direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Buitengebied Baarle-Nassau, herziening 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPbg2008hern1a-d003

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Baarle-Nassau, herziening 1a' van de gemeente Baarle-Nassau;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0744.BSPbg2008hern1a-d003;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aanbouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bestemmingsvlak gelegen hoofdgebouw, dat zowel door zijn afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daarvan niet losstaat;

1.6 aan huis gebonden beroep/bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied; waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.7 aardkundige waarden

waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen;

1.8 aardkundig waardevolle gebieden

gebieden waar de natuurlijke ontstaanswijze herkenbaar is doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen;

 

1.9 abiotische waarden

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;

1.10 afhankelijke woonruimte

een deel van een woning of al dan niet vrijstaand bijgebouw, geen bedrijfsgebouw zijnde, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij en manege. Wel worden in dit plan als agrarisch bedrijf gezien, hertenhouderijen en geitenhouderijen;

1.12 agrarische houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout op agrarische gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt, en waarvoor ontheffing van de meldings- en herplantplicht is verleend overeenkomstig artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals geldend op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.13 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, uitgezonderd mestbewerking.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

1.14 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniers- bedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

1.15 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.16 archeologisch waardevol gebied

gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;

1.17 archeologisch onderzoeksgebied

gebied waar naar verwachting behoudenswaardige archeologische waarden voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;

1.18 archeologisch advies

advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.19 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.20 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veiliggesteld;

1.21 archeologische begeleiding:

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.22 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.23 bebouwingsgrens

een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die door bebouwing niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.24 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.25 bed and breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen dat door de beperkte omvang in een woning met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfswoningen (inclusief daarbij behorende aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen);

1.27 bedrijfsmatige exploitatie recreatiecomplex

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.28 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.29 beplantingsplan

een ontwerp voor afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op een bestemmingsvlak;

1.30 bestaande bebouwing

bebouwing, zoals die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, of bebouwing die rechtens mag worden gebouwd op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.31 bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;

1.32 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.33 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.34 bewoning

het verblijf c.q. gebruik als woonruimte voor de huisvesting van een huishouden;

1.35 boerderijsplitsing

het opdelen van een (woon)boerderij in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen;

1.36 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van) de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu, water en recreatie;

1.37 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.38 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.39 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.40 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.41 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.42 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.43 caravan

een kampeermiddel op wielen, dat bedoeld is voor een kort verblijf op een bepaalde locatie en dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen onder meer over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.44 carport

een overkapping in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van één bouwlaag en behorend bij een woning;

1.45 continuïteit van een agrarisch bedrijf

het behoud van een agrarisch bedrijf, ook op langere termijn;

1.46 cultuurhistorische waarden

waarden die samenhangen met de nalatenschap die de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, heeft achtergelaten in het huidige landschap; daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch- geografisch en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (m.n. van oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing;

1.47 dagrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.48 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en/of afleveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker en/of gebruiker;

1.49 ecologische verbindingszone (EVZ)

zone die dienst doet als migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen. De zone moet zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht zijn ingericht en beheerd volgens de eisen van de doelsoorten;

1.50 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.51 extensief dagrecreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.52 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.53 glastuinbouwbedrijf

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een bouwhoogte van 1,5 meter of meer;

1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven. Glasboomteeltbedrijven zijn in ieder geval geen grondgebonden agrarisch bedrijf. Veehouderijbedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden. Paarden-, geiten- en hertenhouderijen zijn veehouderijbedrijven. Paardenfokkerijen zijn ook grondgebonden agrarische bedrijven;

1.55 hervestiging van een agrarisch bedrijf

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;

1.56 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.57 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderij wordt tevens een nertsenhouderij gerekend;

1.58 intensief dagrecreatief medegebruik

alle vormen van dagrecreatie, die geen extensief dagrecreatief medegebruik zijn en die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.59 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan danwel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.60 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van verblijfsrecreatie;

1.61 kernrandzone

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie;

1.62 kleinschalig kamperen

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik bij een functionerend agrarisch bedrijf, met maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde in de periode van 10 maart tot en met 31 oktober;

1.63 landschappelijke beplanting

begroeiingselement in het agrarische gebied, overwegend bestaand uit opgaande beplanting zonder een hoofdfunctie bosbouw of agrarische houtteelt, zoals bosschages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen en solitaire bomen;

1.64 landbouwinrichting

een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden, worden verricht;

1.65 landschapsdeel regionale natuur- en landschapseenheid

een gebied dat bestaat uit één of meer begeleid natuurlijke eenheden en kleinere bos- en natuurgebieden, met tussengelegen of omringende landbouwgronden;

1.66 landschapselementen

de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen alsmede onverharde wegen die van cultuurhistorisch belang zijn;

1.67 landschaps- of landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.68 logies

gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen;

1.69 logiesruimte

een ruimte bestemd voor het verschaffen van logies per nacht;

1.70 manege

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport waaronder begrepen het lesgeven in paardrijden en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en de verkoop van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen alsmede verenigingaccommodatie;

1.71 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.72 nachtverblijf

een (deel) van een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij er sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke;

1.73 natuurelement

een begroeiings- en/of abiotisch element in het agrarische gebied, anders dan overwegend bestaand uit opgaande beplanting, zoals moerasjes, poelen, overhoeken, steilranden, dat geen agrarische productiefunctie heeft;

1.74 natuurkamperen

kamperen van beperkte omvang in een groter aaneengesloten bos- of natuurgebied, dat voldoet aan navolgende kenmerken:

  • a. het natuurkampeerterrein is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 hectaren, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied;
  • b. het al dan niet aaneengesloten natuurkampeerterrein is niet groter dan 1 hectare;
  • c. het natuurkampeerterrein heeft ten hoogste 40 plaatsen voor tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  • d. de verblijfsduur per kampeermiddel is ten hoogste zes weken;

1.75 natuur- of natuurwaarden

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid / ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;

1.76 nevenactiviteiten

het ontplooien van activiteiten van een beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan de activiteiten worden toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.77 Nge

Nederlandse grootte eenheid, maat om de economische waarde van de verschillende typen agrarische bedrijven met elkaar te kunnen vergelijken;

1.78 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond behorende bij het bedrijf. Niet grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval:

  • intensieve veehouderijen;
  • glastuinbouwbedrijven;
  • glasboomteeltbedrijven;
  • bedrijven die zich bezig houden met teelten in gesloten gebouwen, niet zijnde glastuinbouw, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen;

1.79 nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

de projectie van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf of het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf;

1.80 noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf

noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling;

1.81 omschakeling van een agrarisch bedrijf

het overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm. Hierbij worden de volgende bedrijfsvormen onderscheiden:

  • grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • intensieve veehouderij;
  • glastuinbouwbedrijf;
  • een bedrijf dat zich bezig houdt met teelten in gesloten gebouwen, niet zijnde glastuinbouw;

1.82 ondergeschikte functie

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.83 paalkamperen

kamperen van zeer beperkte omvang in een groter aaneengesloten bos- of natuurgebied, dat voldoet aan navolgende kenmerken:

  • a. het kampeerterreintje ligt in een open plek in het bos of aan de bosrand nabij lange afstand wandel- en fietsroutes;
  • b. het kampeerterreintje is niet bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer;
  • c. het kampeerterreintje biedt plaats aan maximaal drie trekkerstenten die binnen een straal van 10 meter binnen de paal moeten staan;
  • d. de enige voorziening is een waterpomp;

1.84 paardenfokkerij

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

1.85 paardenhouderij

bedrijven waar de nadruk ligt op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpensions). Een beperkte publieks- en verkeersaantrekkende werking kan bij deze bedrijven horen;

1.86 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.87 perceelsgrens

de begrenzing of afbakening van een specifiek kadastraal perceel, hier gelijk te stellen met een begrenzing van het eigendom op een dergelijk perceel;

1.88 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Er is geen sprake van een functionele binding tussen de woning en het bedrijf;

1.89 recreatiewoning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd voor:

  • verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft en dat, als onderdeel van een recreatiebedrijf of -tak, bestemd is voor de verhuur aan regelmatig wisselende personen of groepen voor zover niet zijnde een solitaire recreatiewoning;
  • verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft voor recreatieve bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.90 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.91 solitaire recreatiewoning

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft en dat geen onderdeel uitmaakt van een recreatiecomplex waar bedrijfsmatige exploitatie plaatsvindt;

1.92 stacaravan

een kampeermiddel, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhanger van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.93 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Teeltondersteunende voorzieningen kunnen een permanent karakter hebben of een tijdelijk karakter. In het laatste geval zijn de voorzieningen < 6 maanden per jaar aanwezig. Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelt- hekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen, regenkappen en vraatnetten. Een specifiek voorbeeld van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn wandeltunnels;

1.94 ter zake deskundige commissie of instantie

een commissie of instantie bestaande uit deskundigen die de gemeente adviseert over allerlei onderwerpen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zoals,

  • de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor onder andere advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf, paardenhouderij, agrarisch-technisch hulpbedrijf en agrarisch verwant bedrijf;
  • de Gemeentelijke Monumentencommissie voor advies inzake de monumentale, (cultuur)historische en/of daarmee verband houdende architectonische waarden en beeldbepalende kwaliteiten;
  • de Adviescommissie Toerisme en Recreatie voor advies inzake de uitbreiding en nieuwvestiging van toeristisch- recreatieve bedrijven in de Groene Hoofdstructuur en de Agrarische Hoofdstructuur-landschap;
  • de gemeentearcheologe van het Regioburo Breda voor advies inzake archeologische waarden.

1.95 trekkershut

een recreatiewoning zonder sanitair;

1.96 tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.97 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden op een andere locatie dan waar men hoofdverblijf heeft, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en vrienden;

1.98 verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.99 verkoopvloeroppervlak (v.v.o.)

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.100 visueel-ruimtelijke waarden

waarden van een gebied die samenhangen met het waarneembare deel van het aardoppervlak en de vorm van verschillen in schaal van het landschap en met name schaaluitersten zoals enerzijds beslotenheid of een bosrandzone met kleinschaligheid en anderzijds openheid of een ontginningspatroon met grootschaligheid;

1.101 volwaardigheid van een agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in bedrijfseconomisch opzicht;

1.102 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de in het plan voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande legaal opgerichte gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in het plan voorgeschreven afstand;

1.103 vrijstaand bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel door zijn afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daarvan losstaat;

1.104 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.105 (woon)boerderij

één gebouw dat bestaat uit een voormalige agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten;

1.106 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

1.107 zelfstandige wooneenheid

een (deel) van een gebouw geschikt ten behoeve van wonen, waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat elke eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke).