layout blokjes
  1. Plan: Buitengebied Zuid
  2. Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
  3. Status: vastgesteld
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP0072-0701
Gemeente Bergen op Zoom

regels

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0072-0701 van de gemeente Bergen op Zoom;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van belang zijn;

 

1.6 afhankelijke woonruimte:

een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

 

1.7 agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1., derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij (daaronder begrepen een paardenfokkerij en daaronder niet begrepen een paardenhouderij), een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

 

1.8 agrarisch bouwvlak:

een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap of Agrarisch met waarden - Natuur en landschap;

 

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

 

1.10 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

 

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.12 archeologische waarden:

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

 

1.13 bebouwing:

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.14 bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;

 

1.15 bebouwingsconcentratie:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;

 

1.16 bebouwingspercentage:

een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

 

1.17 bed & breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, bestaande uit maximaal vier kamers, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

 

1.18 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

 

1.19 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

 

1.20 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatige verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijk bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten aan huis', geheel of overwegend door middel van handwerk waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

1.21 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

 

1.22 bedrijfswoning/ dienstwoning:

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

 

1.23 beperkt kwetsbaar objecten:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.24 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

 

1.25 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten

werkruimten waarbinnen een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een niet-publieksgerichte aan huis verboden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden verricht (zie lid 1.20, lid 1.26, lid 1.97 en lid 1.114);

 

1.26 beroepsmatige activiteiten aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

1.27 bestaand:

  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

1.28 bestaand bouwperceel

een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat;

 

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.31 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

 

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

1.33 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

 

1.34 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

 

1.35 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.36 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.37 bouwlaag:

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

 

1.38 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop functioneel zelfstandige bij elkaar horende bebouwing is toegelaten, waarbij de gebouwen alleen zijn toegelaten binnen de bouwvlakken op het perceel terwijl buiten de bouwvlakken ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;

 

1.39 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regime s bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.41 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.42 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.43 buisleiding

leiding bestemd of gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, met de daarbij behorende voorzieningen;

 

1.44 buisleidingenstraat

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken. De buisleidingenstraat in Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting;

 

1.45 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

 

1.46 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;

 

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.48 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

 

1.49 ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

 

1.50 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;

 

1.51 erftoegangsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;

 

1.52 evenement:

een jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteit met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken;

 

1.53 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

 

1.54 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:

dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied zoals kinderboerderijen, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, kampeerboerderijen. Kampeermiddelen en stacaravans zijn niet toegestaan;

 

1.55 gebiedsontsluitingsweg:

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvlakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen;

 

1.56 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.57 geluidsgevoelige objecten

woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen;

 

1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

 

1.59 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden bedrijfstak en een intensieve veehouderijtak;

 

1.60 gemengd landelijk gebied

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel;

 

1.61 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen;

 

1.62 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

 

1.63 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het telen van gewassen door geheel of in overwegende mate gebruik te maken van permanente kassen of tunnels;

 

1.64 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar per kilometer buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kansen op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan;

 

1.65 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

 

1.66 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf;

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant;

 

1.67 GVE (groot vee-eenheid)

eenheid waarmee de fosfaatproductie van landbouwhuisdieren wordt uitgedrukt en waarbij 1 GVE overeenkomt met de fosfaatproductie van één melkkoe;

 

1.68 hobbymatig:

een omvang die niet als bedrijfsmatig wordt aangemerkt en/of waarbij geen vergoeding wordt gevraagd voor gebruik;

 

1.69 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.70 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

 

1.71 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

 

1.72 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

 

1.73 kabel

een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;

 

1.74 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

 

1.75 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf;

 

1.76 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

 

1.77 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

 

1.78 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

 

1.79 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

 

1.80 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;

 

1.81 kernrandzone

overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;

 

1.82 kwetsbare objecten

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.83 landschappelijke inpassing:

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

 

1.84 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

1.85 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

 

1.86 legaal:

gebouwd in overeenstemming met de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.87 loon(werk)bedrijf:

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

 

1.88 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccomodatie en het houden van wedstrijden en evenementen;

 

1.89 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

1.90 mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

 

1.91 mestverwerking:

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan;

 

1.92 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

 

1.93 natte natuurparel:

hydrologisch kwetsbaar natuurgebied;

 

1.94 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.95 netto glas

aantal m² kas oppervlakte;

 

1.96 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

 

1.97 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

 

1.98 nieuwvestiging

vestiging op een locatie die volgens het geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestaand bouwperceel;

 

1.99 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.100 omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvormen naar de andere agrarische bedrijfsvorm;

 

1.101 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen ten minste 1.75 meter beneden peil;

 

1.102 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

 

1.103 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden (zie ander bouwwerk);

 

1.104 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf gericht dat niet binnen de definitie van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;

 

1.105 overkapping/ carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

 

1.106 paardenbak:

een terrein dat door middel van grondbewerkingen en eventuele hekwerken is ingericht voor het trainen en/of africhten van paarden;

 

1.107 paardenfokkerij

het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;

 

1.108 paardenhouderij:

voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij:

 

productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak, handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

 

gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij): een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden)

 

1.109 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

1.110 peil

 

1.111 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

 

1.112 pensionstalling:

het stallen van paarden van derden;

 

1.113 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats nabij een buisleiding, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die bepaalde plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met die buisleiding. Voor dit risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor beide waarden is dit getal 10-6/jaar;

 

1.114 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

 

1.115 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

 

1.116 recreatiewoning:

woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.117 recreatiewoningencomplex:

een terrein voor het plaatsen en geplaatst houden van recreatiewoningen;

 

1.118 (regionale) waterberging

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit (regionale) watersystemen tegen te gaan;

 

1.119 rijstrook:

een begrensd gedeelte van de rijbaan dat voldoende breed is voor een rij voor het op dat gedeelte voorkomende verkeer;

 

1.120 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.121 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

 

1.122 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.123 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

 

1.124 stacaravan:

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

 

1.125 statische opslag:

opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals boten en caravans en dergelijke;

 

1.126 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

 

1.127 teeltondersteunende kassen:

teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen;

 

1.128 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te weten:

  1. verbetering van de productie, onder meer teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  3. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodemsanering, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water)

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen, regenkappen en vraatnetten;

 

1.129 teeltondersteunende voorzieningen, permanent

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas. Deze permanente voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals bakken op stellingen (hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen) en containervelden (lage permanente teeltondersteunende voorzieningen);

 

1.130 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch maximaal 6 maanden per kalenderjaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke;

 

1.131 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

 

1.132 trekkershut:

een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn;

 

1.133 tuincentrum:

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden zoals tuinplanten en bomen, bloemen en planten, dieren, bloembollen en zaden, gereedschap, decoratiemateriaal buitenhuis en binnenhuis, materiaal ten behoeve van klein en groot tuinonderhoud, dierbenodigdheden, diervoeding, seizoensartikelen in geval van kerstmarkt, paasmarkt, kleinmeubelen, tuinzwembaden en tuinsauna's, tuin gerelateerd speelgoed, tuinartikelen(tuinmeubilair), koffiecorner;

 

1.134 uitbreiding

vergroting van een bestaand bouwperceel;

 

1.135 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

 

1.136 verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

 

1.137 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

 

1.138 vergisting

het omzetten van koolhydraten door micro-organisme door middel van een anaëroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);

 

1.139 verkoopvloeroppervlak:

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;

 

1.140 vestiging

mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling op een bestaand bouwperceel die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten;

 

1.141 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

 

1.142 volkstuinen:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

 

1.143 (vollegronds) teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

 

1.144 volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

 

1.145 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;

  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

 

1.146 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

 

1.147 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen;

 

1.148 watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

 

1.149 Wav

Wet ammoniak en veehouderij. Op basis van deze wet moeten provincies zeer kwetsbare gebieden (zkg) aanwijzen: natuurgebieden die kwetsbaar zijn voor teveel ammoniak. De wet regelt de mate waarin veehouderijbedrijven in de nabijheid van zeer kwetsbare gebieden nog kunnen uitbreiden;

 

1.150 windturbine

een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en de rotor bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie;

 

1.151 woning/ wooneenheid:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;

 

1.152 woningsplitsing:

het opdelen van een woning in meerdere wooneenheden;

 

1.153 (woon)boerderij:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

 

1.154 woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een stacaravan;

 

1.155 Zkg (Zeer kwetsbare gebieden)

Zeer kwetsbare gebieden. Natuurgebieden met natuurtypen die zeer gevoelig en kwetsbaar zijn voor een te hoge concentratie ammoniak. Dit betreft alleen gebieden die gelegen zijn binnen de EHS (ecologische hoofdstructuur). Daarnaast moeten de gebieden beleidsmatig aan bepaalde criteria voldoen om aangewezen te worden, zoals in de Wav is vastgesteld;

 

1.156 zoekgebied ecologische verbindingszone

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd;

 

1.157 zoekgebied watersystemen

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;

 

1.158 zorgvuldige veehouderij

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  2. vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot aan de bovenkant van de goot; c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  2. vanaf Bovenkant Spoorstaaf (BS) tot het hoogste punt van het bouwwerk

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

 

2.9 peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;

  2. voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk en op een afstand van ten hoogste 4 m uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin van de dijk;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.11 ondergrondse diepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een veehouderij en een paardenhouderij, met bijbehorend agrarisch grondgebruik

  2. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en kenmerken, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;

  4. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. doeleinden van openbaar nut;

  8. erfbeplanting;

  9. ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarische zelf geproduceerde producten;

  10. tuinen bij (burger)woningen;

  11. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak';

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op de in 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.

  2. het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 m;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m;

  5. niet mag worden gebouwd ten behoeve van een gebruik van gebouwen in twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren met uitzondering van volières en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

 

3.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a de volgende bepalingen:

  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak';

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 m;

  2. teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5000 m²;

  3. de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;

  4. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 m;

  5. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 m;

  7. windturbines zijn niet toegestaan;

  8. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 m.;

  9. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 m..

 

3.2.4 Paardenhouderij

Uitsluitend op het adres Heimolen 17 is een paardenhouderij toegestaan, waarbij op grond van de op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande ammoniakemissie niet mag worden overschreden, waarbij de volgende aantallen en categorieën gelden:

 

 

Aantal dierplaatsen

Rav-code

Nh3f (ammoniak emissie in kg per dierplaats per jaar)

Nh3 (ammoniak emissie)

 

5

K1

5,0

25

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 en 3.2.4 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, dienen te worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;

  3. de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt 6 m;

  4. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  5. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  6. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.

 

3.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.

 

3.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;

  2. de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

3.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;

  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 m.

 

3.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;

  2. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

  3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;

  4. de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  5. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m.;

  6. de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;

  7. de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;

  8. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.

 

3.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 3.5.9 van toepassing is.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  3. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  6. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het bewonen van bedrijfsruimte;

  8. een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  9. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;

  10. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;

  11. de vestiging en uitbreiding van mestbewerking

  12. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;

  13. het gebruik van gebouwen in twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren met uitzondering van volières en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  14. uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een veehouderij of glastuinbouwbedrijf;

  15. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een veehouderij;

  16. uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een veehouderij is niet toegestaan.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  9. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstallen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1omschreven waarden.

 

3.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  8. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;

  2. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  3. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;

  5. de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoensarbeider;

  6. per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;

  7. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;

  8. de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m;

  9. de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden en/of zelfstandige bewoning;

  14. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.

 

3.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder m ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;

  2. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  8. de minimum afstand tot woningen van derden dient 50 meter te bedragen;

  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  4. buitenopslag is niet toegestaan;

  5. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de milieubelasting mag niet toenemen;

  8. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.

 

3.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;

  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;

  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

  7. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.

 

3.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door een het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;

  2. de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  4. binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;

  5. de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;

  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  7. bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

 

3.6.2 Uitzondering vergunningenplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;

  5. het vervangen van drainage.

 

3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

 

3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

 

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden;

  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

  • de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;

 

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

  • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische en cultuurhistorische belangen en/of kenmerken;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden;

 

het dempen van poelen, sloten en greppels;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;

 

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;

 

het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;

 

diepploegen/diepwoelen

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden en landschappelijke openheid, bestaande uit reliëfrijk gebied, een complex van kleinschalige bouwlanden (beslotenheid) en onregelmatige verkaveling;

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - cultuurhistorie en landschap' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';

  2. bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  3. bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;

  4. vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. de landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  8. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;

 

3.7.2 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' en tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', de specifieke aanduiding - gemeentelijke monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;

  3. de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;

  4. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  5. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;

  6. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;

  7. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;

  8. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;

  9. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na sloop resterende bebouwing;

  10. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;

  11. in afwijking van het bepaalde onder j mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;

  12. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  13. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  14. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  15. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  17. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  5. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5000 m²;

  6. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  7. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Eer dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  11. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  12. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  13. de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

3.7.4 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming "Recreatie", teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;

  2. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.

  3. wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  4. de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5000 m²;

  5. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  6. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;

  7. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;

  8. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;

  9. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  10. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.7.5 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie en landschap' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  3. binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening

  4. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

 

3.7.6 Wijzigen t.b.v. Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf zoals opgenomen in maximaal de categorieen 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. de omzetting mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

  5. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  6. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  7. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;

  8. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;

  9. publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) zijn niet toegestaan;

  10. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom;

  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;

  16. de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het agrarisch bedrijf met uitzondering van veehouderijen, intensieve veehouderijen, paardenhouderijen glastuinbouwbedrijven, schapen- en geitenhouderijen, met bijbehorend agrarisch grond gebruik;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', tevens voor het behoud en herstel van landschapselementen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  5. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden;

  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  7. extensief recreatief medegebruik;

  8. doeleinden van openbaar nut;

  9. erfbeplanting;

  10. ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten;

  11. tuinen bij (burger)woningen;

  12. kleinschalig kamperen met een maximum van 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf, mits de gronden zijn gelegen binnen of in een zone direct grenzend aan de aanduiding 'bouwvlak';

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat maximaal één bedrijf per bouwvlak is toegestaan.

  2. indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bouwvlakken dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  4. het aantal bouwlagen ondergronds mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;

  5. de goothoogte bedraagt niet meer dan 7 m;

  6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 11 m;

  7. voor veehouderijen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de intensieve veehouderij die is voorzien van een aanduiding op de verbeelding, waarvoor uitsluitend bestaande gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), zijn toegestaan.

 

4.2.2 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 onder a de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³;

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van mestbassins bedraagt niet meer dan 8,5 m;

  2. teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 5000 m²;

  3. de bouwhoogte van silo's en waterbassins bedraagt niet meer dan 12 m, met dien verstande dat sleufsilo's vóór de voorgevel van een bedrijfswoning niet is toegestaan;

  4. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 m;

  5. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 15 m;

  7. windturbines zijn niet toegestaan;

  8. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 8 m.;

  9. de oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 ha.;

  10. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, paardenbakken en mestbassins en dergelijke niet is toegestaan;

  2. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt niet meer dan 3 m. met een maximum oppervlakte van 2 ha.

 

4.2.5 Intensieve veehouderij

Uitsluitend op het adres Fianestraat 2b is een intensieve veehouderij toegestaan, waarbij op grond van de op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande ammoniakemissie niet mag worden overschreden, waarbij de volgende aantallen en categorieën gelden:

 

 

Aantal dierplaatsen

Rav-code

Nh3f (ammoniak emissie in kg per dierplaats per jaar)

Nh3 (ammoniak emissie)

 

250

A4.100

2,500

625

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.3 en 4.2.4 ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, dienen te worden opgericht binnen aan de aanduiding 'bouwvlak';

  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, dienen te worden opgericht binnen of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1 ha.;

  3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, zijn buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan voor de duur van maximaal 6 maanden;

  4. de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, bedraagt 6 m;

  5. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  7. de ontwikkelingsruimte mag niet leiden tot het omschakelen of doorgroeien van bedrijven met permanente teeltondersteunende voorzieningen tot zelfstandige glastuinbouwbedrijven;

  8. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 4.1.

 

4.3.2 Omgevingsvergunning goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en/of e ten behoeve van het vergroten van de maximale goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van het bedrijfsgebouw;

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.

 

4.3.3 Omgevingsvergunning bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik;

  2. de verhoging bedraagt niet meer dan 15% van de maximaal toegestane bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte van een waterbassin mag niet meer dan 15 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van een silo mag niet meer bedragen dan 25 m.

 

4.3.4 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van het toestaan van de noodzakelijke voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen, zoals sanitaire voorzieningen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. deze voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing;

  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorzieningen bedraagt niet meer dan 100 m² en een bouwhoogte van 5,5 m.

 

4.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;

  2. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

  3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;

  4. de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  5. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m.;

  6. de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;

  7. de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;

  8. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.

 

4.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 4.5.9 van toepassing is.

 

4.3.7 Omgevingsvergunning veehouderij

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub g ten behoeve van de toevoeging van bebouwing binnen het bouwvlak uitsluitend ten behoeve van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' als vastgesteld op de verbeelding en in artikel 4.2.5, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. er is aangetoond dat er sprake is van een zorgvuldige veehouderij;

  2. het bouwperceel ten hoogste 1,5 ha. bedraagt;

  3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving, mede gelet op de aspecten van zorgvuldig ruimtegebruik en zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het bouwvlak en de naaste omgeving en volksgezondheid, inpasbaar is in de omgeving;

  4. er is aangetoond dat er een zorgvuldige dialoog gevoerd is door de initiatiefnemer gericht op het betrekken van belangen van direct omwonenden voorafgaand aan de besluitvorming omtrent de omgevingsvergunning en een verantwoording daarvan in de omgevingsvergunning vastligt;

  5. er is aangetoond dat binnen een jaar na realisatie van de bebouwing sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing alsmede de instandhouding daarvan, welke ten minste 10 % van de omvang van het bouwvlak bevat;

  6. het aantal dierplaatsen alsmede de ammoniakemissie op grond van de verleende en onherroepelijke milieuvergunning op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan als vastgelegd in artikel 4.2.5 mag niet worden vergroot.

  7. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 % tenzij, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;

  8. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 microgram/m³;

  9. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder voor wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;

  10. er is rekening gehouden met de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;

  11. de beoogde ruimtelijke ontwikkeling is afgestemd op de afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoeren.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;

  3. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in streekgebonden en/of agrarisch zelf geproduceerde producten en/of als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

  4. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  6. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  7. het bewonen van bedrijfsruimte;

  8. een (publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  9. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 8 maanden beschikbaar is en op tijdelijke arbeidsplaatsen;

  10. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, met uitzondering van bestaande situaties;

  11. de vestiging en uitbreiding van mestbewerking;

  12. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;

  13. het gebruik van gebouwen in twee of meer bouwlagen voor het houden van dieren met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  14. uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een veehouderij, paardenhouderij of een glastuinbouwbedrijf;

  15. vergroting van het aantal dierplaatsen, wijziging van de diercategorieën alsmede de verhoging van de ammoniakemissie, zoals vastgelegd in 4.2.5 van de regels van dit bestemmingsplan is niet toegestaan;

  16. uitbreiding en omschakeling van een agrarisch bedrijf wanneer dit leidt tot een geiten- of schapenhouderij is niet toegestaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf of een overig agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  8. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.2 Omgevingsvergunning pensionstalling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m², waarbij maximaal 250 m² ten behoeve van pensionstellen en maximaal 250 m² ten behoeve van een paardenbak;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.3 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, die enige relatie hebben met het buitengebied toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit vindt plaats in aanwezige gebouwen;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  8. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.4 Omgevingsvergunning overige verbrede landbouw

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 , teneinde bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van overige verbrede landbouw gericht op bewerking en waardevermeerdering van op het eigen bedrijf geproduceerde producten, zoals een ijs- of kaasmakerij toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m² met dien verstande dat hiervan maximaal 100 m² voor ondergeschikte en ondersteunende horeca mag worden gebruikt;

  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.5 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de tijdelijke huisvesting vindt uitsluitend plaats in een bestaand gebouw en/of één of meer woonunits, stacaravans, toercaravans;

  2. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  3. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 8 maanden per kalenderjaar. Na afloop van deze periode dienen de tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans te worden verwijderd;

  5. de totale bebouwings- en gebruiksoppervlakte voor tijdelijke huisvesting van tijdelijk werknemers, mag per agrarisch bouwvlak, niet meer bedragen dan 15 m² per seizoensarbeider;

  6. per agrarisch bedrijf mag het gezamenlijk aantal te plaatsen tijdelijke woonunits, stacaravans en toercaravans niet meer bedragen dan 10;

  7. het maximum aantal te huisvesten personen per agrarisch bedrijf bedraagt 40;

  8. de bouwhoogte van een woonunit, stacaravan en toercaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m;

  9. de woonunit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, indien woonunits worden gerealiseerd;

  12. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  13. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden of zelfstandige bewoning;

  14. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wordt vooraf advies ingewonnen van de Adviescommissie Agrarisch Bouwaanvragen gevraagd.

 

4.5.6 Omgevingsvergunning uitbreiding kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder i ten behoeve van het uitbreiden van het aantal kampeermiddelen tot maximaal 25, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend niet-permanente kampeermiddelen;

  2. de kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op of aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', dan wel aansluitend aan het bestaande kampeergedeelte;

  3. de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  4. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen;

  8. de minimum afstand tot woningen van derden dient 50 meter te bedragen;

  9. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.5.7 Omgevingsvergunning statische opslag

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde statische opslag mogelijk te maken in de vorm van inpandige statische opslag als een nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de opslag vindt uitsluitend plaats in de vorm van caravans, boten, vouwwagens en kampeerauto's;

  2. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

  4. buitenopslag is niet toegestaan;

  5. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m²;

  6. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;

  7. de milieubelasting mag niet toenemen;

  8. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking veroorzaken;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.

 

4.5.8 Omgevingsvergunning voor de vestiging van een Bed & Breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwarden:

  1. de omgevingsvergunning mag worden vereend voor kleinschalige vorm van onderbrenging van recreanten in bestaande bebouwing (maximaal 4 kamers, logies met ontbijt), ondergeschikt aan de woonfunctie;

  2. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, zodanig dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 500 m², en dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woon- en leefmilieu en geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  3. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  4. degene die de Bed & Breakfast verzorgt tevens de gebruiker van de woning dient te zijn;

  5. de activiteiten geen publieksgericht karakter mogen hebben waarbij de verkeersafwikkeling nadelig wordt beïnvloed;

  6. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

  7. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, tenzij dit een normaal en ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering betreft.

 

4.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aanbouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;

  2. de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  4. binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;

  5. de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;

  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  7. bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.6.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

 

4.6.2 Uitzondering vergunningenplicht

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;

  5. het vervangen van drainage.

 

4.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

 

4.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

 

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

 

aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;

  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;

  • de waterhuishoudkundige situatie mag niet onevenredig worden aangetast;

 

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

  • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en hydrologische waarden;

 

het dempen van poelen, sloten en greppels;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;

 

aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, zijnde bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;

 

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;

 

het vellen of rooien van houtgewas

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;

 

het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Wijziging t.b.v. vergroting/ vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden- Natuur en landschap' te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak';

  2. vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is niet toegestaan;

  3. bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot;

  4. bij uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' telt de omvang van de bijbehorende aanduiding 'waterberging' mee bij het bepalen van de omvang van het bouwvlak;

  5. vergroting tot een omvang van 1,5 ha toegestaan;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  8. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen. Dit geldt echter niet voor vormverandering , indien deze vormverandering niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap;

  9. alvorens vergroting en/of vormverandering toe te kunnen staan, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd met betrekking tot het bepaalde onder sub a;

  10. bij vergroting of vormverandering ten behoeve van een veehouderij dient te worden aan het bepaalde in artikel 4.4.1sub o en dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.1sub g tenzij hiervan op grond van artikel 4.3.7 is afgeweken.

 

4.7.2 Wijziging naar wonen/ t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' en tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', met op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;

  3. de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;

  4. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;

  5. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;

  6. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;

  7. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;

  8. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;

  9. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing;

  10. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m² per woning; hiertoe vindt sloop van overtollige gebouwen plaats;

  11. in afwijking van het bepaalde onder h mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken telkens minimaal 300 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en monumentale gebouwen niet is toegestaan;

  12. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  13. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  14. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen

  15. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  17. de regels van de bestemming 'Wonen' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf en agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 3.1 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5.000 m²;

  5. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  6. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  7. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  8. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Eer dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen;

  11. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  12. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  13. de regels van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' worden van overeenkomstig toepassing verklaard.

 

4.7.4 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Recreatie', teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de functie bezoekers extensief, kleinschalig en vermengbaar met de overige functies, zoals de navolgende functies: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven;

  2. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten.

  3. wijziging naar een vrijstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  4. de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5000 m²;

  5. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  6. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan tot een maximum van 150 m²;

  7. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 200 m²;

  8. ten behoeve van groepsaccommodatie mag per bedrijf een inhoud van maximaal 1000 m³ worden gebruikt;

  9. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, dient te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m²; tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  10. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen

  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  16. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.7.5 Wijziging t.b.v. zorgverlenende nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' te wijzigen teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van verbrede landbouw gericht op zorgverlening, waaronder een zorgboerderij, op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;

  2. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  3. binnen de onder a genoemde gebruiksmogelijkheden is maximaal één wooneenheid toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van maximaal twee personen in het kader van de zorgverlening

  4. de nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan in de nabijheid van een woonkern;

  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  6. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

 

4.7.6 Wijzigen t.b.v. Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' teneinde een niet -agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;

  2. het hergebruik dient te passen in de omgeving;

  3. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  4. de omzetting mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

  5. het hergebruik vindt plaats binnen de aanwezige gebouwen tot een maximum van 400 m² ; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan en het gebruik van kassen is eveneens niet toegestaan;

  6. overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie, alsmede kassen, dienen te worden gesloopt, waarbij de resterende oppervlakte aan voormalige bedrijfsbebouwing niet meer mag bedragen dan 500 m², tenzij de gebouwen een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

  7. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;

  8. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximum van 200 m²;

  9. publieksgerichte voorzieningen (waaronder een kantoor met baliefunctie) is niet toegestaan;

  10. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden, tenzij dit voor het functioneren van het bedrijf noodzakelijk is;

  11. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  12. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen

  13. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  14. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  15. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;

  16. de regels in de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

4.7.7 Wijziging t.b.v. het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de betreffende bedrijfsvoering is beëindigd en is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde grondgebonden veehouderij en paardenhouderij;

  2. kassen dienen te worden gesloopt;

  3. het bouwvlak dient te worden afgestemd op de voorgenomen agrarische bedrijfsvoering, waarbij de resterende omvang maximaal 1,5 hectare mag bedragen.

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf', een transportbedrijf;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf', een nutsbedrijf;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op de bestemming 'Bedrijf' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

  2. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  4. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m.

 

5.2.2 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel opgenomen bebouwde oppervlakte.

 

Aanduiding

Straat

Bebouwde oppervlakte in m²

transportbedrijf

Antwerpsestraatweg 566

bouwvlak 100%

 

5.2.3 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoningen gelden, in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 de volgende bepalingen:

  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan per aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2BW' waar maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke aanduidingen 'nutsvoorziening' en 'nutsbedrijf' zijn bedrijfswoningen uitgesloten;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van antennes bedraagt niet meer dan 10 m;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 12 m.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  2. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik

  3. voor (ondersteunende) horeca;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  5. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

  6. het bewonen van bedrijfsruimte;

  7. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  8. een seksinrichting.

  9. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  10. risicovolle inrichtingen;

  11. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.4.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen teneinde een andere vorm van bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering;

  2. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

  3. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;

  4. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 5.2;

  5. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks in ondergeschikte vorm noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  6. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een landschaps- en onderhouds- en beheerplan aan het bevoegd gezag. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen

  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  10. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 t/m 2 van de bij deze regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;

  11. de omzetting mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

  12. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan 5000 m²;

  13. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;

 

Artikel 6 Natuur

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;

  3. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', tevens voor dagrecreatie;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', tevens voor extensief recreatief medegebruik;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', behoud en herstel van landschapselementen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbergend vermogen': tevens voor de bescherming en het veiligstellen van het waterbergend vermogen van de (regionale) watersystemen.

  9. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens voor een waterberging;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg' bescherming en behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van een onverharde weg;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwingbehoud, beheer en onderhoud van de watergang;

  12. water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel;

  13. extensief recreatief medegebruik;

  14. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming 'Natuur' bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

 

6.2.2 Maatvoering

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;

in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1 m.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. voor lawaaisporten;

  3. voor verblijfsrecreatie;

  4. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' andere bouwwerken te gebruiken anders dan ten dienste van het beheer van de gronden of dagrecreatief medegebruik.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.4.4 opgenomen omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

 

6.4.2 Uitzondering

Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

 

6.4.3 Toelaatbaarheid

De in 6.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.4.4. de toetsingscriteria weergegeven.

 

6.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden

Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning

aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het dempen van poelen, sloten en greppels;

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

  • de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse;

het bebossen of anderszins beplanten van houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

  • de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse

het vellen of rooien van houtgewas

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

  • de werken en werkzaamheden dienen noodzakelijk te zijn voor het natuurbeheer ter plaatse

diepploegen/diepwoelen

  • er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden;

het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden het maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet

  • het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

het ophogen ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van water- waterbergend vermogen'

  • het waterbergend vermogen van gronden niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;

  • het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

het aanbrengen of wijzigen van kaden ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specieke vorm van water - waterbergend vermogen'

  • het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;

  • het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.5.1 Wijziging verwijderen aanduiding 'recreatie'

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' te wijzingen teneinde deze aanduiding 'recreatie' te verwijderen bij omzetting naar een natuurfunctie danwel natuurinrichting.

 

Artikel 7 Recreatie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en de aanduiding 'dagrecreatie' uitsluitend voor dagrecreatie, een woning en een bed & breakfast met daaraan ondersteunende horeca tot en met categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - educatief centrum' uitsluitend voor een informatiecentrum ten behoeve van het aangrenzende natuurgebied met een daaraan ondergeschikte horecavoorziening tot en met categorie 1a van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten en dagrecreatie;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg' bescherming en behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van een onverharde weg;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  6. erven met de daarbij behorende bouwwerken;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. speelvoorzieningen;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. er is maximaal één (bedrijfs)woning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak',

  3. de goothoogten en/of bebouwingshoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte' respectievelijk 'maximum bouwhoogte'';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  5. de bebouwingshoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m.;

  6. de terreinen zodanig dienen te zijn ingericht dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden voorzien;

 

7.2.2 Educatief centrum

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - educatief centrum' mogen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een informatiecentrum, zoals onder andere een informatiegebouw en uitzichttoren, met dien verstande dat:

  1. het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 600 m²;

  2. binnen het bestemmingvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 450 m³;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.;

  3. de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 50 m²;

  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 4 m.

  1. de goothoogte van overige gebouwen bedraagt niet meer dan 4 m.;

  2. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt niet meer dan 7 m;

  3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m. , met uitzondering van:

  1. een uitzichttoren met een maximale hoogte van 9 m.;

  2. erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2 m.

 

7.2.3 Hoeve Hildernisse

Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en de aanduiding 'dagrecreatie' mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor dagrecreatie, in de vorm van een ontvangstruimte, mag niet meer bedragen dan 150 m²;

  4. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor ondersteunende (controleren in de bestemmingsomschrijving sprake van ondergeschikte horeca) horeca mag niet meer bedragen dan 150 m²;

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Omgevingsvergunning groepsaccommodatie logeergebouw

Bij een omgevingsverguning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie/logeergebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de groepsaccommodatie/logeergebouw mag niet meer bedragen dan 320 m²;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m.;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;

  4. de verkeersaantrekkende werking van deze nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  5. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  6. er is sprake van een goede ruimtelijke ontwikkeling waarbij wordt bijgedrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Er dient voor de kwaliteitsverbetering van het landschap te worden voldaan aan de voorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen behorend tot categorie 3 zoals opgenomen in de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij deze regels is opgenomen. Dit dient te worden aangetoond door het overleggen van stukken aan het bevoegd gezag, waarbij sprake is van bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap en dit aantoonbaar is verzekerd;

  7. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 7.1 omschreven waarden;

 

7.4 specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. seksinrichtingen;

  2. opslag van goederen en materialen binnen het bouwvlak;

  3. wonen, behoudens in een bedrijfswoning of een woning als bedoeld onder 7.1:

  4. wonen in bijbehorende bouwwerken;

  5. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;

  6. permanente bewoning van recreatieverblijven

  7. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm.

 

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeersdoeleinden, waarbij het aantal rijstroken niet mag worden vermeerderd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': voor een spoorbaan met bijbehorende voorzieningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en herstel van landschapselementen;

  4. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten.

 

8.2 bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming 'Verkeer' bedoelde gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 m mag bedragen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 9 meter.

 

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle verharde weg' en/of 'specifieke vorm van verkeer - waardevolle onverharde weg' de volgende andere werken uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het vellen of rooien van houtgewas;

  2. het ingrijpend wijzigen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen of het wijzigen van het wegprofiel.

 

8.3.2 Uitzondering

Het onder lid 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden :

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

 

8.3.3 Toelaatbaarheid

De in 8.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts indien daardoor de landschappelijke waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

  3. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;

  4. verkeer te water;

  5. beheer en onderhoud van de watergang;

  6. beeldende kunstwerken;

  7. vijvers;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor waterberging bij een verwachte overschrijding van het waterpeil van NAP + 2,6 m op het Hollands Diep (Rak Noord);

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming 'Water' bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

Artikel 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. beroepmatige activiteiten;

  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de karakteristieke waarden van de op deze grond voorkomende bebouwing;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming 'Wonen' bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in de 10.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. er is maximaal één woning per aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;

  5. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 600 m³, de inhoud van kelders wordt niet meegeteld. Voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum;

  6. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m.;

 

10.2.2 Op de grond staande bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw

Voor op de grond staande bijbehorende bouwwerken gelden, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'erf', de volgende aanvullende bepalingen:

  1. op de grond staande bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 1 m van de voorgevel van het hoofdgebouw;

  2. de afstand van een vrijstaand op de grond staand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 20 m;

  3. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m²;

  4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;

  5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen per bouwperceel één bijbehorende bouwwerk worden gebouwd waarbij:

  1. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk per bouwperceel van de als 'erf' aangeduide gronden niet meer mag bedragen dan 20 m²;

  2. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 m;

  4. de afstand van een vrijstaand op de grond staand bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3 m.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn en voor erfafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  2. de bouwhoogte van een geluidscherm bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.

  4. bij een woning mag maximaal 1 niet overdekt zwembad worden opgericht met dien verstande, dat:

  1. het zwembad binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt opgericht;

  2. de minimum afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;

  3. de minimum afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;

  4. de maximum afstand tot de woning bedraagt 20 meter;

  1. de maximum bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt 2,5 meter.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.2 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden toegestaan van 150 m² mits het bij de woning behorende erf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd;

  2. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

 

10.3.2 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 onder e teneinde een vergroting van de maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan, tot een maximum van 1.000 m³ onder de volgende voorwaarden:

  1. per 50 m³ vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;

  2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 75 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;

  3. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,

  2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,

  3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,

  4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;

  1. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;

  2. de inhoud van kelders wordt niet meegeteld;

  3. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend;

  4. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

  5. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;

  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnswetgeving;

 

10.3.3 Omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken i.v.m. paardenstalling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2 ten behoeve van het toestaan van een grotere bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van het stallen van paarden mag niet meer bedragen dan 100 m²;

  2. het bijgebouw dient in samenhang te zijn met de reeds aanwezige bebouwing;

  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  4. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing , waarvoor minimaal 10% van het bouwvlak wordt aangewend, die dient te worden aangetoond door het overleggen van een aan het bevoegd gezag landschaps- en onderhouds - en beheerplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Er dient voor de landschappelijke inpassing te worden voldaan aan de vastgestelde Notitie Kwaliteitsverbetering Landschap Bergen op Zoom, die als bijlage behorende bij de regels is opgenomen.

 

10.3.4 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.3 ten behoeve van een paardenbak voor een hobbymatig gebruik toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de paardenbak wordt in of aansluitend aan het bouwvlak gesitueerd;

  2. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  3. afrasteringen zijn toegestaan met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in een open constructie en een bouwhoogte van maximaal 2 meter heeft; schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;

  4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m²;

  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

 

10.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke mantelzorgunit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van de huisvesting in het kader van mantelzorg;

  2. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

  3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;

  4. de oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  5. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m.;

  6. de woonunit dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst;

  7. de woonunit mag ook vrij van de woning worden geplaatst;

  8. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.

 

10.3.6 Omgevingsvergunning verbouw van een bijbehorend bouwwerk in het kader van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor de verbouw van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg, waarbij het bepaalde in lid 10.5.2 van toepassing is.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  2. het bedrijfsmatig gebruiken van paardenbakken;

  3. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een bed & breakfast.

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.5.1 Omgevingsvergunning voorzieningen t.b.v. kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken als bedoeld in lid 10.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 50 m, gerekend vanaf de achter- of zijgevel van de eigen woning of een woning van een derde;

  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);

  3. er zijn maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan;

  4. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bijgebouwen;

  5. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m² uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m²;

  6. er wordt zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  8. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  9. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  11. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 10.1 omschreven waarden.

 

10.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond moet worden door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;

  2. de mantelzorg mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, maar dient via een inpandige verbinding bereikbaar te zijn;

  3. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de mantelzorg mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  4. binnen de genoemde bebouwingsmogelijkheden is maximaal 1 afhankelijke woonruimte toegestaan ten behoeve van mantelzorg;

  5. de badkamer of keuken dient een gemeenschappelijke voorziening te zijn met de hoofdbewoners;

  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  7. bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

10.5.3 Omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4.1 ten einde de vestiging van een Bed & Breakfast, mogelijk te maken met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning;

  2. per woning is sprake van een maximum van 4 bed & breakfast kamers;

  3. de exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning;

  4. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;

  5. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;

  6. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;

  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  9. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 10.1 omschreven waarden.

 

10.5.4 Omgevingsvergunning beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten in bijbehorende bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek', te wijzigen in de bestemming 'Wonen met de aanduiding maximum aantal wooneenheden' voor de realisatie van twee woningen middels woningsplitsing van een karakteristieke boerderij, met dien verstande dat:

  1. het een karakteristieke, monumentale boerderij betreft, die van cultuurhistorische waarde is;

  2. de te splitsen karakteristieke hoofdbouwmassa een inhoud van meer dan 1.000 m³ heeft;

  3. de kenmerkende vorm gehandhaafd blijft;

  4. bestaande bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw vast zitten, bij de woning betrokken worden;

  5. advies wordt gevraagd bij een algemeen erkende organisatie of instelling op het gebied van cultuurhistorie;

  6. na splitsing geen verdere vergroting van de woning(en) meer mogelijk is;

  7. er geen sprake is een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygienische waarden;

  8. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

 

Artikel 11 Leiding - Gas

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor ondergrondse aardgastransportleidingen voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstroken van:

  1. 4 meter bij een druk lager dan of gelijk aan 40,00 bar;

  2. 5 meter bij een druk hoger dan 40,00 bar;

aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

 

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

11.3 Afwijken van de Bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding - Gas' alsmede de regels in lid 11.2 en 11.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

11.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

11.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

11.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 12 Leiding - Hoogspanning

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een bovengrondse hoogspanning(sverbinding) met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 36 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 meter bedragen;

  4. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

12.3 Afwijken van de Bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;

  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;

  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.

 

12.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

12.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt door bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse 150 KV hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

 

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde , en werkzaamheden) op de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;

  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;

  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.

 

13.4.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het verbod in lid 13.4.1 is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

13.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

Artikel 14 Leiding - Leidingstrook

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Leidingstrook ' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor:

  1. een ondergrondse leiding voor het transport van waterstof met daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartleiding - waterstof'

  2. een ondergrondse leiding voor het transport van koolmonoxide met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartleiding - koolmonoxide';

 

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1genoemde bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 5 meter en een oppervlakte van maximaal 50 m²;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 4 meter;

  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen:

  1. van hetgeen bepaald is onder 14.2 lid a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte mits deze hogere bouwhoogte respectievelijk grotere oppervlakte noodzakelijk is voor het beheer en onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;

  2. indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat;

  3. overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen is bepaald onder 14.1voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar wordt gebracht;

  2. De bestemming 'Leiding-Leidingstrook' alsmede de regels in lid 14.2 en 14.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden) op de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen,rijwielpaden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het uitvoeren van heiwerken of anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het leggen van (drainage)leidingen;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

14.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 14.5.1vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die verband houden met de aanleg van de betreffende ondergrondse leiding(en);

  2. andere werken die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;

  3. het aanbrengen, het in bedrijf nemen en onderhouden van buisleidingen en kabels en bijbehorende voorzieningen voor een goed functioneren van de buisleidingenstraat;

  4. andere werken die het normale onderhoud ten aanzien van de buisleidingenstraat, de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

  5. andere werken welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

14.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door te stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

14.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat.

 

Artikel 15 Leiding - Stikstof

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Stikstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van stikstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - stikstof'.

 

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Stikstof' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Stikstof' alsmede de regels in lid 15.2en 15.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Stikstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

15.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

15.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

15.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 16 Leiding - Zuurstof

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Zuurstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van zuurstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - zuurstof'.

 

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor de 'Leiding - Zuurstof' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding- Zuurstof' alsmede de regels in lid 16.2 en 16.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Zuurstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

16.5.2 Uitzondering op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

16.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

16.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 17 Leiding - Riool

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse riool(pers)leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aangehouden vanuit de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

 

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

De bestemming 'Leiding-Riool' alsmede de regels in lid 17.2en 17.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.

 

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijn,de of de volgende bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

 

17.5.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningsplicht

Het onder lid 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

17.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

17.5.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

Artikel 18 Waarde - Archeologie

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.

 

18.2 Bouwregels

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemming geldende regels.

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden dan wel het wijzigen van het profiel van de wallen;

  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  5. het aanleggen of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 2000 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse drainage-, transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  7. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

18.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 18.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke uit een oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder wordt in ieder geval werken en werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m.

 

18.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 is slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/of werkzaamheden aan de archeologische waarde van deze gronden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd, eventueel nadat wetenschappelijk onderzoek is gedaan en/of de mogelijkheid heeft bestaan tot het doen van oudheidkundige waarnemingen.

 

18.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 18.3.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.4.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in lid 18.4.2 en bevoegd het plan te wijzigen waarbij de in lid 18.1 bedoelde bestemming kan worden geschrapt, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde.

 

18.4.2 Advies

Alvorens toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische kenmerken en waarden, zoals opgenomen in de bij deze regels als bijlage gevoegde overzicht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Algemeen

Op de in lid 19.1bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

19.2.2 Specifiek

Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en dient mede te strekken tot het behoud hiervan. Alvorens op een dergelijke aanvraag te beslissen wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

 

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

19.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers;

  6. het vellen of rooien van houtopstanden.

 

19.3.2 Uitzondering

Het onder lid 19.3.1vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

19.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde en mede strekken tot het behoud hiervan.

 

19.3.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.

 

Artikel 20 Waarde - Geomorfologie

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Geomorfologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van aardkundige waarden.

 

20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende regels toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemming geldende regels.

 

20.3 Omgevingsverguninng voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

20.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden dan wel het wijzigen van het profiel van de wallen;

  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  3. het wijzigen van de grondwaterstand;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  5. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

20.3.2 Uitzondering

Het onder lid 20.3.1vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

20.3.3 Toelaatbaarheid

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 is slechts toelaatbaar indien de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden en mede strekken tot het behoud hiervan;

 

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. waterstaatkundige doeleinden, in het bijzonder de bescherming, het keren van water door dijken en kaden en het in stand houden en het onderhoud van die kaden en dijken;

  2. voorzieningen ten behoeve van de waterkering;

  3. dijksloten;

  4. kunstwerken en andere waterstaatswerken.

 

21.2 Bouwregels

Op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat;

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.;

  2. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - worden gebouwd.

 

21.3 Afwijken van de Bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven hoofdbestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering en het kwantitatieve waterbeheer. Daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de beheerder van de waterkering.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 23 Algemene bouwregels

 

23.1 Bescherming van het plan

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

 

23.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

23.2.1 Maximale en minimale maten

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

23.2.2 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 23.2.1. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

23.3 Overschrijding van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt;

  4. antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.

 

23.4 Percentages

Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.

 

23.5 Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 meter aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met 'Water' bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

 

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de hoofdstuk 2 ten behoeve van beroepsmatige werkruimten en bedrijfsmatige werkruimten in woningen en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsmatige en/of beroepsmatige werkruimten niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woningen tot een maximum van 50 m²;

  2. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;

  3. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent in ieder geval dat:

  1. uitsluitend medewerking wordt verleend aan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen als bijlage) of, indien zij niet voorkomen in die lijst (qua milieuplanologische hinder), gelijkwaardig zijn aan de in categorie 1 of 2 genoemde bedrijfsactiviteiten;

  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

  3. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;

  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  5. er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel.

 

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

 

25.1 geluidzone - industrie 50db

 

25.1.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' zijn de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de aanwezigheid van industrieterrein Fokker Services/vliegbasis als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder en is het tevens niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen en in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 50 dB', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein Theodorushaven - Noordland.

 

25.1.2 Bouwregels

Binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' is de bouw en gebruik van nieuwe geluidgevoelige functies alleen toegestaan indien middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met de geluidgevoelige functies niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de maximaal te verlenen hogere grenswaarde.

 

25.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in lid 25.1.1 te wijzigen in die zin, dat de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie 50 db' opgeheven of veranderd wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan danwel het gebied voor geluidshinderlijke bedrijven is aangepast.

 

25.2 geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke

In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 35 - 40 Ke'.

 

 

25.3 luchtvaartverkeerzone-1

 

25.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-1' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 30 meter boven NAP met een hellingshoek van circa 0,7 graden (857,5 meter horizontaal en 10 meter verticaal) in verband met de ILS. Deze maximum hoogten mogen niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

 

25.3.2 Afwijken

  1. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 25.3.1. onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;

  2. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

 

25.4 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' betreft het de 25-jaarszone kwetsbaar. Hierbinnen geldt dat er geen negatieve verandering mag plaatsvinden in de risico's van de kwaliteit van het grondwater.

 

25.5 overig zone - IHCS

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 56 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 1';

  2. 60 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 2';

  3. 65 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 3';

  4. 70 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 4';

  5. 75 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 5';

  6. 80 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 6';

  7. 85 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 7';

  8. 90 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 8';

  9. 95 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 9';

  10. 100 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 10';

  11. 105 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 11';

  12. 110 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 12';

  13. 115 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 13';

  14. 120 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 14';

  15. 125 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 15';

  16. 130 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 16';

  17. 135 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 17';

  18. 140 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 18';

  19. 145 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 19';

  20. 150 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 20';

  21. 155 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 21';

  22. 160 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'overige zone - IHCS - 22';

 

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.

 

25.6 vrijwaringszone - dijk

 

25.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' strekt de bestemming mede tot instandhouding van het dijklichaam als landschappelijk element, alsmede als waterkering voor zover deze niet samenvalt met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' alsmede het behoud van landschappelijke waarden in de vorm van handhaving van de aanwezige vegetatie en houtopstanden.

 

25.6.2 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

25.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) de volgende andere werken uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het vergraven of ontgraven van het dijklichaam of het dijktalud;

  2. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het vellen of rooien van houtgewas.

 

25.6.4 Uitzondering

Het onder lid 25.6.3 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

25.6.5 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.6.3 mag alleen worden verleend indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de onder 25.6.1 genoemde doeleinden om het dijklichaam en/of de aanwezige waarden te behouden.

 

25.7 vrijwaringszone - radar

 

25.7.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 65 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 4';

  2. 70 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 5';

  3. 75 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 6';

  4. 80 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 7';

  5. 85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 8';

  6. 90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 9';

  7. 95 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar - 10'.

 

25.7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.7.1 mits:

  1. de grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming;

  2. de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;

  3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.

 

25.8 vrijwaringszone - buisleidingenstraat

 

25.8.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' zijn de gronden, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd als veiligheidszone als gevolg van de buisleidingenstraat.

 

25.8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' is het verboden om binnen een zone van 55 meter, gemeten vanaf de rand van de onder artikel 'Leiding - Leidingstrook' bedoelde bestemming, een beperkt kwetsbaar en/of een kwetsbaar object te bouwen.

 

25.8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van hetgeen bepaald is in 25.8.2 mits het afwijken niet in strijd is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van de personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

 

25.8.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de Buisleidingenstraat omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

 

25.9 vrijwaringszone - weg verbodzone

 

25.9.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg verbodzone' geen bebouwing worden opgericht.

 

25.9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg verbodzone' gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 meter uit de kant verharding van de meest nabijgelegen rijbaan voor de rijksweg A4/A58, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer' en/of welke direct verband houden met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58.

 

25.9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.9.2 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg verbodzone', zijnde de zone binnen 50 meter vanuit de kantverharding van de dichtsbij gelegen rijbaan van de rijksweg A4/A58, wordt gebouwd, mits:

  1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en/of een toekomstige uitbreiding van de rijksweg A4/A58 kan belemmeren;

  2. het bouwwerk direct verband houdt met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

  1. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.

 

25.10 vrijwaringszone - weg overlegzone

 

25.10.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels mag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' geen bebouwing worden opgericht.

 

25.10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg overlegzone' gelden de volgende bepalingen:

  1. er mag niet worden gebouwd binnen de zone gemeten van 50 tot 75 meter uit de kant verharding van de meest nabijgelegen rijbaan voor de rijksweg A4/A58, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer' en/of welke direct verband houden met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58.

 

25.10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.10.2 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg overlegzone', zijnde de zone gemeten van 50 tot 75 meter vanuit de kantverharding van de dichtsbij gelegen rijbaan van de rijksweg A4/A58, wordt gebouwd, mits:

  1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en/of een toekomstige uitbreiding van de rijksweg A4/A58 kan belemmeren;

  2. het bouwwerk direct verband houdt met de aanleg c.q. verbreding van de rijksweg A4/A58, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

  1. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 26 Overgangsrecht

 

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.

 

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid.