1. Plan: De Markiezaten
  2. Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
  3. Status: geconsolideerd
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP0207-0701
Gemeente Bergen op Zoom

Regels

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Groen

Artikel 6 Maatschappelijk

Artikel 7 Natuur

Artikel 8 Verkeer

Artikel 9 Water

Artikel 10 Wonen

Artikel 11 Wonen - Uit te werken - 1

Artikel 12 Wonen - Uit te werken - 2

Artikel 13 Woongebied

Artikel 14 Leiding - Gas

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 16 Leiding - Riool

Artikel 17 Leiding - Stikstof

Artikel 18 Leiding - Zuurstof

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Artikel 22 Algemene bouwregels

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

Artikel 28 Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan De Markiezaten met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0207-0701 van de gemeente Bergen op Zoom;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 afvalinzamelsysteem

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

 

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. een grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond;

  2. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij het voorbrengen van de producten of het houden van dieren geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt van de productie van gewassen;

 

1.7 ambachtelijk - verzorgend bedrijf

  1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;

  2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:

  1. het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;

  2. voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

 

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;

 

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

 

1.10 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

 

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

 

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.13 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

 

1.14 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft bestaande uit maximaal 4 kamers; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

 

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;

 

1.16 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

1.17 bedrijfs - of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

 

1.18 bedrijfsverandering of - beeindiging

verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;

 

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

1.20 beeldbepalende boom

boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening;

 

1.21 beeldbepalend pand

pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet c.q. de gemeentelijke monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan;

 

1.22 begeleid wonen

vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;

 

1.23 belwinkel

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';

 

1.24 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.25 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

1.26 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten

werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;

 

1.27 bestaande bebouwing

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

1.28 beschermd monument

onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

 

1.29 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.30 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.31 bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;

 

1.32 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 

1.33 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.34 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

 

 

1.35 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;

 

1.36 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.37 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.38 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.39 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.40 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)

de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

 

1.41 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

1.42 bijzondere woonvormen

met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;

 

1.43 coffeeshop

een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;

 

1.44 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

 

1.45 cultuurhistorische waarde

  1. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;

  2. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;

 

1.46 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

 

 

 

 

1.47 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;

 

1.48 (detail)handel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;

 

1.49 detailhandel in dagelijkse goederen

detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

 

1.50 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)

detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;

 

1.51 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;

 

1.52 dienstruimtes

niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;

 

1.53 dienstverlening

met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;

 

1.54 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

 

1.55 eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.56 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;

 

1.57 eerste bouwlaag

de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;

 

1.58 evenement

al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;

 

1.59 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.60 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.61 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

1.62 gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;

 

1.63 gevoelige objecten

woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;

 

1.64 (groot)handel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

 

1.65 groothandel in smart- en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;

 

1.66 grootschalige detailhandel

een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;

 

1.67 growshop

een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';

 

1.68 handel in softdrugs

het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;

 

1.69 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming, het belangrijkst is.

 

1.70 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

 

1.71 hospice

verblijfhuis voor terminale patiënten;

 

1.72 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, met uitzondering van detailhandel;

 

1.73 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;

 

1.74 kampeermiddelen

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.75 kamerverhuur

bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;

 

1.76 kantoor

een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;

 

 

1.77 kap

een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;

 

1.78 kleinschalig kamperen

kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

 

1.79 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

1.80 logies

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

 

1.81 maatschappelijke voorzieningen

bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

1.82 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

 

1.83 monumentale boom

een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;

 

1.84 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.85 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen;

 

1.86 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

 

1.87 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;

 

1.88 opslag

opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;

 

 

1.89 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.90 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

1.91 peil

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.92 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:

  1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;

  2. een seksbioscoop of sekstheater;

  3. een seksautomatenhal;

  4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;

 

1.93 sekswinkel

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;

 

1.94 smartshop

een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';

 

1.95 speelvoorzieningen

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;

 

1.96 standplaats ten behoeve van ambulante handel

een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 m²;

 

1.97 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;

 

1.98 straatmeubilair

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:

  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;

  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;

  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;

  4. afvalinzamelsystemen;

 

1.99 uitwendige architectonische vormgeving

de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;

 

1.100 vliegende winkels

ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;

 

1.101 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;

 

 

1.102 vuurwerkbesluit

Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;

 

1.103 welstandsmonumentencommissie

de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;

 

1.104 winterterras

een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;

 

1.105 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;

 

1.106 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden geplaatst;

 

1.107 zendmast

ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

  1. lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

  1. de oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);

 

  1. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijkte stellen bouwonderdelen;

 

  1. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

 

  1. afstand tot zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;

 

  1. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

 

  1. afstand tussen hoofdgebouwen:

tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.

 

2.2 Specifieke regels

De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:

  1. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnencollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Agrarisch" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. paardenweiden ten behoeve van het hobbymatig houden van vee met de daarbij behorende bouwwerken, andere werken en terreinen;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen.

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. de goothoogte en / of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding "Maximum goothoogte" respectievelijk "Maximum bouwhoogte";

  3. het gehele bouwvlak mag worden bebouwd;

  4. erfafscheidingen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd tot een maximale hoogte van 2 meter.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

 

3.4 specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 3.1 is het in ieder geval verboden de gronden en/of bouwwerken te gebruiken voor detailhandelsdoeleinden.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsvoorzieningen in de vorm van een persstation voor het transport van afvalwater behorende tot categorie 4.1 van de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. een waterdistributiebedrijf met een pompvermogen van maximaal 15MW behorende tot categorie 3.2 van de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' uitsluitend voor nutsvoorzieningen;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven;

  3. het bebouwingspercentage per perceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3m;

  5. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  6. ten hoogste één schoorsteen is toegestaan tot een bouwhoogte van 23 meter;

  7. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken met een geringe oppervlakte zoals antennes, lichtmasten, vlaggemasten, reclamemasten tot een bouwhoogte van 15 meter.

 

4.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

 

 

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbaar) groen, plantsoen, waterpartijen en andere groenvoorzieningen;

  2. speel- en sportvoorzieningen;

  3. opslag voor speel- en sportmateriaal;

  4. geluidwerende voorzieningen;

  5. voorzieningen van openbaar nut;

  6. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, verlichting en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van geluidafschermende voorzieningen ten hoogste 5 meter mag bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

5.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'erf' of 'tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

Artikel 6 Maatschappelijk

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen gericht op gezondsheidszorg, onderwijs, jeugd- en kinderopvang, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;

  2. ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven" (vl) uitsluitend voor verenigingsleven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' (on) tevens onderwijs;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'sport' (s) tevens voor:

  1. sport- en speelterreinen met de daartoe benodigde gebouwen zoals kleed- en clubgebouwen, tribunes, toiletgebouwtjes en bergingen en andere bouwwerken en voorzieningen;

  2. een horecavoorziening als bedoeld in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten behorende bij de sportvoorziening;

  1. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, ontsluitingswegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. in afwijking van het gestelde onder lid a mogen ter plaatse van de aanduiding 'sport' (s) ook buiten het bouwvlak gebouwen worden opgericht met een maximumoppervlak van 50m2 per gebouw en 400m2 in totaal;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangegeven percentage niet mag worden overschreden;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';

  5. buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij:

  1. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 25 cm, met een maximum van 4 meter;

  2. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m;

  3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  3. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 meter;

  4. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;

 

6.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming “Wonen” al dan niet met de aanduiding “bijzondere woonvorm”, indien de functie ter plaatse is beëindigd dan wel het gebruik tenminste 1 jaar is gestaakt, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a. vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuaspecten;

b. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte wordt voorzien in relatie tot de planwijziging.

 

Artikel 7 Natuur

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;

  3. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;

  4. behoud, beheer en onderhoud van watergangen;

  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

  8. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen waterpartijen;

  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van vlonders ten hoogste 2 meter mag bedragen ten opzichte van het peil;

  2. de bouwhoogte van erfafscheiding ten hoogste 1 meter mag bedragen.

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 2 meter mag bedragen.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  1. als staanplaats voor kampeermiddelen;

  2. als terrein voor het, al dan niet ten verkoop, opslaan en opstellen van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde voer- en/of vaartuigen;

  3. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  4. voor lawaaisporten;

  5. voor verblijfsrecreatie;

  6. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 7.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

 

7.4.2 Uitzondering

Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

De in 7.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1 Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

 

7.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het dempen van poelen, sloten en greppels;

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het omzetten van grasland in bouwland/scheuren grasland;

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het bebossen of anderszins beplanten van houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het vellen of rooien van houtgewas

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

diepploegen/diepwoelen

- er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

 

 

 

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebiedsontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste vier rijstroken;

  2. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit maximaal twee rijstroken;

  3. ontsluitingswegen;

  4. verblijfsgebied;

  5. voet- en fietspaden;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. voorzieningen van openbaar nut;

  8. ter plaatse van de aanduiding "spoorweg" (sp) tevens voor een spoorweg met bijbehorende voorzieningen;

  9. bij deze bestemmming behorende voorzieningen zoals bermen, verlichting en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4,5 meter;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag in afwijking van het bepaalde onder c de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer bedagen dan 15 meter;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', is een ongelijkvloerse kruising met een verkeersweg en of met een langzaamverkeersverbinding toegestaan.

 

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'erf' of 'tuin' met de bedoeling percelen en/of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachneming van de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;

  2. door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.

 

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishouding;

  2. waterberging;

  3. watergangen en sloten;

  4. waterpartijen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde' (ew) voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, kunstwerken, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder begrepen straatmeubilair en bruggen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van andere bouwwerken die hoger zijn dan 3 meter, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het belang van de waterhuishouding met betrekking tot de waterkwaliteit en waterkwantiteit wordt niet onevenredig aangetast;

  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent het onder a gestelde.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Verbod

Het is verboden op gronden, welke bestemd zijn als 'Water', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;

  2. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;

  3. boringen verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;

  4. het wijzigen van het waterpeil.

 

9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

9.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad.

 

9.4.4 Advies

Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;

  3. (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte ten behoeve van bergingen en parkeervoorzieningen;

  4. tuinen met de daarbij behorende bouwwerken;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' op de begane grond tevens voor maatschappelijke voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 100m²;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' op de begane grond tevens voor maatschappelijke voorzieningen, kantoren, dienstverlening, detailhandel en horeca categorie 1a of 1b als bedoeld in de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven en ondergrondse parkeervoorzieningen, tuinen, erven, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;

  2. als hoofdgebouwen binnen de bestemming mogen worden gebouwd:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-één': vrijstaande en twee-aan-één gebouwde (dubbele) woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': vrijstaande, twee- aan-één gebouwde (dubbele) woningen en drie en meer aan-één-gebouwde (rij-)woningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen;

  5. indien het woningtype niet nader is bepaald zijn alle woningtypes toegestaan.

  1. de goot- en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', daar waar zowel de aanduiding maximum bouwhoogte (m) als de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) is opgenomen geldt uitsluitend voor gestapelde woningen de aanduiding maximum bouwhoogte (m);

  2. met betrekking tot vrijstaande woningen geldt dat de hoofdgebouwen op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden gebouwd;

  3. hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' geldt het volgende:

  1. bijbehorend bouwwerken aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;

  2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;

  3. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  4. de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  3. overkappingen zijn niet toegestaan.

  1. ter plaatse van de aanduiding 'erf' (e) mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 centimeter van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  1. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.

  1. in afwijking van het bepaalde onder lid g mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 1' [sba-1] de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk maximaal 5 meter bedragen;

  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 3' [sba-3] geldt dat:

  1. bijbehorende bouwwerken op een afstand van ten minste 10 meter achter de voorperceelsgrens moeten worden gebouwd.

  2. bijbehorende bouwwerken op een minimale afstand van 1 meter tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen moeten worden gebouwd;

  3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken slechts aan een zijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd.

  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;

  5. voor zover bijbehorende bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45 ° mag bedragen.

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 4' [sba-4] geldt dat:

  1. maximaal 51 woningen mogen worden opgericht;

  2. in uitzondering op het gestelde onder lid d mag de afstand tussen de hoofdgebouwen ten hoogste 2 meter bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op artikel 10.1 het volgende:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning (incl. bijbehorende wouwwerken) tot een maximum van 50 m²;

  2. uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan.

  3. detailhandel is toegestaan, indien het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt en/of voor zover dit een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;

  4. internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten plaatsvindt via post of koeriersdiensten zijn toegestaan.

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.4.1 Bijzondere woonvormen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen en/of kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen nevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. bij kamerverhuur kan uitsluitend een omgevingsvergunning worden verleend voor bewoning door maximaal 4 personen per woning;

  6. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

10.4.2 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitlsuitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

10.5 afwijken van de bouwregels

 

10.5.1 goothoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder c voor het

verhogen van de goothoogte met in achtneming van de volgende voorwaarden:

a. de goothoogte mag ten hoogste gelijk zijn aan de aangegeven bouwhoogte;

b. er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen verhoging;

c. de verhoging leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen.

 

10.5.2 afstand vrijstaande woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder d voor het realiseren van een hoofdgebouw op kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren;

  2. de bouw mag niet leiden tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen.

 

10.5.3 Verhogen bouwhoogte van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder c voor het verhogen van de goothoogte met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de goothoogte mag ten hoogste gelijk zijn aan de aangegeven bouwhoogte;

  2. er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen de verhoging;

  3. de verhoging leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;

  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 4' [sba-4] kan in uitzondering op het gestelde onder a worden afgeweken voor een maximum bouwhoogte van 10 meter.

10.5.4 Aanpassen begrenzing bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 lid a voor het aanpassen van de begrenzing van het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. bouwgrenzen mogen met ten hoogste 2 meter worden verschoven;

  2. de aanpassing mag niet tot gevolg hebben dat een bestemmingsgrens wordt overschreden;

  3. de aanpassing leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;

  4. er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen de aanpassing;

  5. er wordt op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte.

 

10.5.5 Afstand tussen hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder k lid 2 voor het toestaan van een grotere afstand tussen hoofdgebouwen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de afstand tussen hoofdgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;

  2. het vergroten van de afstand leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen;

  3. het vergroten van de afstand leidt niet tot een verslechtering van het akoestisch klimaat ter plaatse;

  4. er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren tegen een vergroting van de afstand.

 

Artikel 11 Wonen - Uit te werken - 1

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. wonen in een gestapelde woning;

  3. bijzondere woonvormen;

  4. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvan de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca in categorie 1a of 1b als bedoeld in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten;

  6. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

  7. bouwwerken;

  8. garages;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  10. tuin en erf;

  11. verkeer en wegen, straten en paden;

  12. geluidwerende voorzieningen;

  13. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;

  14. groenvoorzieningen;

  15. speelvoorzieningen;

  16. verblijfsgebieden;

  17. nutsvoorzieningen;

  18. natuurgebied;

  19. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

 

11.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 11.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  1. Het aantal woningen bedraagt maximaal 450;

  2. Grondgebonden woningen zijn toegestaan tot ten hoogste 3 bouwlagen en een maximale bouwhoogte van 10 meter;

  3. Gestapelde woningen zijn toegestaan tot ten hoogste 5 bouwlagen en een maximale bouwhoogte van 15 meter;

  4. Het parkeren geschiedt grotendeels op eigen erf en gebundeld langs de woonpaden;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend bouwen 2' geldt dat:

  6. de bebouwing grotendeels uit gestapelde bebouwing bestaat waarbij de bouwmassa varieert van 3 tot 8 bouwlagen met een maximum bouwhoogte van 27 meter;

  7. de bebouwing zodanig wordt uitgewerkt dat rekening is gehouden met de aanwezige geluidsbelasting, de optimale orientatie op de zon en een aantrekkelijk bebouwingsbeeld langs de Markiezaatsweg;

  8. de bebouwing met de Markiezaatsweg in een stedenbouwkundige en landschapelijke eenheid wordt uitgewerkt;

  9. het parkeren grotendeels plaatsvindt op eigen terrein, zo mogelijk onder de gebouwen;

  10. Voorzien dient te worden in voldoende waterberging;

  11. De ontsluiting loopt via een tweetal aansluitingen op de Markiezaatsweg;

  12. Noord/zuid gerichte woonpaden streven een goede orientatie na op de bestaande stad en het buitengebied;

  13. In oost/west richting wordt een aantal langzaam verkeersverbindingen uitgewerkt, onder meer naar de tunnels onder het spoor;

  14. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' zijn met de woningbouw tevens maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, en horecavoorzieningen te integreren waarbij het gezamenlijk maximum oppervlak aan deze voorzieningen 800m2 bvo bedraagt en het maximum oppervlak aan horecavoorzieningen bedraagt 200m2 bvo.

  15. ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' is een hoogteaccent toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 30 meter in maximaal 10 bouwlagen.

 

11.3 Afwijken van de uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. van het bepaalde in lid 11.2 onder 2 ten behoeve van het toestaan van een hogere maximale bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. voor grondgebonden woningen de maximale bouwhoogte 14 meter bedraagt;

  2. voor gestapelde woningen de maximale bouwhoogte 18 meter bedraagt in maximaal 6 bouwlagen;

  1. ten behoeve van het toestaan van kantoren met dien verstande dat:

  1. de kantoren worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

  2. het oppervlak aan kantoren maximaal 800m2 bvo bedraagt;

 

11.4 Voorlopig bouwverbod

  1. Op de op lid 11.1 vermelde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan;

  2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning te verlenen, indien een ontwerpuitwerkingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en het bouwplan in overeenstemming is met dit ontwerpuitwerkingsplan.

 

Artikel 12 Wonen - Uit te werken - 2

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning;

  2. wonen in een gestapelde woning;

  3. bijzondere woonvormen;

  4. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvan de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. dienstverlening;

  7. horeca categorie 1a of 1b als bedoeld in de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  8. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

  9. bouwwerken;

  10. garages;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  12. tuin en erf;

  13. verkeer en wegen, straten en paden;

  14. geluidwerende voorzieningen;

  15. boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;

  16. groenvoorzieningen;

  17. speelvoorzieningen;

  18. verblijfsgebieden;

  19. nutsvoorzieningen;

  20. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

 

12.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 12.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  1. het aantal woningen bedraagt maximaal 100;

  2. de gebouwen en de straat vormen een stedenbouwkundig geheel, "blinde gevels" zijn daarbij te vermijden;

  3. het bebouwingsprofiel is gevarieerd en vergelijkbaar met een straat in de binnenstad;

  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 20 meter;

  5. het maximum aantal bouwlagen bedraagt 6;

 

  1. het parkeren voor bewoners vindt zoveel mogelijk op eigen erf plaats; bij voorkeur onder de gebouwen;

  2. het gezamenlijk maximum oppervlak aan maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horecavoorzieningen bedraagt 400m2 bvo.

 

12.3 Voorlopig bouwverbod

  1. Op de op lid 12.1 vermelde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan;

  2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning te verlenen, indien een ontwerpuitwerkingsplan ter inzage is gelegd en het bouwplan in overeenstemming is met dit ontwerpuitwerkingsplan.

 

 

Artikel 13 Woongebied

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning of een gestapelde woning;

  2. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;

  3. tuinen bij de aangrenzende woningen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;

  4. (geheel of gedeeltelijk) onder peil gelegen stallingsruimte ten behoeve van bergingen en parkeervoorzieningen;

  5. collectieve voorzieningen ten behoeve van bewoners van de aangrenzende woongebied-2 bestemming; waaronder in ieder geval wordt verstaan: een zwembad, parkeergebouw, tennisbaan, werkplaats, multifunctionele ruimte;

  6. wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit maximaal twee rijstroken;

  7. voet- en fietspaden;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. natuurgebied, groenvoorzieningen waterpartijen;

  10. geluidsbeperkende voorzieningen;

  11. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven en ondergrondse parkeervoorzieningen, tuinen, erven, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. het aantal woningen bedraagt maximaal 120;

  2. als hoofdgebouwen binnen de bestemming mogen worden gebouwd vrijstaande, twee- aan-één gebouwde (dubbele) woningen, drie en meer aan-één-gebouwde (rij-)woningen en gestapelde woningen;

  3. de groepering van de gebouwen zodanig moet zijn dat elke terp zich in het landschap aftekent als een ruimtelijk samenhangende eenheid;

  4. de afstand van gebouwen en bijgebouwen tot de maximale buitengrens van een terp minimaal 5 meter bedraagt;

  5. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding maximum bouwhoogte (m)';

  6. in afwijking van lid c is per woonterp, in de vorm van een gebouw, één hoogteaccent toegestaan van maximaal 20 meter en een vloeroppervlak van maximaal 300 m2 per bouwlaag;

  7. het aantal woningen niet minder mag bedragen dan is aangegeven binnen de aanduiding 'minumum aantal woningen';

  8. met betrekking tot bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 75 m²;

  2. bijbehorende bouwwerken op een afstand van ten minste 10 meter achter de voorperceelsgrens moeten worden gebouwd;

  3. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 centimeter van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter;

  4. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen slechts aan een zijde van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  5. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  6. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 meter.

 

13.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. voor het verschuiven van de buitengrens van een woonterp met ten hoogste 10 meter met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van de terp niet wordt vergroot;

  2. aan de natuur geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;

  3. de terp niet binnen de 'milieuzone - geurzone' komt te liggen zoals aangegeven op de verbeelding;

  1. voor een kleinere afstand tot de buitengrens van een terp met dien verstande dat een zorgvuldige overgang met de natuur gewaarborgd blijft.

  2. voor een hogere bouwhoogte tot maximaal 25 meter, met dien verstande dat deze afwijking slechts van toepassing is op de centraal gelegen woonterp welke gesitueerd is in het verlengde van de Zuiderdreef.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op artikel 13.1 het volgende:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;

  2. uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;

  3. detailhandel is toegestaan, indien het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt en/of voor zover dit een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;

  4. internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten plaatsvindt via post of koeriersdiensten zijn toegestaan.

 

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.5.1 Bijzondere woonvormen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van bijzondere woonvormen en/of kamerverhuur, met dien verstande dat:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen nevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van de aangrenzende percelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  5. bij kamerverhuur kan uitsluitend een omgevingsvergunning worden verleend voor bewoning door maximaal 4 personen per woning;

  6. aangetoond dient te zijn dat vestiging in een bestaand of nieuw te bouwen zelfstandig gebouw niet tot de mogelijkheden behoort.

 

13.5.2 Beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitlsuitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

 

Artikel 14 Leiding - Gas

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn Leiding-Gas' en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.

 

14.2 Bouwregels

  1. Op de in artikel 14.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding;

  2. Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op reeds bestaande bebouwing, met dien verstande dat deze legaal tot stand is gekomen.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 ten behoeve van bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

  2. vooraf schriftlijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het in lid a gestelde.

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels onder artikel 14.2 en 14.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in artikel 14.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

14.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;

  3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;

  4. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding.

 

14.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

14.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

 

Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse 150 KV hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemnmeringenstrook van van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

 

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Stikstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

15.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstook of ten aanzien van de functies van den andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

 

15.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

15.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 16 Leiding - Riool

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse riool(pers)leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook van van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

 

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Riool'aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.4.1 omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

16.4.2 uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstook of ten aanzien van de functies van den andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

 

16.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

16.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

 

Artikel 17 Leiding - Stikstof

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Stiktof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van stikstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - stikstof'.

 

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Stikstof'aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Stikstof' alsmede de regels in lid 17.2 en 17.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Stikstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

17.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunnignsplicht

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstook of ten aanzien van de functies van den andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

 

17.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

17.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

 

Artikel 18 Leiding - Zuurstof

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Zuurstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van zuurstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - zuurstof'.

 

18.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Zuurstof' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

18.4.1 omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Zuurstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

18.4.2 uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

 

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstook of ten aanzien van de functies van den andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

 

18.4.3 Toelaatbaarheid

 

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

18.4.4 Advies

 

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

19.2 Bouwregels

Op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

  6.  

19.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 50 m² betreffen.

 

19.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

19.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

19.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 19.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

 

19.4.2 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging als bedoeld in lid 19.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2

 

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie - 2' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.

 

20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

20.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 20.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

20.3.2 Uitzonderingen

Het onder lid 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.

 

20.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

20.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

20.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in artikel 20.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 22 Algemene bouwregels

 

22.1 Bescherming van het plan

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

 

22.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

22.2.1 Afstanden

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

22.2.2 Hoogten, inhoud, aantallen en of oppervlakten

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

22.2.3 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 22.2.1 en 22.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

22.3 Overschrijding van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  4. antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.

 

22.4 Percentages

Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.

 

 

 

 

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

 

 

23.1 Milieuzone - geurzone

 

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - geurzone" mogen in het gebied gelegen binnen de op de kaart aangegeven zone geen milieugevoelige objecten zoals woningen worden gebouwd.

 

Het bevoegd gezag kan onder de volgende voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van het hierboven genoemde verbod mits:

a. dit uit overwegingen van gevaar, leefbaarheid en goed functioneren aanvaardbaar is;

b. voorafgaande aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het persstation.

 

23.2 Overig - IHCS

Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 56 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 1';

  2. 60 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 2';

  3. 65 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 3';

  4. 70 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 4';

  5. 75 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 5';

  6. 80 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 6';

  7. 85 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 7';

  8. 90 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 8';

  9. 95 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 9';

  10. 100 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 10';

  11. 105 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding "Overig - IHCS - 11".

 

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.

 

23.3 Vrijwaringszone - radar

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt ten einde verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met hogere bouwhoogte dan:

  1. 70 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 5';

  2. 75 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 6';

 

Het bevoegd gezag kan onder de volgende voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van het hierboven genoemde verbod:

  1. de grotere hoogte is in overeenstemming met de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming(en);

  2. de werking van de radar wordt niet in onaanvaardbare mate negatief beinvloed;

  3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning is schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.

 

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. de bouw ten dienste van openbaar nut van:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

  2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een een maximale hoogte van 10 m.;

met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat dat de grenzen ten hoogste 2 m. mogen worden verschoven;

  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat:

  1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;

  2. die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

  1. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

  1. met een hoogte van 40 m;

  2. met een hoogte van ten hoogste 10 m. meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken;

met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten.

  1. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.

 

 

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m. welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van de in Hoofdstuk 2 gestelde regels niet kunnen worden gebouwd;

  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, danwel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

  3. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogt, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;

  4. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunnning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

 

 

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

 

26.1 Parkeren

  1. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in de bijlage van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwde blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:

  1. het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging;

  2. een ruimte voor het parkeren van een personenauto afmetingen moet hebben die zijn afgesteld op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien:

  1. de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;

  2. de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt.

 

26.2 Laad- en losmogelijkheden

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.

 

26.3 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.1 indien:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;

  3. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

26.4 Afwijken laad- en losmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevinsgvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 indien:

  1. het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.

 

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 26.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 27 Overgangsrecht

 

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

 

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervaten en of te laten hervatten;

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

 

Artikel 28 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Markiezaten' van de gemeente Bergen op Zoom