepaalde onder I kan bij een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder I worden getoetst aan een geactualiseerde versie van het gemeentelijk parkeerbeleid.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. productiegebonden detailhandel is toegestaan;
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. opslag van goederen en/of materialen buiten het bouwvlak en voor de voorgevel is niet toegestaan;
  • g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard'
  • I. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 ten behoeve van:
  • a. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ten hoogste 2 milieucategorieën hoger dan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 9.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld lid 9.1;
  • b. de vestiging van bedrijven of de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 9.1 maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' worden genoemd.
  • II. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in dit lid onder I dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf of bedrijfsactiviteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.

9.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming zodanig wijzigen dat nieuwe Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
  • b. het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen mag niet buiten de gemeentegrens reiken
  • c. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.