26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Dit geldt voor het bouwen van bouwwerken, gelegen in gebieden/categorieën zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels), die een diepte hebben, die meer is dan de op de kaart aangegeven 'diepte - ondergrens' en een omvang hebben die meer is dan de op kaart aangegeven 'omvang - ondergrens'. Een uitzondering op deze regel geldt voor bouwwerken gelegen binnen het AMK-terrein 16863 (de oude dorpskern van Baarle-Nassau) welke is gelegen in 'Archeologisch monument (niet beschermd), categorie 1'. Hier geldt in tegenstelling tot wat op de kaart staat een 'omvang - ondergrens' van 100 m². Voor AMK-terrein 9480/2119 (de St. Salvatorkapel) en AMK-terrein 2118 (de resten van kasteel Bruheze) geldt de ondergrens van 50 m² zoals op de kaart bij 'Archeologisch monument (niet beschermd), categorie 1' staat aangegeven.
26.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 26.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
-
b. De verplichting tot het doen van opgravingen.
-
c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.2.3 Bouwverbod
Indien uit het in artikel 26.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 26.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie', artikel 26.2.1 lid b zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. Het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt, dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels).
-
b. Het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels).
-
c. Het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels).
-
d. Het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
-
e. Het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels), waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt.
-
f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
-
g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
-
h. Het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
-
i. Het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels) en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
-
j. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte gelijk is aan, of meer bedraagt dan de aangegeven oppervlakte zoals weergegeven op de 'Archeologische beleidskaart' (bijlage 2 bij deze regels).
26.4.2 Uitzonderingen
Het in 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke
-
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
c. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
26.4.3 Toelaatbaarheid
-
a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
-
b. Voor zover de in 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
-
3. De verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning, zich conformerend aan de vigerenden KNA.
-
c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Het bevoegd gezag mag zich ter onderbouwing van zijn oordeel laten adviseren door de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, waarbij het bevoegd gezag ten alle tijden gemotiveerd kan afwijken van een dergelijk advies indien zij van mening is dat de eventuele verstoring van archeologische waarden van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid
26.6.1 Geheel of gedeeltelijk doen vervallen bestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
26.6.2 Archeologische beleidsadvieskaart
Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende 'Archeologische beleidskaart' wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging onder andere betrekking kan hebben op:
- het toevoegen van soorten verwachtingsgebieden;
- het wijzigen van de onderzoeksplicht'
- het wijzigen van de voorwaarden van een verwachtingsgebied;
- het geheel actualiseren van de 'Archeologische beleidskaart'.