Regels
Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie
Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
Artikel 7 Agrarisch met waarden - Openheid
Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch verwant
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie - 1
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie - 2
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 27 Algemene bouwregels
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Noord 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0224-0302 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn;
1.6 afhankelijke woonruimte:
een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.7 agrarisch bedrijf:
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1., derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij (daaronder begrepen een paardenfokkerij en daaronder niet begrepen een paardenhouderij), een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
1.8 agrarisch bouwvlak:
een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap of Agrarisch met waarden - Natuur en landschap;
1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.10 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.12 archeologische waarden:
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.13 bebouwing:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingscluster:
vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;
1.15 bebouwingsconcentratie:
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;
1.16 bebouwingspercentage:
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;
1.17 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, bestaande uit maximaal vier kamers, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.18 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.20 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
het bedrijfsmatige verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijk bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten aan huis', geheel of overwegend door middel van handwerk waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.21 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
1.22 bedrijfswoning/ dienstwoning:
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
1.23 beperkt kwetsbaar objecten:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.24 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;
1.25 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten:
werkruimten waarbinnen een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een niet-publieksgerichte aan huis verboden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden verricht (zie lid 1.20, lid 1.26, lid 1.107 en lid 1.114);
1.26 beroepsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.27 bestaand:
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.28 bestaand bouwperceel:
een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat;
1.29 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.32 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.33 bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
1.34 boerderij(gebouw):
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.35 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.36 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.37 bouwlaag:
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.38 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop functioneel zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is toegelaten, waarbij de gebouwen alleen zijn toegelaten binnen de bouwvlakken op het perceel terwijl buiten de bouwvlakken ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.39 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.40 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regime s bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.41 bouwvlakgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.42 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.43 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV):
instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de triansitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven;
1.44 buisleiding:
leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen;
1.45 buisleidingenstraat:
een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken. De buisleidingenstraat in Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting;
1.46 centrale (recreatieve) voorzieningen:
voorzieningen, met uitzondering van een zwembad, ten behoeve van het verblijfsrecreatieterrein als : een kampwinkel, voorzieningen voor sport, spel en ontspanning, dienstverlening, ondergeschikte horeca (kantine, restaurant, e.d.), terrassen, verlichting, sanitair, opslag, milieustraat, nutsvoorzieningen en een ontvangstkantoor;
1.47 chalet:
een gebouw, geen stavaravan of recreatiewoning zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.48 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.49 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
1.50 dagrecreatieve voorziening:
speciaal aangelegde accommodatie, al dan niet overdekt, ten behoeve van dagrecreatie;
1.51 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.52 dienstruimte:
niet voor publiek toegankelijke ruimte, zoals kantine, opslagruimte bij een bedrijf of ondergeschikt kantoor;
1.53 dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
1.54 ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.55 ecologische verbindingszone:
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
1.56 erftoegangsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
1.57 evenement:
een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;
1.58 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;
1.59 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied zoals kinderboerderijen, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, kampeerboerderijen. Kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;
1.60 gebiedsontsluitingsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvlakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;
1.61 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.62 geluidsgevoelige objecten:
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
1.63 geluidzoneringsplichtige inrichting:
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.64 gemengde bedrijven:
agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;
1.65 gemengd landelijk gebied:
multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel;
1.66 geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;
1.67 geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.68 glastuinbouwbedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door geheel of in overwegende mate gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;
1.69 groepsrisico:
cumulatieve kansen per jaar per kilometer buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding.
Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kansen op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan;
1.70 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
1.71 grondgebonden agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf;
Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;
1.72 GVE (groot vee-eenheid):
eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe. Het aantal GVE op een bedrijf dient te worden afgeleid uit Annex 1 uit de verordening EU 1200/2009 van de Europese Commissie;
1.73 hobbymatig:
een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;
1.74 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.75 Horeca:
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
1.76 hoofdverblijf
plaats waar een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen, gedurende het hele jaar of het grootste gedeelte van het jaar feitelijk gehuisvest is, daarvan is in ieder geval sprake als de plaats het centrum is van het sociaal en maatschappelijk leven van de bewoners;
1.77 houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;
1.78 hoveniersbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;
1.79 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;
1.80 kabel:
een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;
1.81 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;
1.82 kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;
1.83 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.84 kampeerplaats:
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;
1.85 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;
1.86 kantoor:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
1.87 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.88 kernrandzone:
overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;
1.89 kwetsbare objecten:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.90 landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
1.91 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.92 lawaaisport:
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
1.93 legaal:
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.94 loon(werk)bedrijf:
een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;
1.95 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden en evenementen;
1.96 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.97 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;
1.98 mestverwerking:
het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan;
1.99 milieustraat:
bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.100 minicamping:
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;
1.101 natte natuurparel:
hydrologisch kwetsbaar natuurgebied;
1.102 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.103 netto glas:
aantal m² kas oppervlakte;
1.104 nevenactiviteiten:
activiteiten die in ruimtelijk opzicht, functioneel of anderszins ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bestemmings- of bouwvlak;
1.105 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
agrarische bedrjfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.106 niet intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gericht op het houden van melk- en ander vee;
1.107 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.108 nieuwvestiging:
vestiging op een locatie die volgens het geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel of de (af)splitsing van (een bouwvlak op) een bestaand bouwperceel;
1.109 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.110 omschakeling agrarisch bedrijf:
het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvormen naar de andere agrarische bedrijfsvorm, met uitzondering van intensieve veehouderijen, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering;
1.111 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen ten minste 1.75 meter beneden peil;
1.112 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.113 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden (zie ander bouwwerk);
1.114 overig agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf gericht dat niet binnen de definitie van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
1.115 overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.116 paardenbak:
een terrein dat door middel van grondbewerkingen en eventuele hekwerken is ingericht voor het trainen en/of africhten van paarden;
1.117 paardenfokkerij:
het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;
1.118 paardenhouderij:
voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij:
productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak, handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden)
1.119 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.120 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.121 pension:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;
1.122 pensionstalling:
het stallen van paarden van derden;
1.123 permanente bewoning:
het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in ieder geval verstaan het gebruik als woonadres als bedoeld in de Basisregistratie Personen (BRP) en/of de plaats die het centrum vormt van het sociaal en maatschappelijk leven van de bewoners en/of de plaats waar een persoon gedurende het hele jaar of het grootste gedeelte van het jaar feitelijk gehuisvest is;
1.124 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding. Voor dit risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor beide waarden is dit getal 10-6/jaar;
1.125 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.126 recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
1.127 recreatiewoning:
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.128 recreatiewoningencomplex:
een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;
1.129 (regionale) waterberging:
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit (regionale) watersystemen tegen te gaan;
1.130 rijstrook:
een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;
1.131 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.132 ruimtelijke kwaliteitsverbetering
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;
1.133 ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
1.134 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.135 slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.136 speelvoorzieningen:
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten, ballenvangers;
1.137 stacaravan:
een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;
1.138 statische opslag:
opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals boten en caravans en dergelijke;
1.139 streekgebonden producten:
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;
1.140 teeltondersteunende kassen:
teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;
1.141 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te weten:
verbetering van de productie, onder meer teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodemsanering, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water)
Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen, regenkappen en vraatnetten;
1.142 teeltondersteunende voorzieningen, permanent:
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals bakken op stellingen (hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen) en containervelden (lage permanente teeltondersteunende voorzieningen);
1.143 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch maximaal 6 maanden per kalenderjaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke;
1.144 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
1.145 trekkershut:
een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;
1.146 tuincentrum:
bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke;
1.147 uitbreiding:
vergroting van een bestaand bouwperceel;
1.148 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.149 verbrede landbouw:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
1.150 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
1.151 vergisting:
het omzetten van koolhydraten door micro-organisme door middel van een anaëroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);
1.152 verkoopvloeroppervlak:
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;
1.153 vestiging:
mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling op het bouwvlak van een bestaand bouwperceel die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten;
1.154 vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.155 volkstuinen:
grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;
1.156 (vollegronds) teeltbedrijf:
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.157 volwaardig agrarisch bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
1.158 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.159 vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.160 waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;
1.161 watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;
1.162 Wav:
Wet ammoniak en veehouderij. Op basis van deze wet moeten provincies zeer kwetsbare gebieden (zkg) aanwijzen: natuurgebieden die kwetsbaar zijn voor teveel ammoniak. De wet regelt de mate waarin veehouderijbedrijven in de nabijheid van zeer kwetsbare gebieden nog kunnen uitbreiden;
1.163 windturbine:
een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en de rotor bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie;
1.164 woning / wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
1.165 woningsplitsing:
het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;
1.166 (woon)boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.167 woonunit:
een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;
1.168 Zkg (Zeer kwetsbare gebieden):
Zeer kwetsbare gebieden. Natuurgebieden met natuurtypen die zeer gevoelig en kwetsbaar zijn voor een te hoge concentratie ammoniak. Dit betreft alleen gebieden die gelegen zijn binnen de EHS (ecologische hoofdstructuur). Daarnaast moeten de gebieden beleidsmatig aan bepaalde criteria voldoen om aangewezen te worden, zoals in de Wav is vastgesteld;
1.169 zoekgebied ecologische verbindingszone:
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd;
1.170 zoekgebied watersystemen:
gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;
1.171 zorgvuldige veehouderij:
een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot aan de bovenkant van de goot; c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot het hoogste punt van het bouwwerk.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de ashoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.9 de tiphoogte van een windturbine:
vanaf peil tot aan het uiteinde van het bovenste verticaal staande rotorblad:
2.10 peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 meter uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.11 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.12 ondergrondse diepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het agrarisch bedrijf en agrarisch grondgebruik;
b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
c. Ter plaatse van de specifieke aanduiding “sa-vh” tevens voor een grondgebonden veehouderij;
d. Ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” tevens voor een niet-grondgebonden veehouderij;
e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', tevens voor een agrarisch loonbedrijf;
f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', tevens voor een paardenfokkerij;
g. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van
landschapselementen;
h. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor een waterberging buiten het bouwvlak;
i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
j. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', tevens voor een caravanstalling;
k. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
l. extensief recreatief medegebruik;
m. doeleinden van openbaar nut;
n. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn
gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare';
o. erfbeplanting;
p. ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
q. tuinen bij (burger)woningen;
r. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' het gebruik als volkstuin;
s. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende
bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Agrarisch' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.
het aantal bouwlagen ondergronds niet meer mag bedragen dan 1 bouwlaag;
de goothoogte niet meer dan 7 m bedraagt;
de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedraagt;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter; de afstand van een gebouw tot de grenzen van het bouwvlak bedraagt niet minder dan 5 m;
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB)
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden
de legale bebouwing ten dienste van veehouderijen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning. Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of het verbouwen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf is niet toegestaan. Voor geitenhouderijen geldt dat de bestaande oppervlakte dierenverblijf door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. Onder de bestaande oppervlakte voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning;
binnen legale gebouwen mogen dieren uitsluitend en alleen op de grond gehouden worden ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
het bepaalde in lid f is niet van toepassing voor:
het oprichten van voorzieningen - bouwwerken geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer.
3.2.2 Bebouwd oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in kolom 'maximale bebouwde oppervlakte' opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Adres |
Maximale bebouwde oppervlakte |
agrarisch - loonbedrijf |
Ruigevelden 10 |
831 m² |
3.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden in afwijking van het bepaalde in 3.2.1onder a. de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
3.2.4 Kassen
Voor kassen gelden de volgende aanvullende bepalingen:
kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
de afstand van kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 meter;
de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag niet meer bedragen dan 3 hectare, met uitzondering van kassen ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van agrarisch - glastuinbouwgebied, waarbij het bouwvlak volledig met kassen mag worden bebouwd;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
3.2.5 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 meter;
teeltondersteunende kassen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5000 m²;
de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen bedraagt niet meer dan 8 meter;
in afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte van teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouwgebied' meer bedragen dan 5000 m² voor zover de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen is gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouwgebied';
de afstand van teeltondersteunende kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 meter;
de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter;
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter.
3.2.6 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:
Op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke is niet toegestaan;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter met een maximum oppervlak van 2 hectare;.
permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanent teeltondersteunende voorziening' worden gerealiseerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 en 3.2.6 ten behoeve van het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;
de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 meter;
de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
g. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het
bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het
bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke
inpassing". Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie
Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;
h. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente
teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c en/of d ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 meter.
3.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;
de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;
de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 meter bedragen;
de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 meter.
3.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer bedraagt dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 meter.
3.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
3.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 3.5.9 van toepassing is.
3.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
per 5 hectare is maximaal 1 schuilstal toegestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
de vestiging en uitbreiding van mestbewerking tenzij de mestbewerking plaatsvindt ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, mits dit vanuit het oogpunt van leefkwaliteit, waaronder volksgezondheid, milieu en landschap inpasbaar is;
het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
het gebruik van gebouwen in twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren, of het houden van dieren op één bouwlaag niet zijnde de begane grond, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volières en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
uitbreiding, omschakeling, een toename van het bestaand gebruik van de oppervlakte dierenverblijf en het in gebruik nemen van een bestaand gebouw als dierenverblijf van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve veehouderij, of een glastuinbouwbedrijf;
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemmissie op Natura 2000-gebieden danwel EHS- of Wav-gebieden vanaf het van het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de situatie op de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 danwel de habitat- of Vogelrichtlijn en overeenkomt met de op dat moment bestaande rechten zoals blijkt uit de verleende milieuvergunning, welke naderhand niet geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;
uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²; waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2 met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m2 voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2 met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m2 voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;
de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;
de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoenarbeider;
per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;
het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;
de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omgliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.
3.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder k ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;
de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;
De totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare';
de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschaps- en onderhouds-, en beheerplan;
de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
buitenopslag is niet toegestaan;
de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de milieubelasting mag niet toenemen;
het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
3.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m2, en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
3.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m2;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.6.2 Uitzondering vergunningenplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer
het vervangen van drainage.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1 Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; - de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast; |
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen. |
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan naar een paardenhouderij, niet zijnde een manege, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. omschakeling is uitsluitend toegestaan op bouwvlakken met de specifieke aanduiding “sa-vh” of de
aanduiding “iv”;
b. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling
Beëindiging Veehouderijtakken';
c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
d. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
e. er zijn geen publieks- en verkeersaantrekkende voorzieningen toegestaan;
f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
h. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden
gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende
agrarische bedrijven;
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
k. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt
aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag
landschaps- en onderhouds- en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te
worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke
inpassing’. Er dient voor de landschappelijke inpassing bovendien te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant, die als bijlage
behorende bij de regels is opgenomen;
l. het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.4.1 is en blijft van toepassing.
3.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de vergroting en/of vormverandering dienen noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
vergroting en vormverandering ter plaatse van de specifieke aanduiding “sa-vh” of de aanduiding 'intensieve veehouderij' of een geitenhouderij is niet toegestaan;
bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
bij vergroting van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
vergroting is tot een omvang van maximaal 1,5 hectare toegestaan;
voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een vergroting tot een omvang van 4 hectare toegestaan, waarvan maximaal 3 hectare netto glas, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds- en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing bovendien te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voorde regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;
bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3.4.1, sub o tenzij hiervan op grond van artikel 3.5.10 is afgeweken.
3.7.3 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m3 bedragen;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder j mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100m2 vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens mininmaal 300 m2 legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.4 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch' verwant teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.5 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Recreatie', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies dient te zijn, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.
wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5000 m²;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;
ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.7.6 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening;
de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.7.7 Wijzigen t.b.v. Bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5000 m²;
detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;
publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
er wordt zorggedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.8 Wijziging t.b.v. permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch´ te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teelondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak;
de situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak;
de oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 4 hectare;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds- en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’. Er dient bovendien te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering voor de regio West Brabant, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen. verwijderd: er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan;
de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan;
3.7.9 Wijziging t.b.v. oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen ten behoeve van een veehouderij aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 hectare;
het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
het op te richten bouwwerk geen gebouw zijnde noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het agrarisch bedrijf en agrarisch grondgebruik;
de uitoefening van een grondgebonden agrarische bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
'glastuinbouw', tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - handels- en hulpbedrijf', tevens voor een handels- en hulpbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', tevens voor een paardenfokkerij;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenbak', tevens voor een paardenbak;
ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', tevens voor een caravanstalling;
behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en kenmerken, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
extensief recreatief medegebruik;
doeleinden van openbaar nut;
erfbeplanting;
ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
tuinen bij (burger)woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor een waterberging;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak' met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
verwijderd: ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag', uitsluitend voor een mestopslag;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de in 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.
indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter;
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB)
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden
de legale bebouwing ten dienste van veehouderijen, met uitzondering van de bestaande legale bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning. Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of het verbouwen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf is niet toegestaan. Voor geitenhouderijen geldt dat de bestaande oppervlakte dierenverblijf door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. Onder de bestaande oppervlakte voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning
binnen legale gebouwen mogen dieren uitsluitend alleen op de grond gehouden worden ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden
het bepaalde in lid g is niet van toepassing voor:
het oprichten van bebouwing ten behoeve van een op grond van lid 4.1 toegelaten nevenfunctie; of
het oprichten van voorzieningen - bouwwerken geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer.
4.2.2 Bebouwd oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in kolom 'maximale bebouwde oppervlakte' opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Adres |
Maximale bebouwde oppervlakte |
agrarisch met waarden - handels- en hulpbedrijf |
Sleutelweg 5 |
5655 m² |
4.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 2 BW" zijn maximaal 2 bedrijfswoningen toegestaan;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
4.2.4 Kassen
Voor kassen gelden de volgende aanvullende bepalingen:
kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
de afstand van kassen tot woningen, anders dan de eigen bedrijfswoning, bedraagt niet minder dan 25 meter;
de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt maximaal 3 hectare;
er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
4.2.5 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 meter;
teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5.000 m²;
de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag' mag uitsluitend een mestopslag worden opgericht waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
4.2.6 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:
op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke is niet toegestaan;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter met een maximum oppervlak van 2 hectare;.
teeltondersteunende kassen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouwgebied';
permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanent teeltondersteunende voorziening' worden gerealiseerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.5 en 4.2.6 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' toegestaan;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;
de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 meter;
de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan.De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1.
4.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 meter.
4.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;
de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;
de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 meter bedragen;
de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 meter.
4.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer bedraagt dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 meter.
4.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
4.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 4.5.9 van toepassing is.
4.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
per 5 hectare is maximaal 1 schuilstal toegestaan.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
de vestiging en uitbreiding van mestbewerking tenzij de mestbewerking plaatsvindt ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, mits dit vanuit het oogpunt van leefkwaliteit, waaronder volksgezondheid, milieu en landschap inpasbaar is;
het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
het houden van dieren binnen niet legale gebouwen en -al dan niet in hokken- voor zover niet op de grond ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
uitbreiding, omschakeling, een toename van het bestaand gebruik van de oppervlakte dierenverblijf en het in gebruik nemen van een bestaand gebouw als dierenverblijf van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemmissie op Natura 2000-gebieden danwel EHS- of Wav-gebieden vanaf het van het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de situatie op de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 danwel de habitat- of Vogelrichtlijn en overeenkomt met de op dat moment bestaande rechten zoals blijkt uit de verleende milieuvergunning, welke naderhand niet geheel of gedeeltelijk is ingetrokken
uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorende tot de milieucategorie 3 of hoger;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is geen pensionstalling toegestaan;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
ter plaatse is ondergeschikte horeca toegestaan mits dit kleinschalig is;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;
de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;
de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m2 per seizoensarbeider;
per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;
het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;
de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.
4.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder s ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;
de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;
de totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
buitenopslag is niet toegestaan;
de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de milieubelasting mag niet toenemen;
het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
4.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m2, en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
4.5.9 omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
4.6.2 Uitzondering vergunningenplicht
Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
het vervangen van drainage.
4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
4.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
|
Omgevingsvergunningsplichtige werken /werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
|
aanleggen en opruimen van oppervlakte- verhardingen groter dan 2000 m²; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden; - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; - de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast; |
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische en cultuurhistorische belangen en/of kenmerken; |
|
het dempen van poelen, sloten en greppels; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouw- landen (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling; |
|
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem; |
-er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling; |
|
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling; |
|
diepploegen/diepwoelen |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouw- landen (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling. |
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan naar een paardenhouderij, niet zijnde een manege, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken';
de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
er zijn geen publieks- en verkeersaantrekkende voorzieningen toegestaan;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.
4.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
vergroting en vormverandering ter plaatsen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' of een geitenhouderij is niet toegestaan;
bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
vergroting is tot een omvang van maximaal 1,5 hectare toegestaan;
voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een vergroting tot een omvang van 4 hectare toegestaan, waarvan maximaal 3 hectare netto glas toegestaan, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;
bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.4.1, sub o tenzij hiervan op grond van artikel 4.5.10 is afgeweken en dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.1., sub g tenzijn hiervan op grond van artikel 4.3.8 is afgeweken.
4.7.3 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met na de sloop resterende bebouwing;
in afwijking van het bepaalde onder j mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.4 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden'; is omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.5 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming "Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.
wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;
ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1.000 m³ worden gebruikt;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.7.6 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening
de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.7.7 Wijzigen t.b.v. Bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400 m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;
publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.8 Wijziging t.b.v. permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teelondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren;
de situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding;
de oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 4 ha.;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.;
de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder g;
de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan.
4.7.9 Wijziging t.b.v. het verwijderen van de aanduiding 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij' en of 'paardenfokkerij'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' te wijzigen door de aanduiding 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij' en/of 'paardenfokkerij' te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende bedrijfsvoering is beeindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde grondgebonden veehouderij
kassen dienen te worden gesloopt;
het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering, waarbij de resterende omvang maximaal 1,5 hectare mag bedragen.
4.7.10 Wijziging t.b.v. oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen ten behoeve van een veehouderij aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 ha.;
het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
het op te richten bouwwerk geen gebouw zijnde noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, en agrarisch grondgebruik;
de uitoefening van een grondgebonden agrarische bedrijf, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven,
Ter plaatse van de specifieke aanduiding “saw-vh” tevens voor een grondgebonden veehouderij
behoud en herstel van de openheid in combinatie met de cultuurhistorische waarden van het voormalig inundatiegebied, vanwege de historische strokenverkaveling en het contrast met het buitengebied;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik;
doeleinden van openbaar nut;
erfbeplanting;
ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
tuinen bij (burger)woningen;
kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak' met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare';
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de in 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de Bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.
indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter;
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB);
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden;
de legale bebouwing ten dienste van veehouderijen, met uitzondering van de bestaande legale bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning. Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of het verbouwen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf is niet toegestaan. Voor geitenhouderijen geldt dat de bestaande oppervlakte dierenverblijf door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. Onder de bestaande oppervlakte voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning;
binnen legale gebouwen mogen dieren uitsluitend alleen op de grond gehouden worden ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
het bepaalde in lid g is niet van toepassing voor:
het oprichten van bebouwing ten behoeve van een op grond van lid 5.1 toegelaten nevenfunctie; of
het oprichten van voorzieningen - bouwwerken geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer.
5.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder a de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
5.2.3 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 meter;
teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5.000 m²;
de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teelfondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter;
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 meter.
5.2.4 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:
op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke is niet toegestaan;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter met een maximum oppervlak van 2 hectare.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 en 5.2.4 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;
de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt 6 meter;
de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 5.1.
5.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 meter.
5.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;
de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;
de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 meter bedragen;
de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 meter.
5.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer bedraagt dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 meter.
5.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
5.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 5.5.9 van toepassing is.
5.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
per 5 hectare is maximaal 1 schuilstal toegestaan.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
de vestiging en uitbreiding van mestbewerking tenzij de mestbewerking plaatsvindt ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, mits dit vanuit het oogpunt van leefkwaliteit, waaronder volksgezondheid, milieu en landschap inpasbaar is;
het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
het houden van dieren binnen niet legale gebouwen en -al dan niet in hokken- voor zover niet op de grond ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
uitbreiding, omschakeling, een toename van het bestaand gebruik van de oppervlakte dierenverblijf en het in gebruik nemen van een bestaand gebouw als dierenverblijf van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemmissie op Natura 2000-gebieden danwel EHS- of Wav-gebieden vanaf het van het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de situatie op de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 danwel de habitat- of Vogelrichtlijn en overeenkomt met de op dat moment bestaande rechten zoals blijkt uit de verleende milieuvergunning, welke naderhand niet geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;
verwijderd: uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
ter plaatse is ondergeschikte horeca toegestaan mits dit kleinschalig is;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1omschreven waarden.
5.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1, teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omgliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;
de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;
de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m2 per seizoensarbeider;
per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;
het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;
de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.
5.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1onder k ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;
de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;
de totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
buitenopslag is niet toegestaan;
de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de milieubelasting mag niet toenemen;
het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
5.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
5.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aanbouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 5.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
5.6.2 Uitzondering vergunningenplicht
Het onder 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
het vervangen van drainage.
5.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 5.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
5.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
|
Omgevingsvergunningsplichtige werken /werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
|
aanleggen en opruimen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; |
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; |
|
het bebossen of anderszins beplanten van gronden en houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke openheid in combinatie met de cultuurhistorische waarden van het voormalig inuncatiegebied, vanwege de historische strokenverkaveling en het contrast met het besloten gebied; |
|
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke openheid in combinatie met de cultuurhistorische waarden van het voormalig inundatiegebied, vanwege de historische strokenverkaveling en het contrast met het besloten gebied; |
diepploegen/diepwoelen
het kappen danwel het verwijderen van bomen en landschapselementen |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling. |
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan naar een paardenhouderij, niet zijnde een manege, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
omschakeling is uitsluitend toegestaan op bouwvlakken met de specifieke aanduiding “sa-vh” of de aanduiding “iv”
op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken';
de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
er zijn geen publieks- en verkeersaantrekkende voorzieningen toegestaan;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het bepaalde in artikel 5.2.1 en 5.4.1 is en blijft van toepassing.
5.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
vergroting en vormverandering is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” of een geitenhouderij en is tot een omvang van maximaal 1,5 hectare toegestaan, voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een vergroting tot een omvang van 3 hectare toegestaan, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "\'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
Deze geldt echter niet voor vormverandering, indien de vormverandering niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap;
alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;
bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 5.4.1, sub o tenzij hiervan op grond van artikel 5.5.10is afgeweken en dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 5.2.1., sub g tenzijn hiervan op grond van artikel 5.3.8 is afgeweken.
5.7.3 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder j mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.7.4 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.7.5 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' met de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming "Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.
wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;
ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m²,tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.7.6 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening
de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.7.7 Wijzigen t.b.v. Bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en cultuurhistorie' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400 m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;
publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.7.8 Wijziging t.b.v. oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen ten behoeve van een veehouderij aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 hectare;
het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
het op te richten bouwwerk geen gebouw zijnde noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven, en agrarisch grondgebruik;
ter plaatse van de aanduiding “saw-vh” tevens voor een grondgebonden veehouderij;
tevens ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
tevens ter plaatse van de aanduiding 'terras', een terras;
behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik;
doeleinden van openbaar nut;
erfbeplanting;
ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
tuinen bij (burger)woningen;
ter plaatse van de aanduiding waterberging, een waterberging;
kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak' met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de in 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.
indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter;
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB);
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden;
de legale bebouwing ten dienste van veehouderijen, met uitzondering van de bestaande legale bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning. Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of het verbouwen van een aanwezig gebouw a;s dierenverblijf is niet toegestaan. Voor geitenhouderijen geldt dat de bestaande oppervlakte dierenverblijf door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. Onder de bestaande oppervlakte voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning;
binnen legale gebouwen mogen dieren uitsluitend alleen op de grond gehouden worden ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van voliere- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
het bepaalde in lid g is niet van toepassing voor:
het oprichten van bebouwing ten behoeve van een op grond van lid 6.1 toegelaten nevenfunctie; of
het oprichten van voorzieningen - bouwwerken geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer.
6.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 6.2.1onder a de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
6.2.3 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 meter;
de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter;
paardenbakken zijn niet toegestaan;
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 meter;
de oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 hectare.;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 meter;
nieuwe teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
bestaande teeltondersteunende kassen mogen niet worden uitgebreid.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke zijn niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 en 6.2.4 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;
de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt 6 meter;
de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 meter.
6.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;
de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;
de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 meter bedragen;
de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 meter.
6.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer bedraagt dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 meter.
6.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
6.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 6.5.9 van toepassing is.
6.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
per 5 hectare is maximaal 1 schuilstal toegestaan.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
de vestiging en uitbreiding van mestbewerking tenzij de mestbewerking plaatsvindt ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, mits dit vanuit het oogpunt van leefkwaliteit, waaronder volksgezondheid, milieu en landschap inpasbaar is;
het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
het houden van dieren binnen niet legale gebouwen en -al dan niet in hokken- voor zover niet op de grond ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
uitbreiding, omschakeling, een toename van het bestaand gebruik van de oppervlakte dierenverblijf en het in gebruik nemen van een bestaand gebouw als dierenverblijf van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemmissie op Natura 2000-gebieden danwel EHS- of Wav-gebieden vanaf het van het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de situatie op de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 danwel de habitat- of Vogelrichtlijn en overeenkomt met de op dat moment bestaande rechten zoals blijkt uit de verleende milieuvergunning, welke naderhand niet geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;
uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is geen pensionstalling toegestaan;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;
de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;
de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoensarbeider;
per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;
het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;
de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m;
de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.
6.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder n ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;
de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;
De totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare';
de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorggedragen voor een landschappelijke inpassing;
de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
buitenopslag is niet toegestaan;
de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de milieubelasting mag niet toenemen;
het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
6.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden verleend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
6.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aanbouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m2;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
6.6.2 Uitzondering vergunningenplicht
Het onder 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
het vervangen van drainage.
6.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 6.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
6.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
|
Omgevingsvergunningsplichtige werken /werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
|||
|
aanleggen en opruimen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; - de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast; |
|||
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ecologische waarden; |
|||
|
het dempen van poelen, sloten en greppels; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel; |
|||
aa |
aanbrengen (tijdelijke) lage teeltondersteunende voorzieningen |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel; |
|||
|
het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel; |
|||
|
het vellen of rooien van houtgewas |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel; |
|||
|
het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
|||
|
de aanleg van drainage, ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
|||
|
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
|||
|
het buiten het agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakte verhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m², anders dan een bouwwerk |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord. |
|||
|
|
|
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan naar een paardenhouderij, niet zijnde een manege, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
omschakeling is uitsluitend toegestaan op bouwvlakken met de specifieke aanduiding “sa-vh” of de aanduiding “iv”;
op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken';
de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
er zijn geen publieks- en verkeersaantrekkende voorzieningen toegestaan;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.
het bepaalde in artikel 6.2.1 en 6.4.1 is en blijft van toepassing.
6.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
vergroting en vormverandering ter plaatse van een veehouderij of voor een geitenhouderij is niet toegestaan en voor de overige bedrijven tot een omvang van maximaal 1,5 hectare toegestaan;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
Dit geldt echter niet voor vormverandering, indien deze vormverandering niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap;
alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;
bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 6.4.1, sub o tenzij hiervan op grond van artikel 6.5.10 is afgeweken en dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2.1., sub g tenzijn hiervan op grond van artikel 6.3.8is afgeweken.
6.7.3 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder j mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.7.4 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming "Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.
wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;
ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1.000 m³ worden gebruikt;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.7.5 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening
de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden.
6.7.6 Wijzigen t.b.v. Bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd 'de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400 m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;
publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 6.1 omschreven waarden;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
6.7.7 Wijziging t.b.v. oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen ten behoeve van een veehouderij aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 hectare;
het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
het op te richten bouwwerk geen gebouw zijnde noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 7 Agrarisch met waarden - Openheid
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Openheid' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het agrarisch bedrijf en agrarisch grondgebruik;
de uitoefening van een grondgebonden agrarische bedrijf, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag', uitsluitend voor een mestopslag;
ter plaatse van de aanduiding “saw-vh” tevens voor een grondgebonden veehouderij;
ter plaatse van de aanduiding “iv” tevens voor een niet-grondgebonden veehouderij;
ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', tevens voor een agrarisch loonbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', tevens voor een caravanstalling;
ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens voor een zorgboerderij;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag keramiek', tevens de opslag van keramiek;
de realisatie van een landschappelijk inrichtingsplan;
behoud en herstel van de landschappelijke openheid en doorzichten;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik;
doeleinden van openbaar nut;
erfbeplanting;
ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;
tuinen bij (burger)woningen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak' met een totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de in 'Agrarisch met waarden - Openheid' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de Bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.
indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter;
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij en/of glastuinbouwbedrijf ingeval subsidie is verstrekt vanwege de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), de Subsidieregeling Beëindiging Intensieve Veehouderijen (BIV) en de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden (GTB);
geen bebouwing mag worden opgericht ten behoeve van een veehouderij in geval de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) is toegepast en/of de beëindiging of verplaatsing van een veehouderij op grond van de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord Brabant 2016 (SUN) heeft plaatsgevonden;
de legale bebouwing ten dienste van veehouderijen, met uitzondering van de bestaande legale bedrijfswoning, heeft ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning. Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of het verbouwen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf is niet toegestaan. Voor geitenhouderijen geldt dat de bestaande oppervlakte dierenverblijf door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van gebouwen voor het houden van geiten niet is toegestaan. Onder de bestaande oppervlakte voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was of mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning;
binnen gebouwen ten dienste van een veehouderij mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
het bepaalde in lid g is niet van toepassing voor:
het oprichten van bebouwing ten behoeve van een op grond van lid 7.1 toegelaten nevenfunctie; of
het oprichten van voorzieningen - bouwwerken geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer.
7.2.2 Bebouwd oppervlakte
Ter plaatse van de aanduiding zoals opgenomen in de tabel gelden de volgende maximale vloeroppervlakte:
|
Aanduiding |
Adres |
Maximale vloeroppervlakte |
|
agrarisch - loonbedrijf |
Ruigevelden 19 |
634 |
|
caravanstalling |
Oude Beijmoerseweg 1 |
4000 |
|
caravanstalling |
Zuider Kreekweg 2b |
60 |
|
opslag van keramiek |
Noorder Kreekweg 3 |
72 |
|
zorgboerderij |
Ruigevelden 17 b |
3353 |
7.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 7.2.1 onder a de volgende bepalingen:
een bedrijfswoning is uitsluitende toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
7.2.4 Bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 meter;
teeltondersteunende kassen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5.000 m²;
de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter;
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan 3 meter.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt de volgende bepaling:
Op de gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke is niet toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 en 7.2.5 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan, met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 4 hectare;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;
de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 meter;
de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 7.1.
7.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 meter.
7.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;
de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;
de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 meter bedragen;
de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 meter.
7.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer bedraagt dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 meter.
7.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
7.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
7.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in 7.5.9 van toepassing is.
7.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
per 5 hectare is maximaal 1 schuilstal toegestaan.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;
de vestiging en uitbreiding van mestbewerking tenzij de mestbewerking plaatsvindt ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, mits dit vanuit het oogpunt van leefkwaliteit, waaronder volksgezondheid, milieu en landschap inpasbaar is;
het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
het gebruik van gebouwen in twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren met uitzondering van volières en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf;
het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemmissie op Natura 2000-gebieden danwel EHS- of Wav-gebieden vanaf het van het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de situatie op de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 danwel de habitat- of Vogelrichtlijn en overeenkomt met de op dat moment bestaande rechten zoals blijkt uit de verleende milieuvergunning, welke naderhand niet geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;
uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2014 niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' is geen pensionstalling toegestaan;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²; waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4.1onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;
de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;
de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoensarbeider;
per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;
het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;
de bouwhoogte van een woonunit,stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 meter;
de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.
7.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 onder qten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;
de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;
de totale oppervlakte niet groter dan 0,5 hectare;
de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er wordt zorggedragen voor een landschappelijke inpassing;
de afstand tot woningen van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
buitenopslag is niet toegestaan;
de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;
detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
de milieubelasting mag niet toenemen;
het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
7.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
7.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 7.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
7.6.2 Uitzondering vergunningenplicht
Het onder 7.6.1vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
het vervangen van drainage.
7.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 7.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.6.4de toetsingscriteria weergegeven.
7.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
|
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
|
aanleggen en opruimen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²; |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen; |
diepploegen/diepwoelen
het kappen danwel het verwijderen van bomen en landschapselementen |
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling. |
|
|
|
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Wijziging t.b.v. omschakeling naar paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' te wijzigen teneinde omschakeling toe te staan naar een paardenhouderij, niet zijnde een manege, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
omschakeling is uitsluitend toegestaan op bouwvlakken met de specifieke aanduiding “sa-vh” of de aanduiding “iv” ;
op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken';
de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
er zijn geen publieks- en verkeersaantrekkende voorzieningen toegestaan;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
het bepaalde in artikel 7.2.1 en 7.4.1 is en blijft van toepassing.
7.7.2 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';
vormverandering ten behoeve van een veehouderij vormverandering ter plaatsen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is niet toegestaan;
bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;
bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;
vergroting is tot een omvang van maximaal 1,5 hectare toegestaan;
ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen een vergroting tot maximaal 2,5 hectare toegestaan;
voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een vergroting tot een omvang van 3 hectare toegestaan, uitsluitend wanneer er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;. Dit geldt echter niet als de vormverandering niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap;
alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;
bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 7.4.1 sub o tenzij hiervan op grond van artikel 7.5.10is afgeweken en dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 7.2.1., sub g tenzij hiervan op grond van artikel 7.3.8 is afgeweken.
7.7.3 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid', al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen',waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m3 bedragen;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder i mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
7.7.4 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden'; is omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 1,5 hectare;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Bedrijf - agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
7.7.5 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming "Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;
hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.
wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;
ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;
ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1.000 m³ worden gebruikt;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
vooraf dient advies te worden gevraagd aan de provinciale commissie Recreatie en Toerisme;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.7.6 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;
binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening
de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1 omschreven waarden.
7.7.7 Wijzigen t.b.v. Bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400 m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;
overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;
publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 7.1omschreven waarden;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de regels van de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
7.7.8 Wijziging t.b.v. het verwijderen van de aanduiding 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij' en of 'paardenfokkerij'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' te wijzigen door de aanduiding 'glastuinbouw', 'intensieve veehouderij' en/of 'paardenfokkerij' te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
de betreffende bedrijfsvoering is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde grondgebonden veehouderij
kassen dienen te worden gesloopt;
het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering, waarbij de resterende omvang maximaal 1,5 hectare mag bedragen.
7.7.9 Wijziging t.b.v. oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen ten behoeve van een veehouderij aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 hectare;
het bedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
het op te richten bouwwerk geen gebouw zijnde noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch verwant
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch verwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', een hovenier;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grond- en loonwerkbedrijf', een grond- en loonwerkbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf', een loonwerkbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenpension', een paardenpension;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenartsenpraktijk, een dierenartsenpraktijk;
ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', een dierenkliniek;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandel', een aardappelhandelsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter.
8.2.2 Bebouwd oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Straat |
Bebouwde oppervlakte in m² |
hovenier |
Klutsdorpseweg 9 |
3624 |
hovenier |
St. Ignatiusdijk 2 |
1336 |
hovenier |
Waterstraat 1b |
525 |
hovenier |
Waterstraat 3a |
985 |
specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf |
Tholenseweg 29 |
2055 |
praktijkruimte |
Langeweg 1 |
400 |
paardenpension |
Kladseweg 57 |
1100 |
paardenpension |
Tholenseweg 35 |
2548 |
paardenpension |
Daansbergen 1 |
2300 |
8.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 8.2.1de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - BW' zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³; voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum;
ter plaatse van het gekoppeld bouwvlak met de aanduiding 'hovenier- 1 BW " is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 12 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing agrarisch verwante bedrijven en agrarisch technische hulpbedrijven
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de in 8.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot met dien verstande dat de omvang van het bestemmingsvlak niet groter mag zijn dan 5000 m²;
in afwijking van het gestelde onder a mag het bebouwde oppervlakte met maximaal 25% worden vergroot, indien met een gekwalificeerd bedrijfsplan kan worden aangetoond dat uitbreiding noodzakelijk is en dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
detailhandel behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
horeca;
een seksinrichting;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
een geluidzoneringsplichtige inrichting;
een risicovolle inrichting;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerken als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
8.5.2 Omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 ten behoeve van een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning;
per woning is sprake van een maximum van 4 bed & breakfast kamers;
de exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning;
de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 8.1 omschreven waarden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging naar andere vorm van agrarisch verwant of technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' te wijzigen teneinde een andere vorm van een agrarisch verwant of een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden'; is omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 hectare.
8.6.2 Wijziging naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf', al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het bedrijf (eventueel inclusief de nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak voor 'Wonen' mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder f mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens mininmaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 9 Bedrijf
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', een keukencentrum;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij en ruitersportartikelen', een smederij en de verkoop van ruitersportartikelen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal', een gemaal;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', een aannemersbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - antiekhandel', een antiekhandel;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonboringsbedrijf', een betonboringsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakdekkersbedrijf', een (riet)dakdekkersbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pottenbakkerij', een pottenbakkerij;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij', een smederij;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk bedrijf', een bedrijf dat houten kindermeubelen vervaardigd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoreparatie', een autoreparatiebedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - staalconstructiebedrijf', een staalconstructiebedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepvaartkantoor', een scheepvaartkantoor;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandel', een aardappelhandelsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandelverwerkingsbedrijf', een aardappelhandelverwerkingsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek', een houthandel en machinale houthandelbewerkingsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf', een transportbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tegelzetbedrijf', een tegelzetbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grond- en loonwerkbedrijf', een grond- en loonwerkbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterzuiveringsinstallatie', een rioolwaterzuivering;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en kantoor', een opslag met kantoor;
ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf', een nutsbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', een windturbine;
ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', een paardenhouderij;
ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend- en ontvangstinstallatie;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk bedrijf en kantoor', een bedrijf dat meubelen vervaardigd met daarbij inbegrepen bedrijfsruimte voor kantoor;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Bedrijf' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter, met uitzondering van een windturbine waarvan de bouwhoogte maximaal 50 meter mag bedragen;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter.
9.2.2 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Straat |
Bebouwde oppervlakte in m² |
detailhandel volumineus |
Steenbergseweg 85 a |
1939 |
gemaal |
Noorderkreekweg 5 |
133 |
nutsbedrijf |
Waterstraat 3b |
350 |
specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf |
Kladseweg 56 |
495 |
specifieke vorm van bedrijf - antiekhandel |
Steenbergseweg 93 |
241 |
specifieke vorm van bedrijf - antiekhandel |
Steenbergseweg 45 |
2364 |
specifieke vorm van bedrijf - betonboringsbedrijf |
Kladseweg 29 |
670 |
specifieke vorm van bedrijf - dakdekkersbedrijf |
Kladseweg 52 |
170 |
kantoor |
Slotweg 9 |
600 |
kantoor |
Slotweg 7a |
320 |
kantoor |
Kinderstraatje 4 |
416 |
specifieke vorm van bedrijf - opslag en kantoor (vervalt zie art 29.8.2) |
Laageinde 6 |
320 |
specifieke vorm van bedrijf - pottenbakkerij |
Slotweg 2b |
965
|
specifieke vorm van bedrijf - smederij en ruitersportartikelen |
Erasmusweg 7 |
550 |
specifieke vorm van bedrijf - smederij |
Kladseweg 22a |
360 |
specifieke vorm van bedrijf - staalcontructiebedrijf |
Tholenseweg 33 |
1462 |
specifieke vorm van bedrijf - scheepvaartkantoor |
De Mere 11 |
544 |
specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek |
Kladseweg 9 |
620 |
specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf |
Halsterseweg 58 a |
bouwvlak 100% |
specifieke vorm van bedrijf - tegelzetterbedrijf |
Steenbergseweg 65 |
620 |
waterzuiveringsinstallatie |
Langeweg 9 |
100 |
specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandelverwerkingsbedrijf |
Slotweg 2a |
4.750 |
specifieke vorm van bedrijf - autoreparatie |
Steenbergseweg |
160 |
specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk bedrijf |
Vagevuur 11d |
686 |
specifieke vorm van bedrijf - aardappelhandel |
Kannewielseweg 13 |
600 |
kantoor (vervalt tbv bestemmingswijz. zie artikel 29.8.1) |
Kladseweg 44 |
525 |
9.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 9.2.1 de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - BW" zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
ter plaatse van de specifieke aanduidingen "nutsvoorziening' en "nutsbedrijf" zijn bedrijfswoningen uitgesloten;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 12 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.2, met uitzondering van Laageinde 6 en Noorderkreekweg 5, teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de in 9.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot met dien verstande dat de omvang van het bestemmingsvlak niet groter mag zijn dan 5.000 m²;
door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen.
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik
voor (ondersteunende) horeca;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
het bewonen van bedrijfsruimte;
een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
een seksinrichting.
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
risicovolle inrichtingen;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.
9.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
a. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplanplan dient de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de bijlage van deze regels gerealiseerd te zijn;
b. de landschappelijke inpassing dient duurzaam in stand te worden gehouden;
c. het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de voor Wonen aangewezen gronden is alleen toegestaan
wanneer de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels duurzaam wordt
beheerd en in stand wordt gehouden.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerken als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.5.2 Omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.ten behoeve van een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning;
per woning is sprake van een maximum van 4 bed & breakfast kamers;
de exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning;
de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 9.1 omschreven waarden.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen teneinde een andere vorm van bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 9.2;
detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5.000 m²;
de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
9.6.2 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het hergebruik dient te passen in de omgeving;
in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt;
er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
detailhandel is niet toegestaan;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 1,5 hectare.
9.6.3 Wijziging naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf', al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - gemeentelijk monument', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning voor wonen kan worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het bedrijf (eventueel inclusief de nevenactiviteiten) is volledig beëindigd;
de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak voor 'Wonen' mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden vergroot;
de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;
de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;
in afwijking van het bepaalde onder f mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100m² vergroting van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken telkens mininmaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1 omschreven waarden;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 10 Bos
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden, en landschappelijk waarden;
de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden en landschappelijke waarden;
recreatief medegebruik, waaronder fiets-, wandel en ruiterpaden, op voorwaarde dat daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschappelijke waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - waardevolle onverharde weg', de bescherming van een waardevolle onverharde weg;
ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' te gebruiken als begraafplaats;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water en groen.
10.2 Bouwregels
Op de in de bestemming 'Bos' bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan kleinschalige bebouwing en voorzieningen met een gezamenlijk maximale oppervlakte per bestemmingsvlak van 90 m2 en een maximale hoogte van 4,5 meter ten behoeve van de bestemming en recreatief medegebruik;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter bedraagt.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
het aanbrengen van boven- of ondergrondse drainageleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur voor zover geen bouwwerken zijnde;
de aanleg van picknickplaatsen;
de aanleg van parkeerplaatsen;
agrarische doeleinden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
het afgraven, bodemverlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
het aanleggen van ontsluitingswegen, fiets-, voet- en ruiterpaden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur voor zover geen bouwwerken zijnde,
het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en ander bodemschatten,
het graven van sloten en poelen;
het vellen of rooien van bomen en andere houtopstanden.
het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord |
de aanleg van drainage, ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord |
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord |
het buiten het agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakte verhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m², anders dan een bouwwerk |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord |
10.4.2 Uitzondering
Het onder 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer mits gering van omvang en gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waarden.
10.4.3 Toelaatbaarheid
De in 10.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 10.1.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café', een café;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafetaria', een cafetaria;
ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', een speelvoorziening';
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Horeca' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de lid 11.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter.
11.2.2 Bebouwd oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Adres |
Bebouwd oppervlak in m² |
Specifieke vorm van horeca - café |
Steenbergseweg 81 |
735 |
Specifieke vorm van horeca - cafetaria |
Steenbergseweg 70 |
90 |
11.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 11.2.1 de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - BW" zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 600 m³;
de noodzaak vanwege de aard van de bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;
de noodzaak van een nieuwe bedrijfswoning mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 11.1 toegestane bedrijfswoning;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
een risicovolle inrichting.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
11.4.1 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' nadat de in lid 11.1 genoemde functie is beëindigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;
de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij wordt aangesloten bij de normen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormering van de gemeente.
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een veehouderij en paardenhouderij, met bijbehorend agrarisch grondgebruik;
het als zodanig in stand houden van de niet-beboste gedeelten;
agrarisch grondgebruik uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg', bescherming en behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van een onverharde weg;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', een waterberging;
extensief recreatief medegebruik;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Natuur' bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met uitzondering van:
de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' waarvoor geldt dat:
gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of paardenhouderij, per bouwvlak is toegestaan;
de goothoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 7 meter, met uitzondering van de bedrijfswoning waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 11 meter, met uitzondering van de bedrijfswoning waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
niet mag worden gebouwd ten behoeve van een veehouderij;
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan en waarvoor de volgende bepalingen gelden:
teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5.000 m²;
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 meter;
windturbines zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 meter;
de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 meter.
12.2.2 Maatvoering
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 meter;
in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
voor lawaaisporten;
voor verblijfsrecreatie;
voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:
de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;
de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;
de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;
parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.
12.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 12.5.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
12.5.2 Uitzondering
Het onder 12.5.1vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
12.5.3 Toelaatbaarheid
De in 12.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 12.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
12.5.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken /werkzaamhden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
|
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;' - er mag geen sprake zijn van gronden met de aanduiding 'agrarisch' |
het dempen van poelen, sloten en greppels; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; - er mag geen sprake zijn van gronden met de aanduiding 'agrarisch' -de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; |
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; - er mag geen sprake zijn van gronden die niet voorzien zijn van de aanduiding 'agrarisch' ; |
het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; - er mag geen sprake zijn van gronden die niet voorzien zijn van de aanduiding 'agarisch' ; |
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; er mag geen sprake zijn van gronden met de aanduiding 'agrarisch'; -de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; |
het vellen of rooien van houtgewas; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; er mag geen sprake zijn van gronden met de aanduiding 'agrarisch'; - de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse; |
diepploegen/diepwoelen; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; - er mag geen sprake zijn van gronden die niet voorzien zijn van de aanduiding 'agrarisch'; |
het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
de aanleg van drainage, ongeachtt de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage; |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen; |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord; |
het buiten het agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakte verhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m², anders dan een bouwwerk |
- het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord. |
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Wijziging verwijderen aanduiding 'agrarisch'
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch', te wijzigen teneinde deze aanduiding 'agrarisch' te verwijderen bij omzetting naar een natuurfunctie danwel natuurinrichting.
Artikel 13 Natuur - Landgoed
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
landgoed;
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
extensief recreatief medegebruik;
educatief en informatief medegebruik
wonen;
ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': ontvangstruimte met een daaraan ondergeschikte horecavoorziening tot en met categorie 1a van de bij deze regels Staat van Horeca-activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'opslag': gebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud van het landgoed;
parkeervoorzieningen;
erven met de daarbij behorende bouwwerken;
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, vijvers;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
13.2 Bouwregels
Op de in de bestemming 'Natuur - Landgoed' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 13.1bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
binnen de aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één woning toegestaan waarbij:
de inhoud van de woning met aan- en uitbouwen bedraagt niet meer mag bedragen dan 600 m³; de inhoud van de kelders wordt niet meegeteld. Voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum;
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m²;
de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 3 meter;
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 5 meter;
de terreinen zodanig dienen te zijn ingericht dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden voorzien
ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' en de aanduiding 'opslag' mogen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gebouwen worden gebouwd waarbij:
de totale vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een ontvangstruimte en gebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud van het landgoed, niet meer mag bedragen dan 100 m²;
de goothoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 4 meter;
de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 7 meter;
de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 100 m²;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de terreinen zodanig dienen te zijn ingericht dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden voorzien.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
seksinrichtingen;
opslag van goederen en materialen binnen het bouwvlak;
wonen in bijbehorende bouwwerken;
detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 ten behoeve van een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning;
per woning is sprake van een maximum van 4 bed & breakfast kamers;
de exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning;
de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 13.1 omschreven waarden.
13.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerken als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 13.5.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
13.5.2 Uitzondering
Het onder 13.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
13.5.3 Toelaatbaarheid
De in 13.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 13.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 13.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
13.5.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamhden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
|
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het dempen van poelen, sloten en greppels; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem; |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
het vellen of rooien van houtgewas |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
diepploegen/diepwoelen |
- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden; |
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', een sportschool;
ondergeschikte horeca;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Sport' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 14.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter; de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 5 meter;
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan;
14.2.2 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in de onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.
Aanduiding |
Adres |
Bebouwde oppervlakte in m² |
Sportcentrum |
Tholenseweg 31 |
241 |
14.2.3 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 14.2.1 de volgende bepalingen:
er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';
de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 meter;
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 600 m³;
de noodzaak vanwege de aard van de bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;
de noodzaak van een nieuwe bedrijfswoning mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 12 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
voor woondoeleinden, met uitzondering van een op grond van het bepaalde in 14.1 toegestane bedrijfswoning;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
lawaaisporten;
een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd de bestemming 'Sport' te wijzigen en de opgenomen maximale oppervlakte bebouwing van sportactiviteiten te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de in 14.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergroot met dien verstande dat de omvang van het bestemmingsvlak niet groter zijn/worden dan 5000 m²;
de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verkeersdoeleinden, waarbij het aantal rijstroken niet mag worden vermeerderd;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg', bescherming en behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van een onverharde weg;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle verharde weg' en 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg', bescherming en behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van het wegprofiel en laanbeplanting;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Verkeer' bedoelde gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 meter mag bedragen.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle verharde weg' en/of 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg' de volgende andere werken uit te voeren of te laten uitvoeren:
het vellen of rooien van houtgewas;
het ingrijpend wijzigen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen of het wijzigen van het wegprofiel.
15.3.2 Uitzondering
Het onder lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
15.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.3.1 mag alleen worden verleend indien daardoor de landschappelijke waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
verkeer te water;
beheer en onderhoud van de watergang;
beeldende kunstwerken;
vijvers;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor waterberging bij een verwachte overschrijding van het waterpeil van NAP + 2,6 m op het Hollands Diep (Rak Noord);
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', tevens voor het behoud, herstel en versterking van natuurelementen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Water' bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 meter
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
beroepsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeenlijke monument' en/of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarde;
ter plaatse van de aanduiding 'Wonen met specifieke vorm van horeca - gasterij' een gasterij;
ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', een speelvoorziening';
ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens een terras;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;
ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' als overgangsgebied tussen buitengebied en bestaand stedelijk gebied;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op de in de bestemming 'Wonen' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de 17.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
er is maximaal één woning per aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 750 m³; de inhoud van kelders wordt niet meegeteld. Voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum;
de afstand van een gebouw tot het aangrenzend bouwvlak mag niet minder zijn dan 5 meter. de afstand van een gebouw tot de grenzen van het bouwvlak bedraagt niet minder dan 5 m ,indien het bouwvlak binnen een afstand van 5 m geheel of gedeeltelijk direct grenst aan een ander bouwvlak
17.2.2 Op de grond staande bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw
Voor op de grond staande bijbehorende bouwwerken gelden, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'tuin', 'erf', 'voortuin' en 'bijgebouwen', de volgende aanvullende bepalingen:
op de grond staande bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 1 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
de afstand van een vrijstaand op de grond staand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 20 meter;
de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 meter.
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning van de als 'erf' aangeduide gronden niet meer mag bedragen dan 75 m²;
de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning van de als 'tuin' aangeduide gronden niet meer mag bedragen dan 20 m²;
de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'voortuin' mogen bouwwerken worden gebouwd waarbij:
een erker aan de oorspronkelijke voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
de diepte gemeten uit de voor- of zijgevel niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag, in afwijking van het bepaalde sub c, d en f, één extra bijbehorend bouwwerk zonder een daarbij behorend hoofdgebouw en/of woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
de totale oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 10,5 meter x 11,5 meter;
de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4 meter.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn en voor erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
de bouwhoogte van een geluidscherm bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 meter.
bij een woning mag maximaal 1 niet overdekt zwembad worden opgericht met dien verstande, dat:
het zwembad binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 meter bedraagt;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
de afstand tot de woning maximaal 20 meter bedraagt;
de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair maximaal 2,5 meter bedraagt.
17.3 afwijken van de bouwregels
17.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden toegestaan van 150 m² mits het bij de woning behorende erf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
17.3.2 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning
Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder e teneinde een vergroting van de maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan, tot een maximum van 1.000 m³ onder de volgende voorwaarden:
per 50 m³ vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 75 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;
er is sprake wordt zorg gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
17.3.3 Omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken i.v.m. paardenstalling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.3 ten behoeve van het toestaan van een grotere bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden mag niet meer bedragen dan 100 m²;
het bijbehorend bouwwerken dient in samenhang te zijn met de reeds aanwezige bebouwing;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps - en onderhouds- en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap voor de regio West-Brabant die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen.
17.3.4 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.3ten behoeve van een paardenbak voor een hobbymatig gebruik toe te staan , met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de paardenbak wordt in of aansluitend aan het bouwvlak gesitueerd;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
afrasteringen zijn toegestaan met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in een open constructie en een bouwhoogte van maximaal 2 meter heeft; schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m²;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
17.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;
er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 meter;
de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;
de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;
zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
17.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1voor de verbouw van een bijbehorende bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 17.5.2 van toepassing is.
17.3.7 Omgevingsvergunning schuilstal
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2. ten behoeve van het oprichten van een schuilstal buiten de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de schuilstal wordt opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
de schuilstal is aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig in het kader van dierenwelzijn;
de schuilstal dient landschappelijk te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
de goothoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
het bedrijfsmatig gebruiken van paardenbakken;
het gebruik van gebouwen ten behoeve van een bed & breakfast.
17.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels gerealiseerd te zijn;
de landschappelijke inpassing dient duurzaam in stand te worden gehouden;
het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de voor Wonen aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken als bedoeld in lid 17.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 meter, gerekend vanaf de achter- of zijgevel van de eigen woning of een woning van een derde;
slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;
gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bijbehorende bouwwerken;
ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;
er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 17.1 omschreven waarden.
17.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerken als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;
de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;
binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;
de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
17.5.3 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 ten behoeve van een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning;
per woning is sprake van een maximum van 4 bed & breakfast kamers;
de exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning;
de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 17.1 omschreven waarden.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen', al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke aanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', te wijzigen in de bestemming 'Wonen met de aanduiding maximum aantal wooneenheden' voor de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:
het een karakteristieke, monumentale boerderij betreft, die van cultuurhistorische waarde is;
de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1.000 m³ heeft;
de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;
bestaande bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw vast zitten, bij de woning betrokken worden;
advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;
na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;
er geen sprake is een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
Artikel 18 Leiding - Gas
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding - Gas' alsmede de regels in lid 18.2 en 18.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen,rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
18.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 18.5.1vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
18.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schrifelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een bovengrondse hoogspanning(sverbinding) met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
19.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 19.4.1vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
19.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt door bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 20 Leiding - Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
een waterleiding;
beheer en onderhoud van de leiding.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag:
uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende functies, mits:
geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen en de veiligheid daarvan;
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van betrokken leiding(en) omtrent het onder a gestelde.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 20.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen,rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
20.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op:
het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezige leiding;
normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang of andere werken gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding.
20.4.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in lid20.4.1 is slechts toelaatbaar indien daardoor geen schade ontstaat aan de leiding.
20.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 20.4.1 wordt door bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 20.5.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het geheel schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 20.1ndien bedoelde leiding komt te vervallen;
het wijzigen van de situering van de bestemmingen als bedoeld in lid 20.1 indien dit in verband met de waterwinning wenselijk of noodzakelijk is.
20.5.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen Burgemeester en Wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.
21.2 bouwregels
Op de in lid 21.1bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden dan wel het wijzigen van het profiel van de wallen;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het aanleggen of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;
het aanbrengen van ondergrondse drainage-, transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
21.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 21.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke uit een oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m.
21.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.3.1 is slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/of werkzaamheden aan de archeologische waarde van deze gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid heeft bestaan tot het doen van oudheidkundige waarnemingen.
21.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 21.3.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
21.4 wijzigingsbevoegdheid
21.4.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 21.4.2 en bevoegd het plan te wijzigen waarbij de in lid 21.1 bedoelde bestemming kan worden geschrapt, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde.
21.4.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan deze Wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage gevoegde overzicht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
Op de in lid 22.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
22.2.2 Specifiek
Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en dient mede te strekken tot het behoud hiervan. Alvorens op een dergelijke aanvraag te beslissen wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
het vellen of rooien van houtopstanden.
22.3.2 Uitzondering
Het onder lid 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
22.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.
22.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen op de in lid 22.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen.
22.4.2 Uitzondering
Het onder lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
22.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.1is slechts toelaatbaar indien de sloopwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde.
22.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische zichtlijnen, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage gevoegde overzicht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
Op de in lid 23.1bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
23.2.2 Specifiek
Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en dient mede te strekken tot het behoud hiervan. Alvorens op een dergelijke aanvraag te beslissen wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 23.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
het vellen of rooien van houtopstanden.
23.3.2 Uitzondering
Het onder lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
23.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.
23.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.3.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het in stand houden en het onderhoud van die kaden en dijken;
voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
dijksloten;
kunstwerken en andere waterstaatswerken.
24.2 Bouwregels
Op of in de in lid 24.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - worden gebouwd.
24.3 afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven hoofdbestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering en het kwantitatieve waterbeheer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Landschappelijke tegenprestatie
26.1 Tegenprestatieplicht
De ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt door middel van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als bepaald in dit plan moeten gepaard gaan met een aantoonbare fysieke verbetering van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuur als is omschreven in de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;
Deze fysieke verbetering dient duurzaam in stand gehouden te worden;
Als de fysieke verbetering niet kan worden gerealiseerd, dient deze te worden uitgevoerd als een financiële storting in een gemeentelijk fonds voor financiering van landschappelijke projecten;
De omvang van de tegenprestatie is afhankelijk van de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen en moet in een redelijke verhouding hiertoe staan als is opgenomen in de Notitie kwaliteitsverbetering als genoemd onder a.
Artikel 27 Algemene bouwregels
27.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
27.2 Bestaande afstanden en andere maten
27.2.1 Maximale en minimale maten
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
27.2.2 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 27.2.1. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
27.3 Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 meter.
27.4 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
27.5 Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 meter aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met 'Water' bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;
er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing bovendien te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom voor de regio West Brabant, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.
2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de hoofdstuk 2 ten behoeve van beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;
b. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
c. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen
onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2
zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in
categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
29.1 geluidzone - industrie 50db
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 50db', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.
29.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' betreft het de 25-jaarszone kwetsbaar. Hierbinnen geldt dat er geen negatieve verandering mag plaatsvinden in de risico's van de kwaliteit van het grondwater.
29.3 milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterwingebied' strekt de bestemming mede tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening, waarbij een medebestemming voor Bos of Natuur is toegelaten.
29.4 overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
29.4.1 Algemeen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone- attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' zijn mede bestemd tot bescherming van de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
29.4.2 Bouwregels
Op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' mag niet worden gebouwd.
29.4.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld;
de aanleg van drainage, ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
het verlagen van de grondwaterstand, anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten;
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:
het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
de werken en / of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen gevaar of nadeel ontstaat voor het belang van de bescherming van de waterhuishouding danwel de hydrologische doelstellingen van het gebied en, vooraf advies is ingewonnen bij het betrokken waterschap.
29.5 overige zone - behoud en herstel watersystemen
29.5.1 Algemeen
De gronden die zijn aangeduid als 'Overige zone- behoud en herstel watersystemen' zijn mede bestemd tot verwezenlijking, behoud, beheer en herstel van watersystemen’.
29.5.2 Bouwregels
Op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - behoud en herstel watersystemen' mag niet worden gebouwd.
29.5.3 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten;
het ophogen van gronden.
het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:
het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
zijn gemeld aan het bevoegd gezag met inachtneming van de daarvoor geldende regels.
De werken en / of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen gevaar of nadeel ontstaat voor het belang van het behoud en herstel van watersystemen danwel de hydrologische doelstellingen van het gebied en, vooraf advies is ingewonnen bij het betrokken waterschap.
29.6 overige zone - beperkingen veehouderij
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding' overige zone - beperkingen veehouderij', zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen beperkt en gelden in aanvulling op de regels voor de desbetreffende bestemming de volgende regels:
1. Uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij zijn niet toegestaan;
2. De oppervlakte van de gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en) heeft ten hoogste de omvang die:
Op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren of;
Gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning of;
Die zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
3. De oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, heeft ten hoogste de omvang van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:
Op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren of;
Gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning of;
Die zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
4. Het bepaalde in de leden 1 t/m 3 is niet van toepassing indien sprake is van een grondgebonden
veehouderij.
29.7 overige zone - kernrandzone
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - kernrandzone' als overgangsgebied tussen buitengebied en bestaand stedelijk gebied.
29.8 overige zone - inrichtingsplannen
29.8.1 overige zone - inrichtingsplan 1
In aanvulling op de bepalingen in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding “overige zone- inrichtingsplan 1 (adres: Kladseweg 44) het volgende:
de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage 7.1, met dien verstande dat de
aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt
conform bijlage 7.1 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van
de inrichting;
onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval
verstaan gebruiken, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken van gronden in afwijking
van het inrichtingsplan dat als bijlage 7.1 onderdeel uitmaakt van deze regels.
29.8.2 overige zone - inrichtingsplan 2
In aanvulling op de bepalingen in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding “overige zone- inrichtingsplan 2 (adres: Laageinde 6) het volgende:
de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage 7.2, met dien verstande dat de
aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt
conform bijlage 7.2 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van
de inrichting;
onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval
verstaan gebruiken, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken van gronden in afwijking
van het inrichtingsplan dat als bijlage 7.2 onderdeel uitmaakt van deze regels.
29.8.3 overige zone - inrichtingsplan 3
In aanvulling op de bepalingen in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding “overige zone- inrichtingsplan (adres: Stierenweg 16) het volgende:
de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage 7.3, met dien verstande dat de
aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt
conform bijlage 7.3 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van
de inrichting;
onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval
verstaan gebruiken, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken van gronden in afwijking
van het inrichtingsplan dat als bijlage 7.3 onderdeel uitmaakt van deze regels.
29.8.4 overige zone - inrichtingsplan 4
In aanvulling op de bepalingen in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding “overige zone- inrichtingsplan 4 (adres: Ruige Velden 17B) het volgende:
de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage 7.4, met dien verstande dat de
aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt
conform bijlage 7.4 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen
van de inrichting;
onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval
verstaan gebruiken, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken van gronden in afwijking
van het inrichtingsplan dat als bijlage 7.4 onderdeel uitmaakt van deze regels.
29.8.5 overige zone - inrichtingsplan 5
In aanvulling op de bepalingen in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding “overige zoneinrichtingsplan 6 (adres: Steenbergseweg 66) het volgende:
de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage 7.5, met dien verstande dat de
aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt
conform bijlage 7.5 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van
de inrichting;
onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval
verstaan gebruiken, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken van gronden in afwijking
van het inrichtingsplan dat als bijlage 7.5 onderdeel uitmaakt van deze regels.
29.9 veiligheidszone - bevi
29.9.1 Bouwregels
Op de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.
29.9.2 afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.9.1 ten behoeve van bouwwerken als bedoeld in lid 29.9.1 met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het bouwwerk brengt enkel een beperkte toename van de normering van het groepsrisico met zich mee;
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de milieudeskundige over het onder in lid a gestelde.
29.9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 29.9.1bedoelde aanduiding te laten vervallen indien uit milieu-onderzoek is gebleken dat er geen sprake meer is van een veiligheidscontour veiligheidszone- bevi, danwel dat de hinderveroorzakende activiteiten zijn gestaakt.
29.10 veiligheidszone - lpg
29.10.1 Bouwregels
Op de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-lpg', zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.
29.10.2 afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.10.1 ten behoeve van bouwwerken als bedoeld in lid 29.10.1 met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het bouwwerk brengt enkel een beperkte toename van de normering van het groepsrisico met zich mee;
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de milieudeskundige over het onder in lid a gestelde.
29.10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 29.10.1 bedoelde aanduiding te laten vervallen indien uit milieu onderzoek is gebleken dat er geen sprake meer is van een veiligheidszone - lpg, danwel dat de hinder veroorzakende activiteiten zijn gestaakt.
29.11 vrijwaringszone - dijk
29.11.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden.
29.11.2 Bouwregels
Op de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
29.11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) de volgende andere werken uit te voeren of te laten uitvoeren:
het vergraven of ontgraven van het dijklichaam of het dijktalud;
het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het vellen of rooien van houtgewas.
29.11.4 Uitzondering
Het onder lid 29.11.3 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
29.11.5 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.11.3 mag alleen worden verleend indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de onder 29.11.1 genoemde doeleinden om het dijklichaam en/of de aanwezige waarden te behouden.
29.12 vrijwaringszone - molenbiotoop
29.12.1 Algemeen
De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor cultuurhistorische doeleinden ten behoeve van de windvang van de monumentale windmolen.
29.12.2 Bouwregels
Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte, hoger dan is aangegeven. Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
29.12.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.12.2, indien de Vereniging De Hollandsche Molen of diens opvolger om advies is gevraagd en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk van deze hoogte toelaat.
29.13 vrijwaringszone - radar
29.13.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere tiphoogte dan:
80 meter boven NAP ter plaatste van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar 7 Woensdrecht';
85 meter boven NAP ter plaatste van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar 8 Woensdrecht';
90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar 15 Herwijnen'.
29.13.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.13.1 mits:
de grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming;
de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied en een verklaring van geen bezwaar nodig is van het Ministerie van Defensie.
29.14 vrijwaringszone - weg verbodzone
29.14.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg verbodzone' geen bebouwing worden opgericht.
29.14.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg verbodzone' gelden de volgende bepalingen:
er mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 meter uit de kant verharding van de meest nabijgelegen rijbaan voor de rijksweg A4 tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer' en/of welke direct verband houden met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4.
29.14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.14.2 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg verbodzone', zijnde de zone binnen 50 meter vanuit de kantverharding van de dichtsbij gelegen rijbaan van de rijksweg A4, wordt gebouwd, mits:
het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en/of een toekomstige uitbreiding van de rijksweg A4 kan belemmeren;
het bouwwerk direct verband houdt met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.
29.15 vrijwaringszone - weg overlegzone
29.15.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' geen bebouwing worden opgericht.
29.15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' gelden de volgende bepalingen:
er mag niet worden gebouwd binnen de zone gemeten van 50 tot 75 meter uit de kant verharding van de meest nabijgelegen rijbaan voor de rijksweg A4, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer' en/of welke direct verband houden met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4.
29.15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.15.2 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg overlegzone', zijnde de zone gemeten van 50 tot 75 meter vanuit de kantverharding van de dichtsbij gelegen rijbaan van de rijksweg A4/A58, wordt gebouwd, mits:
het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en/of een toekomstige uitbreiding van de rijksweg A4/A58 kan belemmeren;
het bouwwerk direct verband houdt met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.
Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
30.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 28, sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noord 1e herziening