Regels
Inhoudsopgave
Artikel 8 Overig - Waterstaatswerken
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 15 Leiding - Leidingstrook 1
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 23 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene bouwregels
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
Artikel 29 Algemene gebruiksregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Theodorushaven-Noordland met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0209-0701 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
een grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond;
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij het voorbrengen van de producten of het houden van dieren geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt van de productie van gewassen;
1.7 ambachtelijk - verzorgend bedrijf
een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.14 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft bestaande uit maximaal 4 kamers; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.17 bedrijfs - of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;
1.18 bedrijfsverandering of - beeindiging
verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;
1.19 bedrijfsverzamelgebouw
een gebouw waarin meerdere individuele bedrijven zijn gevestigd;
1.20 bedrijfsvloeroppervlakte
de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.21 beeldbepalende boom
boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening;
1.22 beeldbepalend pand
pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet c.q. de gemeentelijke monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan;
1.23 begeleid wonen
vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;
1.24 belwinkel
een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';
1.25 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.26 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.27 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten
werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;
1.28 bestaande bebouwing
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.29 beschermd monument
onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.30 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.31 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.32 bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;
1.33 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.34 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.38 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.40 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.41 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.42 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.43 bijzondere woonvormen
met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.44 coffeeshop
een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.45 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik;
1.46 cultuurhistorische waarde
het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;
1.47 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.48 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;
1.49 (detail)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;
1.50 detailhandel in dagelijkse goederen
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.51 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)
detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.52 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;
1.53 dienstruimtes
niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;
1.54 dienstverlening
met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;
1.55 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.56 eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.57 erf
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.58 eerste bouwlaag
de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;
1.59 evenement
al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.60 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.61 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.62 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.63 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.64 gevaarlijke stof
stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, of
gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
1.65 gevoelige objecten
woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;
1.66 (groot)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.67 groothandel in smart- en growproducten
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;
1.68 grootschalige detailhandel
een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;
1.69 growshop
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';
1.70 handel in softdrugs
het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.71 havengebonden bedrijf
een bedrijf dat voor de hoofdactiviteit direct dan wel indirect gebruik maakt van de haven- en kadefaciliteiten voor de aan- en afvoer van goederen en/of daaraan verwante dienstverlening.
1.72 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming, het belangrijkst is.
1.73 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
1.74 hospice
verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.75 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, met uitzondering van detailhandel;
1.76 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;
1.77 kampeermiddelen
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.78 kamerverhuur
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.79 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.80 kap
een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;
1.81 kleinschalig kamperen
kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.82 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.83 logies
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.84 maatschappelijke voorzieningen
bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.85 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.86 monumentale boom
een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;
1.87 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.88 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen;
1.89 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.90 ondersteunende horeca
gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;
1.91 opslag
opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.92 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.93 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.94 peil
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.95 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
een seksbioscoop of sekstheater;
een seksautomatenhal;
een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.96 sekswinkel
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.97 smartshop
een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';
1.98 speelvoorzieningen
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;
1.99 standplaats ten behoeve van ambulante handel
een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 m²;
1.100 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.101 straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
afvalinzamelsystemen;
1.102 uitwendige architectonische vormgeving
de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.103 vliegende winkels
ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.104 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;
1.105 vuurwerkbesluit
Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;
1.106 watergebonden bedrijf
een bedrijf dat voor de hoofdactiviteit direct danwel indirect gebruik maakt van haven- en kadefaciliteiten voor de aan- en/of afvoer van goederen en/of de daaraan verwante dienstverlening;
1.107 welstandsmonumentencommissie
de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.108 winterterras
een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.109 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.110 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden geplaatst;
1.111 zendmast
ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
de afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
de afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarisch gebruik;
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven behorende tot de aangeduide categorie, opgenomen in bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
detailhandel;
zelfstandige kantoren;
bedrijfswoningen;
bedrijven behorende tot categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': uitsluitend bedrijven behorend tot categorie 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': uitsluitend bedrijven behorend tot categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2: uitsluitend bedrijven behorende tot categorie 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel ondergeschikt': tevens voor detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan bestaande hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens voor benzinestation, inclusief LPG-verkoop behorend tot categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens voor een benzinestation, zonder LPG-verkoop behorend tot categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel en reparatiebedrijf ': tevens voor een autoreparatiebedrijf, waarbij de handel in auto's en auto-onderdelen is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor zelfstandige kantoren;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning met de daarbij behorende bouwwerken;
ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum': tevens voor een fitnesscentrum;
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens voor een jachthaven met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval wordt begrepen een horecavoorziening behorende tot maximaal categorie 2 zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten en voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', uitsluitend voor een zend- en ontvangstinstallatie;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - helihaven': tevens voor een helihaven;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw': tevens voor een bedrijfsverzamelgebouw met uitsluitend bedrijven behorend tot categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - watergebonden bedrijvigheid': uitsluitend voor watergebonden bedrijven voor zover deze voorkomen tot categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerplaats': tevens voor parkeervoorzieningen voor vrachtvoertuigen en nachtverblijf in gestalde vrachtvoertuigen met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
de stalling van vrachtvoertuigen met gevaarlijke stoffen;
verblijf c.q. overnachting van meer dan 50 personen;
voorzieningen van openbaar nut;
laad- en loskades met bijbehorende voorzieningen;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, werken, werkzaamheden en andere bouwwerken, zoals ontsluitingswegen, raccordementen met bijbehorende voorzieningen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat de afstand van de gebouwen tot de weg ten minste 5 meter dient te bedragen;
het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%, met uitzondering van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingspercentage' waarvoor geldt dat, het bebouwingspercentage, te berekenen over de gronden van het bouwperceel voor zover gelegen buiten de zone van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' niet meer mag bedragen dan 100%;
de bouwhoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan waarbij de maximale inhoud aan kantooractiviteiten niet meer mag bedragen dan 6880m³;
ter plaatse van de aanduiding 'fitness' mag de maximale oppervlakte van het fitnesscentrum niet meer mag bedragen dan 1950 m²;
in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;
gebouwen worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken met een geringe oppervlakte zoals antennes, lichtmasten, vlaggenmasten en reclamemasten niet meer mag bedragen dan 15 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie maximaal 40 meter mag bedragen;.
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mag de maximale oppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedragen dan 115 m²;
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven, mag de maximale oppervlakte aan verenigingsgebouwen niet meer bedragen dan 365 m².
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
internetverkopen, waarbij het volledige assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post- of (eigen) koeriersdiensten, zijn toegestaan;
ondergeschikte detailhandel, als niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan, waarbij het aantal m² bedrijfsvloeroppervlak dat in gebruik is ten behoeve hiervan niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met uitzondering van de percelen met de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel ondergeschikt' waarvoor geen maximale oppervlakte geldt zolang sprake is van een duidelijke ondergeschiktheid aan de hoofdfunctie;
onzelfstandige kantoren zijn toegestaan, waarbij het kantooroppervlak niet meer mag bedragen dan 40% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 1500 m²;
zelfstandige horeca-, recreatie- en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29;
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en of growshop en of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
met dien verstande dat:
geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.
4.5 Afwijken van de bouwregels
4.5.1 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 4.2 sub b voor het verhogen van het toegestane bebouwingspercentage tot 90%;
lid 4.2, sub a voor het bouwen van kleine gebouwen binnen de genoemde 5 meter-zone zoals een portiersgebouw met een maximale hoogte van 3 meter en een maximaal oppervlak van 9 m2.
lid 4.2, sub c voor het verhogen van de aangegeven maximale bouwhoogte volgens onderstaand schema:
van 18 meter tot 30 meter;
van 40 meter tot 60 meter;
lid 4.2, sub g voor het bouwen in of op minder dan 5 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen;
4.5.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Voor de toepassing van de in lid 4.5.1. genoemde afwijkingen gelden de volgende voorwaarden:
de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
op het bouwperceel is c.q. blijft parkeer- laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig;
in aanvulling op het genoemde onder a tot en met d geldt voor de toepassing van de afwijking genoemd in lid 4.5.1. onder c tevens dat het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht niet negatief mag worden beïnvloed. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijkingsbevoegdheid wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.
4.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen ten aanzien van:
situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken;
situering van gebouwen ten opzichte van wegen, waarbij geëist kan worden dat een grotere afstand tot de weg aangehouden moet worden tot maximaal 10 meter;
situering en afmetingen van bedrijfspercelen;
situering van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen;
het bebouwingspercentage te berekenen over de gronden van het bouwperceel;
inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
indien zulks noodzakelijk is:
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur;
voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de functieaanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen, indien de bedrijfswoning gedurende een periode van een jaar niet meer als bedrijfswoning in gebruik is dan wel de gebruiker vrijwillig afziet van het gebruik van de bedrijfswoning of het gebruik van de bedrijfswoning een belemmering vormt voor de realisatie van nieuwe of te herontwikkelen bedrijvigheid.
4.7.2 Wijzigen jachthaven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de functieaanduiding ‘jachthaven’ te verwijderen, indien:
de jachthaven gedurende een periode van een jaar niet meer als jachthaven in gebruik is, dan wel;
de gebruiker vrijwillig afziet van het gebruik van de jachthaven, dan wel;
het gebruik van de jachthaven een belemmering vormt voor de realisatie van nieuwe of te herontwikkelen bedrijvigheid.
De functieaanduiding ‘jachthaven’ wordt hierbij vervangen door de functieaanduiding ‘specifieke vorm van
bedrijf – watergebonden bedrijvigheid’ met dien verstande dat de thans geboden mogelijkheden voor watergebonden verenigingsleven en de hierbij behorende voorzieningen ook na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogen worden voortgezet.
4.7.3 Wijzigen verkeer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
aangetoond dient te zijn dat de wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, groenstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming 'Bedrijf' gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in een woning;
bedrijfsgebonden kantoren;
bedrijfsmatige activiteiten voorzover deze behoren tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel en zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens voor caravanstalling binnen bedrijfsgebouwen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maai-, loon- en grondbedrijf'; tevens voor een maai-, loon- en grondbedrijf met daarbij behorende kantoorruimte;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
het hoofdgebouw van de woning mag uitsluitend worden opgericht binnen dat gedeelte van het bouwvlak met de aanduiding 'wonen';
per aanduiding 'wonen' is 1 vrijstaande woning toegestaan;
de inhoud van het hoofdgebouw van de woning mag niet meer bedragen dan 600m³;
de goothoogte en/of bouwhoogte van het hoofdgebouw van de woning niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
het hoofdgebouw van de woning mag worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 45 graden;
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
van elk bouwperceel mag ten hoogste 40% worden bebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen maximaal 250 m² mag bedragen;
in afwijking van het voorgaande in lid f, sub 1 gestelde mag ter plaatse van:
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 1' de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen maximaal 400 m² bedragen;
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 2' de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en bijbehorende kantoorruimte maximaal 1180 m² bedragen;
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 'afwijkend bouwen 3' de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen maximaal 1495 m² bedragen, waarbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' van de totale oppervlakte van 1495 m² aan bedrijfsgebouwen maximaal 450 m² aan caravanstalling binnen bedrijfsgebouwen is toegestaan;
caravanstalling buiten bedrijfsgebouwen niet is toegestaan;
de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter en 7,50 meter;
de dakhelling mag niet meer bedragen dan 20 graden;
binnen het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning worden gebouwd waarbij:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 40% van het bouwperceel mag bedragen tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;
de goothoogte van vrijstaande bijbehorend bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
voor zover bijbehorend bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt het volgende:
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post- of (eigen)koeriersdiensten, zijn toegestaan;
ondergeschikte detailhandel, als niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering is toegestaan, waarbij het aantal m² bedrijfsvloeroppervlak dat in gebruik is ten behoeve hiervan niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan met dien verstande dat per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren niet meer dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;
zelfstandige horeca-, recreatie- en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en of growshop en of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan;
buitenopslag van puin, vuil, of andere vaste of vloeibare afvalstoffen goederen is niet toegestaan;
buitenopslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29
het bepaalde in de voorgaande subleden a t/m j is niet van toepassing op tijdelijke opslag van materialen en werktuigen die nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming en op opslag in het kader van het normale onderhoud van gronden.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.
5.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen ten aanzien van:
situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken;
situering en afmetingen van bedrijfspercelen;
de onderlinge afstand tussen gebouwen;
de situering van het aantal in- en uitritten;
indien zulks noodzakelijk is:
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur;
voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing waardoor doorzichten naar de Brabantse Wal behouden blijven;;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(openbaar) groen, plantsoen, landschappelijke inpassing en andere groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde': tevens voor het behoud en versterking van actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en ontsluitingspaden en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen.
6.3 Specifieke bouwregels
In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 mogen ter plaatse van de aanduiding' ecologische waarden' geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van andere bouwwerken die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurwaarden, waarbij de bouwhoogte van deze bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
6.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden op gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen en of egaliseren van de bodem;
het vellen en of rooien van houtopstanden;
het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1genoemde verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke en natuurwaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 7 Natuur
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
het behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
het als zodanig in stand houden van niet-beboste gedeelten;
behoud, beheer en onderhoud van de watergang;
extensief recreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
7.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod
Het is verboden op gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
het vellen en of rooien van houtopstanden alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
het aanbregen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
7.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling.
7.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke en natuurwaarden van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 8 Overig - Waterstaatswerken
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Overig - Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterkering en waterbeheersing, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het in stand houden en het onderhoud van die kaden en dijken;
waterstaatkundige werken zoals sluizen, dijken, taluds, keerwanden en beschoeiingen;
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden;
extensief agrarisch medegebruik;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - terminal': tevens voor aan zee- en binnenvaart gebonden overslag, kade- of havengebonden bedrijven, transport en opslag van grondstoffen en producten ten behoeve van industriële bedrijfsactiviteiten voorzover deze behoren tot de categorie 3 tot en met 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de daarmee samenhangende voorzieningen als kaden, afmeervoorzieningen, ontsluitingswegen, leidingstroken, haventerreinen met bijbehorende werken en installaties;
ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens voor een windturbine;
ter plaatse van de aanduiding 'haven': tevens voor aan zee- en binnenvaart gebonden overslag, transport en opslag van grondstoffen en producten ten behoeve van industriële bedrijfsactiviteiten voorzover deze behoren tot de categorie 3 tot en met 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de daarmee samenhangende voorzieningen als kaden, afmeervoorzieningen, ontsluitingswegen, leidingstroken, haventerreinen met bijbehorende werken en installaties;
ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens voor een sluis met bijbehorende voorzieningen, waaronder in ieder geval een kantoorruimte voor het (jacht)havenbeheer;
wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, boven- en ondergrondse leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende bedrijfsactiviteiten, bouwwerken ten behoeve van openbaar nut;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals dijksloten, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidafschermende voorzieningen, kunstwerken, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
uitsluitend andere bouwwerken, waaronder verlichtingsarmaturen, mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - terminal' mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 20 meter, gemeten vanaf het gemiddelde afgewerkte terrein ter plaatse;
ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' mag de bouwhoogte maximaal 55 meter bedragen, gemeten vanaf het gemiddelde afgewerkte terrein ter plaatse tot de as van de windturbine;
ter plaatse van de aanduiding 'sluis' mag de maximale oppervlakte van een kantoorruimte voor het (jacht)havenbeheer niet meer bedragen dan 55 m², de bouwhoogte mag daarbij niet meer bedragen dan 10,5 meter;
ter plaatse van de aanduiding 'haven' geldt het volgende:
voor bebouwing binnen het bouwvlak
de gebouwen, kaden en opslagvoorzieningen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 25%;
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van opslagvoorzieningen en de daarbij behorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter met uitzondering van masten, bewegwijzering voor het verkeer te water en verlichtingsarmaturen (havenlichten) waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
voor bebouwing buiten het bouwvlak
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter met uitzondering van masten, bewegwijzering voor het verkeer te water en verlichtingsarmaturen (havenlichten) waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebiedsontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste vier rijbanen met bijbehorende in- en uitvoegstroken;
ontsluitingswegen en wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
raccordementen en de daarbij behorende voorzieningen;
boven- en ondergrondse leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van aangrenzende bedrijfsactiviteiten;
watergangen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - laad- en loskade': laad- en losplaatsen en bijbehorende voorzieningen, haventerreinen met bijbehorende werken en installaties e.d. ten behoeve van industriële bedrijfsactiviteiten voor zover deze behoren tot de categorie 3 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op- en overslag van goederen;
bouwwerken ten behoeve van openbaar nut;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidafschermende voorzieningen, kunstobjecten, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen respectievelijk 3 meter en 5 meter mag bedragen;
de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 25 m² mag bedragen;
de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 meter;
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(vaar)water, waterpartijen, watergangen en sloten;
beheersing en berging van water met als doel een goede waterhuishouding, natuurontwikkeling en het verkeer te water;
aanleg en instandhouding van waterstaatkundige werken;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' tevens voor:
het behoud, herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
het behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
het als zodanig in stand houden van niet-beboste gedeelten;
behoud, beheer en onderhoud van de watergang;
extensief recreatief medegebruik.
ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens voor een sluis met bijbehorende voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens voor waterberging;
ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg': tevens voor vaarroutes voor de scheepvaart en recreatievaart alsmede voor:
het tijdelijke afmeren van vaartuigen ten behoeve van overslag van goederen;
het tijdelijk afmeren van vaartuigen;
ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug;
ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens voor een jachthaven met bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;
ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied': tevens voor de realisatie en instandhouding van:
een moeraszone in het kader van natuurontwikkeling en;
een strekdam in de vorm van een stenen vooroever;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuuroever': tevens voor de aanleg en instandhouding van een natuurvriendelijke oever;
ter plaatse van de aanduiding 'haven': tevens voor aan zee- en binnenvaart gebonden overslag, transport en opslag van grondstoffen en producten ten behoeve van industriële bedrijfsactiviteiten voorzover deze behoren tot de categorie 3 tot en met 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de daarmee samenhangende voorzieningen als kaden, afmeervoorzieningen, ontsluitingswegen, leidingstroken, haventerreinen met bijbehorende werken en installaties;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, groenvoorzieningen, waterstaatwerken (dijken, taluds, keerwanden en beschoeiingen) en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
uitsluitend andere bouwwerken zijn toegestaan;
de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter met uitzondering van masten, bewegwijzering voor het verkeer te water en verlichtingsarmaturen (havenlichten) waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
ter plaatse van de aanduiding 'haven' geldt het volgende:
de gebouwen, kaden en opslagvoorzieningen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 25%;
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van opslagvoorzieningen en de daarbij behorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter met uitzondering van masten, bewegwijzering voor het verkeer te water en verlichtingsarmaturen (havenlichten) waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
het gebruik van de gronden voor staan- of ligplaats voor onderkomens is niet toegestaan;
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29.
10.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmetingen van werken en bouwwerken;
de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van de haven en het water;
de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen;
indien zulks noodzakelijk is:
voor een verantwoorde landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de veiligheid van het verkeer te water, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
in verband met de gewenste laad- en losruimte.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigen jachthaven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de functieaanduiding 'jachthaven' te verwijderen, indien de jachthaven gedurende een periode van een jaar niet meer als jachthaven in gebruik is dan wel de gebruiker vrijwillig afziet van het gebruik van de jachthaven of het gebruik van de jachthaven een belemmering vormt voor de realisatie van nieuwe of te herontwikkelen bedrijvigheid.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen in een woning;
beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;
ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens voor caravanstalling binnen bedrijfsgebouwen;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': voor een beroepsmatige dan wel bedrijfsmatige activiteit;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven met de daarbij behorende bouwwerken.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
als hoofdgebouwen binnen de bestemming uitsluitend mogen worden gebouwd:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': per bouwvlak 1 vrijstaande woning
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': per bouwvlak ten hoogste 1 twee-aaneengebouwde (dubbele) woning;
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;
de inhoud van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 600 m³;
ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
de breedte van het bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij anders is aangegeven;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter tenzij anders is aangegeven;
voor zover een bijbehorend bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- afwijkend bouwen 1' zijn in afwijking van lid g bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 1000 m² toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 5 en 7 meter.
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximaal oppervlak van 140 m² waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6.50 meter;
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 2.50 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op lid 11.1 het volgende:
de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;
uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
caravanstalling is alleen binnen bedrijfsgebouwen toegestaan;.
ten behoeve van gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals bepaald in de artikel 29.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
de woonfunctie in overwegende mate behouden dient te blijven;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:
uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder) gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel;
er geen detailhandel wordt uitgeoefend.
11.4.2 Bijzondere woonvormen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met dien verstande dat:
er sprake dient te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, waarbij de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.
11.4.3 Kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van kamerverhuur, met dien verstande dat:
bewoning toegestaan is door maximaal 4 personen per woning;
bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen.
11.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nader eisen te stellen ten aanzien van:
situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken;
situering van gebouwen ten op zichte van wegen;
situering en afmetingen van de bedrijfspercelen;
de hoogte van de gebouwen;
indien zulks noodzakelijk is:
ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur;
voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing waardoor doorzichten naar de Brabantse Wal behouden blijven;;
ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding.
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor ondergrondse aardgastransportleidingen voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstroken van:
4 meter bij een druk lager dan of gelijk aan 40,00 bar;
5 meter bij een druk hoger dan 40,00 bar;
aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de Bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding - Gas' alsmede de regels in lid 12.2 en 12.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
12.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
12.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
12.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 12.6.2bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 12.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
12.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een bovengrondse hoogspanning(sverbinding) met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 36 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
13.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
13.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt door bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 13.5.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 13.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
13.5.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse 150 KV hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde , en werkzaamheden) op de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
14.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het verbod in lid 14.4.1 is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
14.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
14.4.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 14.5.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 14.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
14.5.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 15 Leiding - Leidingstrook 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Leidingstrook 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transport van:
koolmonoxide;
waterstof;
met de daarbij behorende belemmeringenstroken van 5 meter aangehouden vanuit de aanduidingen 'hartleiding - koolmonoxide' en 'hartleiding - waterstof';
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Leidingstrook 1'aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
15.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Leidingstrook 1' alsmede de regels in lid 15.2 en 15.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden) op de in lid 15.1bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
15.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
15.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
15.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 15.6.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 15.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
15.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse riool(pers)leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
16.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Riool' alsmede de regels in lid 16.2 en 16.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
16.5.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 16.5.1vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
16.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
16.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 16.6.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 16.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
16.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 17 Leiding - Stikstof
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Stikstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van stikstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - stikstof'.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Stikstof' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
17.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Stikstof' alsmede de regels in lid 17.2 en 17.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Stikstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
17.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
17.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
17.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 17.6.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 17.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
17.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding en de belangen van de waterleiding bestaande uit een ongestoorde watervoorziening met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 2 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
18.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Water' alsmede de regels onder artikel 18.2 en 18.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
18.5.2 Uitzonderingen
Het onder artikel 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding.
18.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
18.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 18.6.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 18.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
18.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 19 Leiding - Zuurstof
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Zuurstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van zuurstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - zuurstof'.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de voor de 'Leiding - Zuurstof' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding- Zuurstof' alsmede de regels in lid 19.2 en 19.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding -Zuurstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
19.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht
Het onder lid 19.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
19.5.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.5.1mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
19.5.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 19.6.2 bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
het schrappen van de bestemming als bedoeld in lid 19.1 indien bedoelde leiding komt te vervallen;
19.6.2 Advies
Alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsregels winnen burgemeester en wethouders advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 20.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m²:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
20.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 50 m² betreffen.
20.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.
20.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
20.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 20.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
20.4.2 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 20.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 21.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 2,0 meter en over een oppervlakte groter dan 100 m²:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
21.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 2,0 meter en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.
21.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.
21.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
21.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 21.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
21.4.2 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 21.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en het herstel van de aan deze gronden eigen zijnde geomorfologische en historisch landschappelijke waarde in de vorm van hoogteverschillen;
22.2 Bouwregels
Op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod
Het is verboden om gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden;
het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);
het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;
het verwijderen of aanbrengen van beplanting en van overige landschapselementen, zoals poelen en moerasjes.
22.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.3.1genoemde verbod is niet van toepassing op:
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
22.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige geomorfologische en historisch landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
22.3.4 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
22.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 22.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
22.4.2 Advies
Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 22.4.1wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
Artikel 23 Waterstaat - Waterbergingsgebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterberging bij een verwachte overschrijding van het waterpeil van NAP +2,6 meter op het Hollandsch Diep (Rak Noord), met bijbehorende voorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
25.1 geluidzone - industrie
25.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten of geluidsgevoelige terreinen als gevolg van industrielawaai.
25.1.2 Bouwregels
Binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'geluidzone - industrie' is de bouw en gebruik van nieuwe geluidgevoelige functies alleen toegestaan indien middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met de geluidgevoelige functies niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de maximaal te verlenen hogere grenswaarde.
25.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 25.1.1 bedoelde aanduiding te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone-industrie' opgeheven of veranderd wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan danwel het gebied voor geluidshinderlijke bedrijven is aangepast.
25.2 veiligheidszone - bevi
25.2.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.
25.2.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van beperkt kwetsbare objecten met inachtneming van de volgende voorwaarden:
het bouwwerk brengt enkel een beperkte toename van de normering van het groepsrisico met zich mee;
vooraf is schriftelijk advies ingewonnen bij de milieudeskundige over het gestelde onder a.
25.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 25.2.1 bedoelde aanduiding te laten vervallen indien uit milieuonderzoek is gebleken dat er geen sprake meer is van een veiligheidszone-bevi, dan wel dat de hinder veroorzakende activiteiten zijn gestaakt.
25.3 veiligheidszone - lpg
25.3.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.
25.3.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 25.3.1 bedoelde aanduiding te laten vervallen indien uit milieuonderzoek is gebleken dat er geen sprake meer is van een veiligheidszone-lpg, dan wel dat de hinder veroorzakende activiteiten zijn gestaakt.
25.4 vrijwaringszone - radar
25.4.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt ten einde verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met hogere bouwhoogte dan:
80 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar - 7';
85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar - 8';
90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar - 9';
95 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar - 10'.
25.4.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan onder de volgende voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van het hierboven genoemde verbod:
de grotere hoogte is in overeenstemming met de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming(en);
de werking van de radar wordt niet in onaanvaardbare mate negatief beïnvloed;
voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning is schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.
25.5 vrijwaringszone - dijk
De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkeringen.
Artikel 26 Algemene bouwregels
26.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
26.2 Bestaande afstanden en andere maten
26.2.1 Afstanden
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
26.2.2 Hoogten, inhoud, aantallen en of oppervlakten
In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
26.2.3 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 26.2.1 en lid 26.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
26.3 Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten en bouwwerken met een geringe oppervlakte tot een bouwhoogte van 10 meter.
26.4 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
de bouw van:
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 meter;
met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;
het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
met een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
met een hoogte van ten hoogste 10 meter meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;
met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels
28.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 27 sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 29 Algemene gebruiksregels
29.1 Parkeren
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in de bijlagen van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwde blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:
het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging;
een ruimte voor het parkeren van een personenauto afmetingen moet hebben die zijn afgesteld op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien:
de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt.
29.2 Laad- en losmogelijkheden
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.
29.3 Afwijken parkeren
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1 indien:
het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.
29.4 Afwijken laad- en losmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 indien:
het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 29.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Theodorushaven-Noordland' van de gemeente Bergen op Zoom