direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Heusden komgebied 2011 (Heusden Oost)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02011003-VS01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Regels ter plaatse van het bouwvlak
  • a. hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • c. de volgende bebouwingstypologie of combinatie van bebouwingstypologie is van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen twee-aaneen en/of geschakelde woningen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of binnen een afstand van maximaal 2,00 meter achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens gebouwd te worden;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient voor ten minste 70% evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • f. de voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,40 meter te bedragen.
  • g. de afstand van het hoofdgebouw bedraagt, bij:
    • 1. vrijstaande woningen minimaal 3,00 meter tot beide zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel;
    • 2. bij twee-aaneen of geschakelde woningen minimaal 3,00 meter tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel;
  • h. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt:
    • 1. vrijstaande woningen maximaal 14,00 meter;
    • 2. twee-aaneen of geschakelde woningen maximaal 12,00 meter;
    • 3. aaneengebouwde woningen maximaal 10,00 meter;

tenzij op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' een andere diepte is toegestaan en mits de diepte van de achtertuin minimaal 8,00 meter bedraagt;

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' en de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
5.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel maximaal 60 m² aan bouwwerken worden opgericht met dien verstande dat in totaal maximaal 50% van het bijgebouwenvlak mag worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van een bouwperceel behorende bij een vrijstaande woning waar 90 m² aan bouwwerken mag worden opgericht met dien verstande dat in totaal maximaal 50% van het bijgebouwenvlak mag worden bebouwd;
  • c. de maximale goothoogte van een bijgebouw bedraagt 3,25 meter;
  • d. bijgebouwen mogen worden afgedekt met een kap mits de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedraagt dan 5,50 meter;
  • e. brandgangen dienen vrij te blijven van bebouwing tot een minimale breedte van 1,20 meter.
5.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
  • b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder bouwwerken;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met een hellingbaan met een oppervlakte van maximaal 25 m²;
    • 3. in de voorgevelrooilijn en/of bij hoekpercelen tevens de zijdelingse perceelsgrens is ten hoogste één toegang van buitenaf toegestaan met een maximale breedte van 3,50 meter;
    • 4. in aanvulling op het bepaalde sub 1 en 2 is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
      • het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
      • het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 5. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    • 6. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
5.2.5 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Het bouwvlak c.q. de voorgevel of het verlegnde daarvan mag niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers en balkons, mits:
      • de breedte maximaal 40% van de naar de weg gekeerde voorgevel bedraagt;
      • de diepte van de erker niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
      • de hoogte van de erker maximaal de hoogte van de begane grondlaag bedraagt;
      • de afstand tot de bestemming Verkeer of Groen niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
    • 2. luifels boven de voordeur mits:
      • de breedte maximaal 150% van de breedte van de voordeur bedraagt;
      • de diepte niet meer bedraagt dan 1,00 m;
      • de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3.00 meter bedraagt;
    • 3. de bouw van één carport, met dien verstande dat:
      • de carport minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen;
      • de oppervlakte max. 25 m² buiten het bouwvlak en aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt;
      • indien de carport is gelegen op de hoek van een hoekperceel de afstand tot de bestemming Verkeer minimaal 2,00 meter bedraagt;
  • b. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,25 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer dan 1,00 meter mag bedragen of niet meer dan 2,00 meter indien gelegen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, uitgezonderd bij hoekpercelen waarvoor geldt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 10 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan;
    • 2. bij twee-aaneen of geschakelde woningen minimaal 8 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen minimaal 6 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan;
    • 4. minimaal 45 gradenuit de hoek van de achterliggende woning.
  • c. Dakterassen mogen worden opgericht ter plaatse van hoofdgebouwen en bijgebouwen binnen het bouwvlak, mits belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  • d. De hoogte van de afscheiding van dakterassen mag maximaal 1,20 meter hoger zijn dan de goothoogte van het bijgebouw.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen:

  • 1. aan de situering en afmetingen van bouwwerken, met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden;
  • 1. aan de situering en afmetingen van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking voor het overschrijden van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte aan bijgebouwen met niet meer dan 20% wordt overschreden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het bij de woning behorende vlak voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • c. sprake is van een CIZ-indicatie of daarmee vergelijkbare indicatie;
  • d. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond;
  • e. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • f. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.4.2 Afwijking voor het overschrijden van de maximale hoogte van erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 2,00 meter bij hoekpercelen tot minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, onder de voorwaarden dat:

  • a. gelet op de situering en/of wijze van uitvoering van de erfafscheiding, geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid ontstaan;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden geschaad;
  • d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.4.3 Afwijking voor het realiseren van een voorgevelbreedte smaller dan 5,40 meter

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.2.2onder f voor het realiseren van een woning met een smallere voorgevelbreedte dan 5,40 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing dan wel economische haalbaarheid wordt aangetoond;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.4.4 Afwijking voor het toestaan van een carport op minder dan 2 meter uit de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van een carport bij hoekpercelen op minder dan 2,00 meter uit de bestemming Verkeer onder de voorwaarden dat:

  • a. gelet op de situering en/of wijze van uitvoering van de carport, geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid ontstaan;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.4.5 Afwijking voor het realiseren van een woning op minder dan 3,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.2.2onder g voor het realiseren van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning op een afstand aan één zijde van minder dan 3,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel, onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de desbetreffende afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel ten minste 1,50 m bedraagt;
  • e. het hoofdgebouw van de vrijstaande woning is gelegen binnen een bouwvlak waarbinnen behalve vrijstaande woningen ook twee-aaneen en geschakelde woningen mogen worden gebouwd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. parkeren ter plaatse van een oprit;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. oppervlakteverhardingen;
  • d. opslag, overeenkomstig het normale toegelaten gebruik.
5.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen:

  • a. voor bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft, tenzij een vergunning is verleend voor mantelzorg;
  • b. voor kamerverhuur tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. voor aan huis gebonden bedrijven en ambachtelijke doeleinden tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  • d. industriële doeleinden;
  • e. als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte tenzij hiervoor een vergunning is verleend;
  • f. voor bedrijfsdoeleinden;
  • g. voor detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • h. voor groothandel;
  • i. voor dienstverlening;
  • j. voor horeca;
  • k. voor kantoren;
  • l. voor recreatie;
  • m. als verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • n. voor opslag, anders dan in verband met het toegestane gebruik, die valt onder de Wet milieubeheer.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijking voor een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten zich beperken tot een oppervlakte van maximaal 50 m² onder de voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de activiteiten uitsluitend door de bewoner uitgevoerd worden;
  • c. de activiteiten qua aard en omvang passen in een woonomgeving waarbij de activiteiten geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. de activiteiten niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • e. het aan huis gebonden bedrijven betreft zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels of het bedrijfsactiviteiten betreffen van categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, dan wel naar oordeel van burgemeester en wethouders daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;
  • g. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • h. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.6.2 Afwijking voor het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
  • c. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 80 m² bedraagt;
  • d. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • e. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • f. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.
5.6.3 Afwijking voor kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor kamerverhuur in een woning en/of aangebouwde bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat kamerverhuur noodzakelijk is vanuit een behoefte van bedrijven uit de directe omgeving aan (tijdelijke) werknemers of voor de huisvesting van jongeren;
  • b. deze huisvesting plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
  • c. er minimaal 12 m² verblijfsgebied per persoon aanwezig is;
  • d. het aantal personen dat een kamer huurt per woning inclusief aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan 6;
  • e. binnen een straal van 150 meter maximaal één locatie voor kamerverhuur is toegestaan;
  • f. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
5.6.4 Afwijking voor het toestaan van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken om als nevenactiviteit een bed & breakfast voorziening en dergelijke toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. bed & breakfast vindt plaats in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de gebruiksruimte voor bed & breakfast bedraagt niet meer dan 50 m², met een maximum van 6 (éénpersoons)bedden;
  • c. binnen een straal van 150 meter maximaal één locatie voor bed & breakfast is toegestaan;
  • d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • e. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.