direct naar inhoud van Artikel 14 Waarde - Bomen
Plan: Ommel komgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02010003-VS01

Artikel 14 Waarde - Bomen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de als beschermwaardige gewaardeerde boombeplanting, voor zover en zolang aanwezig. In bijlage 5 is tevens een overzicht opgenomen van beschermwaardige bomen.

14.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden binnen de als 'Waarde - Bomen' aangewezen gronden te bouwen.
  • b. Dit verbod geldt niet indien een kapvergunning onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 14.2, indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.

Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning dient aan het bevoegd gezag een bomeneffectrapportage overlegd te worden, waaruit blijkt dat de bouw of werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom.

Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het toepassen van de afwijking nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken de aard van de verhardingen.

14.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden, voor:
    • 1. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 2. het leggen van drainagebuizen;
    • 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
    • 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de grond;
    • 7. bovengrondse activiteiten waarbij delen van de boom geraakt c.q. beschadigd kunnen worden.
  • b. Het onder sub a. gestelde is niet van toepassing op:
    • 1. normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    • 2. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn mits het verrichten van deze handelingen niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.