Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan RvR Fort Pinsenweg met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0226-0701 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6 ambachtelijk - verzorgend bedrijf
een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.7 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.13 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft bestaande uit maximaal 4 kamers; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.14 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.15 begeleid wonen
vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;
1.16 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.17 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.18 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten
werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;
1.19 bestaande bebouwing
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;
1.23 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.32 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.33 bijzondere woonvormen
met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.34 coffeeshop
een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.35 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik;
1.36 cultuurhistorische waarde
het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;
1.37 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.38 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;
1.39 (detail)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;
1.40 detailhandel in dagelijkse goederen
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.41 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)
detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.42 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;
1.43 dienstruimtes
niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;
1.44 dienstverlening
met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;
1.45 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.46 eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.47 erf
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.48 eerste bouwlaag
de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;
1.49 evenement
al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.53 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.54 gevoelige objecten
woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;
1.55 (groot)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.56 groothandel in smart- en growproducten
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;
1.57 grootschalige detailhandel
een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;
1.58 growshop
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';
1.59 handel in softdrugs
het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.60 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming, het belangrijkst is;
1.61 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
1.62 hospice
verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.63 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, met uitzondering van detailhandel;
1.64 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;
1.65 kampeermiddelen
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.66 kamerverhuur
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.67 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.68 kap
een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;
1.69 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.70 logies
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.71 maatschappelijke voorzieningen
bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.72 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.73 monumentale boom
een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;
1.74 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.75 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen;
1.76 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.77 ondersteunende horeca
gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;
1.78 opslag
opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.79 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.80 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.81 peil
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.82 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch en daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.83 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
een seksbioscoop of sekstheater;
een seksautomatenhal;
een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.84 sekswinkel
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.85 smartshop
een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';
1.86 sociale werkplaats
een werkplaats voor mensen met een arbeidshandicap, waar ruimte wordt geboden voor al dan niet betaald beschermd werk, begeleid werk of (gevarieerde) dagbesteding, met bijbehorende kantoorruimte;
1.87 speelvoorzieningen
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;
1.88 standplaats ten behoeve van ambulante handel
een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 m²;
1.89 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.90 straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
afvalinzamelsystemen;
1.91 uitwendige architectonische vormgeving
de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.92 vliegende winkels
ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.93 vuurwerkbesluit
Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;
1.94 welstandsmonumentencommissie
de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.95 winterterras
een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.96 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.97 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden geplaatst;
1.98 zendmast
ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.99 zorginstelling
een gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden door een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
de afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
de afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemmingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;
parkeervoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
bijbehorende bouwwerken, zoals erkers.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouw, met dien verstande dat:
een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
voet- en fietspaden;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidafschermende voorzieningen, kunstobjecten, verlichting en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
aangetoond dient te worden dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;
door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in een woning;
beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
per bouwvlak mag een woning worden gerealiseerd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal staat aangegeven;
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximum bouwhoogte (m)';
het bebouwingsoppervlakte per hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 225 m2;
de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 meter;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 6 meter;
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 100 m2, mits een bij de woning aaneengesloten perceel van minimaal 0,5 ha gelegen is, dat onmiddellijk grenst aan het erf van de betreffende woning.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op 5.1 het volgende:
de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;
uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder) gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend.
5.5.2 Bijzondere woonvormen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met dien verstande dat:
er sprake dient te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, waarbij de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.
5.5.3 Kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:
bewoning toegestaan is door maximaal 4 personen per woning;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.
5.5.4 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
7.2 Bestaande afstanden en andere maten
7.2.1 Afstanden
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.2.2 Hoogten, inhoud, aantallen en of oppervlakten
In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.2.3 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 7.2.1 en lid 7.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
7.3 Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten en bouwwerken met een geringe oppervlakte tot een bouwhoogte van 10 meter.
7.4 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 vrijwaringszone - radar
8.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt ten einde verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met hogere bouwhoogte dan:
85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar - 8'.
8.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1 mits:
de grotere hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming(en);
de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
de bouw van:
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 meter;
met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;
het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
met een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
met een hoogte van ten hoogste 10 meter meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;
met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 9, sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeren en laad- en losmogelijkheden
Ten behoeve van de realisatie, het gebruik en het in stand houden van functies, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte voor het laden en lossen van goederen, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein, met dien verstande dat:
voor het bepalen van de benodigde aantal parkeerplaatsen de Nota Parkeernormering van de gemeente Bergen op Zoom moet worden gevolgd;
indien het bedoelde onder a onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, dienen de parkeerkencijfers van het CROW te worden gebruikt;
parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd;
middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
11.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan RvR Fort Pinsenweg van de gemeente Bergen op Zoom