Eastermar - It Heechsan 2019
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.16BPVIII-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting bestemmingsplan "Eastermar - It Heechsân 2019".
Inhoudsopgave
Toelichting bestemmingsplan "Eastermar - It Heechsân 2019".
2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Eastermar
2.2 Functies binnen het plangebied
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.3.2 Sociaal/cultureel, religieus
4.3.4 Onderwijs, kinderopvang c.a.
4.5 Groen, openbare ruimte c.a.
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de loop van 2018 is een start gemaakt met de herziening van het bestemmingsplan voor Eastermar en It Heechsân. Hier zijn de volgende redenen voor:
Bestemmingsplannen moeten na 10 jaar worden vervangen door een nieuw plan of de werkingsduur moet worden verlengd;
in de nieuwe plannen zijn basisregels opgenomen om zoveel mogelijk te uniformeren en maatwerk te leveren waar nodig is;
het geldende bestemmingsplan is alleen als pdf-bestand in te zien en is niet digitaal raadpleegbaar zoals de meeste plannen in de gemeente.
1.2 Plangebied
plangebied
de begrenzing van het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan buitengebied 2013 en komt (nagenoeg) overeen met de plangrens van het geldende bestemmingsplan "Eastermar - It Heechsân 2008".
1.3 Planinhoud
Dit bestemmingsplan is conserverend van karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen
uit het geldende plan "Eastermar -It Heechsân" waarbij tussentijdse wijzigingen
zijn meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele
regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de
standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld.
Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze
vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het
bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe
planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer
regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond.
Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin
worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij
willen: van "een goede ruimtelijke ordening" naar "een goede fysieke
leefomgeving”.
Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in 2021 in werking treedt. De dan
geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.
Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor Eastermar en It Heechsân is waar
mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.
Hoofdstuk 2 Huidige situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van Eastermar
Reeds in de pre-historische tijd waren verschillende hooggelegen zandgronden ten oosten van het Burgumermar bewoond. Dit blijkt uit de talrijke vondsten uit die tijd. Omstreeks 1200 moet er rond de Torenlaan al een flinke nederzetting geweest zijn: het dorp was in die tijd welvarend en zeker niet van geringe betekenis als we bijvoorbeeld zien naar zijn twee jaarmarkten. Rond het jaar 1500 begon men met de ontginning van de hoog- en laagveengronden aan de zuidwestkant van de toenmalige vestiging.
Het dorp ontwikkelde zich gaandeweg in zuidwestelijke richting. In de periode tot 1750 ontstond de typische langwerpige bebouwingsstructuur van een veendorp. Het zwaartepunt van de nederzetting verplaatste zich naar het huidige Eastermar.
Na de ontginning van de Leyen verdween hoe langer hoe meer het karakter van een veenkolonie en ontstonden er twee kernen.
Het buurtschap It Heechsân dankt zijn naam aan zijn ligging op de hoger gelegen gronden. Een echte kern heeft zich hier niet gevormd; daarvoor is de bebouwing te verspreid. Het accent bleef in de loop der tijd liggen in Eastermar, maar de buurtschap 't Heechsân heeft zich kunnen handhaven.
De oorspronkelijke dorpskern van Eastermar ligt rond de Snakkerbuorren, E.M. Beimastrjittte en 't Wâltsje. De eerstvolgende ontwikkeling buiten de historische kern vond plaats in de vorm van lintbebouwing rond wegen, met name rond de Grote Hornstweg en in beperkte mate aan de westzijde ter hoogte van de oorspronkelijke brug over de Lits. Daarnaast is ook in de vorm van een eerste, bescheiden ontwikkeling rond de Schoolstraat sprake van een oorspronkelijk patroon van lintbebouwing.
De naoorlogse woonuitbreiding heeft zich in hoofdzaak ontwikkeld ten noorden van de historische kern. Na aanleg van de Zwarteweg is in beperkte mate woningbouw gerealiseerd aan de zuidzijde.
Verolgens zijn er woningen gebouwd in de volgende periodes:
- aan de noordoost- en zuidzijde tot globaal 1970; nadruk op rijenbouw in de sociale sector; veel projectmatig;
- aan de noordwestzijde, in de jaren tachtig; variatie van rijenbouw en particuliere bouw;
- noordoostzijde, in de jaren negentig: accent op particuliere bouw in de vorm van vrijstaande en halfvrijstaande woningen;
- rond de Kleine Hornstweg is in de tweede helft van de jaren negentig een wooncomplex voor senioren gerealiseerd;
- aan de noordoostzijde is het dorp na de eeuwwisseling in een tweetal fasen uitgebreid met voornamelijk vrijstaande en halfvrijstaande woningen. In die periode is ook het project Klustermar uitgevoerd (twee basisscholen, sociaal - /culturele voorzieningen en appartementen). Onlangs heeft het plaatselijk bouwbedrijf gasloze halfvrijstaande woningen gebouwd.
Het bedrijventerrein aan de Grote Hornstweg is sinds eind jaren tachtig hier aanwezig. Het is een kleinschalig terrein, plaatselijk gecombineerd met bedrijfswoningen.
Aan de noordzijde van het dorp ligt het sportcomplex. Dit complex bestaat uit sportvelden,, tennisbanen, oefenvelden, een sportzaal en bijbehorende voorzieningen.
2.2 Functies binnen het plangebied
Het grootste deel van Eastermar heeft een woonfunctie. In en nabij de dorpskern komen ook bijzondere functies voor zoals: enkele winkels, horecabedrijven en scholen. In het gebied om de dorpskern zijn in de loop der jaren woningen gebouwd. In de verschillende bouwperiodes zijn zowel rijwoningen als particuliere woningen (vrijstaand en half-vrijstaand) gebouwd.
Op het bedrijventerrein ten noorden van de Grote Hornstweg zijn plaatselijke bedrijven (binnen de milieucategorieën 1 en 2) gevestigd. Bij een aantal bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig. Aan de andere zijde van deze weg zijn ook twee bedrijven.
Verder is het sportveldencomplex aan de noordzijde van het dorp met sportvelden, oefenvelden, een sportzaal, tennisbanen en enkele bijbehorende voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Hieronder volgt een samenvatting.
3.1 Rijksbeleid
De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
de bereikbaarheid verbeteren;
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels
over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit
bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
a. Streekplan
De provincie Fryslân heeft het Streekplan Fryslân 2007 ‘om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.
In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.
De provincie gaat uit van een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit: stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar.
Fryslân is ingedeeld in een aantal gebieden. Tytsjerksteradiel - en daarmee Eastermar-It Heechsân - behoort tot het gebied Midden-Fryslân. De provincie zet in op de handhaving
en versterking van de positie van Burgum als belangrijk regionaal centrum.
Wonen
Eastermar is in het streekplan aangeduid als "overige kern". Dat betekent een
kleine kern, waar woningbouw primair gericht is op de woningvraag uit het
gebied zelf en de verdeling van de beschikbare woningbouwruimte een
gemeentelijke verantwoordelijkheid is.
Werken
Voor overige kernen is in het streekplan het volgende uitgangspunt
opgenomen: ruimte voor lokale bedrijven draagt bij aan de levendigheid en de
economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Primair wordt binnen het
bestaande bebouwde gebied gezocht naar ruimte door functieveranderingen,
het intensiveren en combineren van functies, of het benutten van open
ruimte. Daarnaast is er ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van de
kern onder bepaalde voorwaarden. Voorraadvorming van bedrijventerrein is
niet mogelijk.
Ook op zaken als landbouw, recreatie en toerisme, water, netwerken e.d.
wordt ingegaan in het streekplan. Eastermar ligt in het Nationaal landschap 'De
Noardlike Fryske Wâlden'. Voor de nationale landschappen bestaat geen
rijksbeleid meer. De begrenzing van de Nationale landschappen is een
planologische begrenzing die nog wel in het Streekplan 2007 staat. Het
provinciale beoordelingsregime van de landschappelijke kwaliteit is zowel
binnen als buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen even zwaar.
Daarmee in samenhang is het provinciaal beleid gericht op bescherming van
natuur- en landschapswaarden zowel binnen als buiten Nationale
Landschappen.
b. Structuurvisie Grutsk op 'e romte
In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
In hoofdstuk 8 van deze structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'.
Dit mondt uit in de benoeming van een achttal 'provinciale waarden':
1. Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende
percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van
houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van
kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginnings
dorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig
verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.
2. De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels
en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het
kleigebied;
3. De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke
schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen,
hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in
samenhang met het landschap;
4. Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar
gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;
5. De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de
daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende
structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende
verkavelingen;
6. De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm
van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine
stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.
7. De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van
de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten,
wijken, bruggen);
8. Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide
bebouwing in de heideontginningsgebieden.
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan in lijn met de door de
structuurvisie benoemde waarden is opgesteld.
c. Provinciale verordening Romte 2014
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen
dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe
bestemmingsplannen. Geldend provincaal beleid is omgezet in algemeen
geldende regels. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige
Verordening Romte uit 2011 op grond van nieuw provinciaal beleid inzake
(intensieve) veehouderij, landschap en cultuur (Grutsk op 'e Romte) en
weidevogels. Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan
plaatsgevonden die van invloed is op de verordening. Ook op grond van het
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was een aanpassing van
de verordening vereist.
De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het
streekplan. Een inte grale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als
onderdeel van het pro vin ciaal omgevings beleid is later aan de orde en kan
dan ook leiden tot een inte grale heroverweging van de verordening.”
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan "Eastermar- It Heechsân" in lijn
met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening
Romte Fryslân 2014” en laatst gewijzigd op 21 februari 2018.
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan
2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.
Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020
vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en
vaarwegen, met een solide toe komst visie voor het openbaar vervoer en een
krachtig maatregelen pakket voor het fietsverkeer.
Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en
vervoersysteem in Fryslân:
dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van
Fryslân;
dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
dat veilig is en
dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.
3.3 Gemeentelijk beleid
Begin 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie “Finster op Romte”
vastgesteld met een looptijd tot 2020.
In deze Structuurvisie wordt aangegeven dat Tytsjerksteradiel zich, als het om
wonen en werken gaat, vooral richt op de eigen bewoners. De omvang, de
kwaliteit en het prijsniveau van de woningvoorraad passen bij de
samenstelling en ontwikkeling van de bevolking. Er is een diversiteit aan
woonmilieus waar verschillende doelgroepen zich thuis voelen; of het nu om
jongeren, gezinnen of senioren gaat. Er is speciale aandacht voor duurzaam
bouwen en het realiseren van levensloopbestendige woningen.
Het gemeentebestuur vindt het in het kader van de leefbaarheid belangrijk dat
het bestaande voorzieningenniveau in de kernen zoveel mogelijk op peil blijft.
De inspanningen richten zich op het combineren en concentreren van
maatschappelijke voorzieningen (voor zorg en welzijn), wonen, commerciële
voorzieningen en onderwijs.
De krimpende bevolking(sgroei) en de crisis (bezuinigingen) waren de
voornaamste redenen waarom in de Structuurvisie is gekozen voor
concentratie van woningbouw en voorzieningen. Burgum is daarbij gekenmerkt als hoofd- en recreatiekern.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke ontwikkelingen
4.1 Wonen
Het bestemmingsplan Eastermar - It Heechsân 2019 is een conserverend plan. Er zijn, overeenkomstig het huidige gemeentelijk beleid, geen nieuwe planmatige ontwikkelingen voor wonen in dit plan opgenomen.
In 2017 is gestart met het proces voor een nieuwe gemeentelijke woonvisie. In het kader van de woonvisie heeft de gemeenteraad het nieuwe gemeentelijk beleid voor het wonen vastgesteld.
In het buurtschap It Heechsân is ten opzichte van het geldende bestemmingsplan nog een mogelijkheid opgenomen voor de bouw van een grondgebonden woning. Dit naar aanleiding van een concreet verzoek. Het gaat om de locatie aan It Heechsân tussen 1b en 3.
Dit verzoek past binnen het gemeentelijk beleid waarbij het accent ligt op woningbouw op inbreidingslocaties in de dorpen. Deze bouwmogelijkheid zal worden opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. De locatie ligt in bestaand bebouwd gebied als bedoeld in de Verordening Romte van de provincie.
Een woning op deze locatie voegt zich hier prima in het lint van woningen van de huidige straat. Er blijft hiermee nog een wigvormig open, groen gebied bestaan waarmee qua maat en schaal, voldoende kwaliteit kan worden gewaarborgd voor de totale stedenbouwkundige structuur van It Heechsân. Deze locatie ligt in bestaand bebouwd gebied ingevolge de provinciale Verordening Romte.
Naar aanleiding van een inspraakreactie heeft initiatiefnemer aangegeven bereid te zijn het bouwvlak 3 m ten opzichte van het bouwvlak in het voorontwerp-plan naar achteren te verplaatsen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit aanvaardbaar. Met deze situering ontstaat er een zachtere overgang naar het open gedeelte (westelijk) en sluit de rooilijn aan op bij de fictieve rooilijn via het open gebied, bij de eerstvolgende, westelijk gelegen woning.
4.2 Bedrijvigheid
4.2.1 Productiebedrijven c.a.
Aan de Grote Hornstweg is een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig waar plaatselijke bedrijven (binnen de milieucategorieën 1 en 2) zijn gevestigd. Bij een aantal bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig. Aan de andere zijde van deze weg zijn ook twee bedrijven.
Het provinciale beleid staat geen voorraadvorming van bedrijventerrein toe.
De eigenaar van het bedrijfsperceel aan de Grote Hornstweg 10b in Eastermar heeft een verzoek ingediend tot uitbreiding van het bestaande bedrijf door het bestaande bedrijfs- gebouw uit te breiden aan de achterzijde en het bedrijfsperceel in noordelijke richting uit te breiden. De uitbreiding van het bedrijfsgebouw is voor meerdere kleinere bedrijven uit de regio. De uitbreiding van het bedrijfsperceel zal worden gebruikt voor buitenopslag door de aanwezige bedrijfjes.
Met deze ontwikkelingen worden doorstartende bedrijven gefaciliteerd op een bestaande bedrijfslocatie. Stedenbouwkundig/ ruimtelijk sluit deze locatie aan bij de aanwezige bedrijfslocaties aan de Grote Hornstweg. Landschappelijk gezien valt de uitbreiding binnen de bestaande coulissen en wordt de uitbreiding van het bedrijfsperceel ingepast met een houtwal zodat die uitbreiding niet vanaf de weg zichtbaar is.
Voor deze ontwikkelingen zal het bedrijf een nieuwe melding ingevolge het Activiteitenbesluit indienen.
Binnen het plangebied komen nog een aantal bedrijven voor (met name in het buurtschap It Heechsân). Omdat het hier gaat om relatief kleinschalige bedrijven ligt het accent op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing. Ruimtelijk door de bestemming en de bebouwingsbepalingen. Milieuhygiënisch door een combinatie van het bestemmingsplan en het Activiteitenbesluit op grond van de Wet Milieubeheer. Het gaat hier om bedrijven die in de milieucategoriën 1 en 2 vallen. Op grond van de melding ingevolge het Activiteitenbesluit kunnen specifieke voorwaarden worden gesteld.
4.2.2 Horeca
Aan de E.M. Beijmastrjitte 7, 8, 15 en 40 zijn horecabedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn met deze bestemming overeenkomstig de huidige situatie bestemd.
4.2.3 Detailhandel
De detailhandel in Eastermar is vrijwel geheel geconcentreerd in het centrumgebied (ter weerszijden van E.M. Beijmastrjitte) en vallen binnen de bestemming "centrumdoeleinden". Verder is aan de Grote Hornstweg 2 een slagerij met winkel gevestigd. Die grond heeft/ houdt in dit bestemmingsplan de bestemming "detailhandel".
4.3 Voorzieningen
4.3.1 Zorg
In het pand E.M. Beimastrjitte 69 in Eastermar is "It Betterskip" voor zorg en gezondheid gevestigd. Het gaat daarbij om: een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, fitnessruimte, thuiszorg de Friese Wouden, vergaderlocatie, lokaal loket, transcare en overige diensten. Dit perceel heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "Maatschappelijk - Medisch".
Aan It Hof en It Leech staat het gebouw "De Kjellingen" met de bestemming "Gemengde doeleinden". Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk.
De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:
de huisvesting van een zorgbehoevende (bijv. chronisch zieke, oudere, gehandicapte), die afhankelijk is van de zorg die verstrekt wordt door een familielid of andere naaste, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat;
de huisvesting van de zorgverlener (famielid of andere naaste) van een zorgbehoevende, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat.
De gemeente stemt haar regelgeving hierop af en biedt zo mogelijk ruimte voor situaties waar (nog) geen sprake is van zorgafhankelijkheid (bijv. kangoeroewoning).
4.3.2 Sociaal/cultureel, religieus
Het kerkgebouw met daarbij andere ruimten voor activiteiten aan de Torenlaan 12 -14 heeft in dit bestemmingsplan een ruimere bestemming gekregen. Naast de religieuze functie is er ook de mogelijkheid voor sociaal-culturele activiteiten. Deze verruiming gebeurt bij alle kerkelijke gebouwen in de gemeente. De bestemming die aan dit perceel is gegeven, is als gevolg daarvan: "Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie".
4.3.3 Sport, recreatie c.a.
Binnen het plangebied liggen de sportvelden met bijbehorende voorzieningen en de ijsbaan. Deze zijn overeenkomstig de huidige situatie bestemd. De kantine op het sportveldencom- plex kan behalve als sportkantine ook gebruikt voor sociaal culturele activiteiten binnen het op de planverbeelding aangegeven deel van het sportgebouw.
4.3.4 Onderwijs, kinderopvang c.a.
De twee basisscholen in het dorp zijn in 2018 samengevoegd tot éen school en is gevestigd in het pand "de Kjellingen" aan 't Leech. In dit gebouw is ook de peuteropvang gevestigd.
4.4 Verkeer, infrastructuur
Voor de komende jaren staan er verder geen grote ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en infrastructuur op het programma. De bedrijfsontwikkeling aan de Grote Hornstweg 10b in Eastermar is verkeerstechnisch aanvaardbaar. De ontsluiting en bereikbaar heid van deze bedrijfslocatie is goed via de Grote Hornstweg. Dit is een ontsluitingsweg. De extra verkeersbewegingen als gevolg van de bedrijfjes kunnen verkeerstechnisch, gezien de plaatselijke situatie, goed opgevangen worden.
4.5 Groen, openbare ruimte c.a.
Substantiële ruimtelijke ontwikkelingen met betrekking tot (openbaar) groen en andere openbare ruimte zijn niet te verwachten in Eastermar en 't Heechsân.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Ecologie
Verantwoording
De gemeente Tytsjerksteradiel wil een nieuw bestemminsplan voor de dorpsgebieden van Eastermar en It Heechsân vaststellen. Daarvoor is een toetsing aan de Wet Natuurbescherming 2017 en het Natuurnetwerk Nederland nodig. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet, die bij de vaststelling van het vorige bestemmingsplan van kracht waren. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet (bijna) niet in wijzigingen van de bestaande situatie. In het plangedeelte It Heechsân wordt op één locatie een nieuwe woonbestemming geregeld.
Voor het opstellen van deze toetsing is gebruik gemaakt van de ecologische beschrijving van de gemeente in het Ecologisch Ontwikkelingsplan Tytsjerksteradiel (2009) en de Actualisatie van de beschermde soorten flora en fauna in de gemeente (2015). In september 2018 zijn de biotopen in de plangebieden verkend om de geschiktheid voor de beschermde soorten te toetsen.
Plangebied
Het plangebied bestaat uit 2 delen: de bebouwde kom van Eastermar, inclusief de sportvelden, Achterweg nrs 3, 5, 7, het bedrijventerrein aan de Grote Hornstweg en de nrs. 2 t/m 10, de Nieuwe Hornst, de Kleine Hornstweg 2,4,en 6 en de Zwarteweg 1,2 en 3.
Het tweede deel is de bebouwde kom van It Heechsân, inclusief de bebouwing ten westen van de Torenlaan 13, 17, 19, 19a en 19b en de bebouwing Torenlaan 1 t/m 9 en 2 t/m 14 bij de protestantse kerk.
In het plangebied Eastermar zijn 4 typen biotopen aanwezig met bijbehorende flora en fauna.
1. Houtige biotopen: dykswâlen (houtwallen) met greppels en soms eikvarens, elzensingels, (laan)bomen (de oude beuken bij de toren van Heechsân en de eiken langs de Grote Hornstweg zijn indrukwekkend), bosjes en een brede bosstrook rond de sportvelden van Eastermar. De hoofdsoorten zijn eik, beuk, els, berk, es, linde, esdoorn, (ratel)populier, hulst, lijsterbes, meidoorn, hazelaar, veldesdoorn, vuilboom, kornoelje, liguster en braam. Vleermuizen en bos-, struweelvogels zoals de gekraagde roodstaart en de spotvogel voelen zich hier thuis.
2. Wateren: twee zijtakken van de Lits met rietoevers, enkele vijvers en sloten met water- en oeverplanten waarin watervogels broeden, vissen en amfibieën leven.
3. Graslanden; door de vele houtwallen geen weidevogels (vroeger kwamen ze wel voor).
4. Bebouwing: woningen, bedrijfsgebouwen, een oude boerderij (Zwarteweg 1) en schuren met mogelijk geschikte verblijfsruimtes voor vleermuizen en vogels.
In het plangebied Heechsân zijn dezelfde houtige biotopen, grasland en bebouwing als bij Eastermar te vinden, maar minder water: enkele sloten en een vijver.
Gebiedsbescherming
De Natura 2000 gebieden Alde Feanen en Grote Wielen liggen op meer dan 10 km afstand en zijn moerasgebieden, waardoor beïnvloeding door het plangebied kan worden uitgesloten. Voor de beoordeling in het kader van het Programma Aanpak Stikstof hebben wij een aantal berekeningen gemaakt met het berkeningsprogramma Aerius, versie 16 september 2019. Deze berekeningen tonen aan dat het realiseren van 10 woningen op > 2 kilometer afstand er geen sprake is van meetbare effecten. Deze projecten kunnen dan ook worden voortgezet. Er is gerekend met 10 vrijstaande woningen, waarbij zowel de realisatie (plan) als gebruiksfase is meegenomen. Aangezien appartementen, rijwoningen of twee onder een kap een lager depositie veroorzaken is ook voor deze projecten duidelijk dat deze in ieder geval bij eenzelfde aantal (10) en afstand voortgezet kunnen worden. Nu het in dit geval gaat om één woning aan It Heechsân tussen 1b en 3 en uitbreiding van het bedrijfsperceel en uitbreiding van het bestaan de bedrijfsgebouw aan de Grote Hornstweg 10b in Eastermar is duidelijk dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS genoemd) ligt met de oeverlanden rond het Burgummer Mar op ca. 500 m van het plangebied Eastermar. De beplanting rond de sportvelden, enkele agrarische percelen en de boomsingels langs de Achterweg vormen een buffer tussen het dorp en de oeverlanden. De passantenhaven rond de ijsbaan heeft via de Lits (boezemwater) verbinding met de Burgummer Mar.
Het plangebied Heechsân ligt ook op ca. 500 m ten oosten van de oeverlanden en op ca. 600 m ten zuidwesten van de pingoruïne Binnenvliet. Ertussen ligt een buffer van agrarische percelen omgeven door houtwallen of elzensingels en er is geen natte verbinding.
Soortbescherming
In beide plangebieden leven Gewone dwergvleermuizen en Gewone grootoorvleermuizen, die Europees beschermd worden. Dat wil zeggen, dat verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes beschermd zijn. Uit onderzoek (Staat van de natuur in de Noardlike Fryske Wâlden, 2014) blijkt, dat het Woudenlandschap met zijn houtwallen en elzensingels een goede biotoop is voor de vleermuizen, waarin verblijfplaatsen (holtes in gebouwen of bomen), foerageergebieden (bomen en oevers waar insecten leven) en lijnvormige beplantingen (elzensingels en houtwallen) overal aanwezig zijn. Dit geldt ook voor andere soorten vleermuizen, waarvan het voorkomen in het plangebied (nog) niet is vastgesteld. Europees beschermde amfibieën, reptielen, vissen, insecten en planten komen in de beide plangebieden voor zover bekend niet voor.
Bijna alle vogels genieten Europese bescherming tijdens hun broedtijd inclusief hun nesten, waarbij nesten van soorten, die hun nest jaarrond gebruiken of jaarlijks naar hetzelfde nest terugkeren ook buiten de broedtijd beschermd blijven. Huismussen, gierzwaluwen en roofvogels als buizerd, havik en sperwer zijn hier voorbeelden van.
Nationaal beschermd worden de meest algemeen voorkomende soorten zoogdieren, amfibieën, reptielen en vissen, die genoemd worden in de Provinciale verordening Wet Natuurbescherming Fryslân.
Deze soorten zijn in deze verordening vrijgesteld van een aantal verboden in de Wet Natuurbescherming. Minder algemeen voorkomende soorten, zoals boommarter, steenmarter, waterspitsmuis, hazelworm (hagedis), ringslang en grote modderkruiper (vis) vallen niet onder deze vrijstelling. Deze soorten zijn in het plangebied (nog) niet aangetroffen. De waterspitsmuis leeft in de oeverlanden van de Burgummer Mar (Natuurtoets Groot onderhoud swimplak Eastermar, 2018).
Conclusies
Vanuit de Wet Natuurbescherming 2017 zijn in de huidige situatie, die het bestemmingsplan wil bestendigen geen bezwaren tegen het bestemmingsplan Eastermar - It Heechsân 2019.
De oeverlanden langs het Burgummermar zijn door een buffer van agrarisch gebieden gescheiden van het plangebied. Dit agrarisch landschap met de vele houtwallen (dykswâlen) en elzensingels vormt een prima biotoop voor de Europees beschermde vleermuizen, die in het plangebied een verblijfplaats hebben. Wel zal bij werkzaamheden in de beide plangebieden rekening gehouden moeten worden met broedende vogels en met nesten van vogels, die hun nest jaarlijks of jaarrond gebruiken. Werken buiten de broedtijd (15 maart – 15 juli) is de beste oplossing, maar als dit niet mogelijk is, kan tijdig voorzien in alternatieve mogelijkheden (bijvoorbeeld nestkasten) vaak ook.
5.2 Archeologie en cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
Het belang van de bescherming van de archeologische waarden is in internationaal verband erkend in het 'Verdrag van Valletta' (ook wel 'verdrag van Malta' genoemd). In Nederland zijn de uitgangspunten van dit Verdrag geImplementeerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, september 2007). Op grond van de Wamz dient bij de voorbereiding van bestemmingsplannen aandacht te worden besteed aan de (mogeiljke) aanwezigheid van archeologische waarden. De provincie Fryslân heeft de archeologisch waardevolle gebieden opgenomen op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Dit is een advies-/verwachtingenkaart.
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, zodat voor het overgrote deel van het plangebied geen ingrepen in de bodem plaats zullen vinden.
Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waarde kunnen hebben. Voor dit bestemmingsplan zijn de bij de provincie beschikbare (onderzoeks)gegevens verwerkt in het kaartbeeld van de FAMKE van het bestemmingsplangebied. Verder zijn de ervaringen opgevolgd die de provincie heeft opgedaan bij recente verdiepingsslagen elders in de provincie in samenwerking met andere gemeenten. Hoewel het nu nog gaat om in voorbereiding zijnd nieuw provinciaal beleid dat ter besluitvorming aan provinciale staten moet worden voorgelegd, is de actuele archeologische informatie en inzichtten voor dit bestemmingsplan van belang om hierin op te nemen. Hieronder volgt een toelichting op een aantal onderdelen.
Steentijd - bronstijd
Steentijd:
De zandhoogten ter plaatse van Eastermar/Heechsân hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde voor de steentijd. Een significante cluster aan vuursteenvindplaatsen hier en elders rond het Burgumer Mar geeft overduidelijk aan dat de hoogten rond het meer aantrekkelijke verblijfplaatsen waren voor de Steentijdmens. Hier staat tegenover dat ook moet worden vastgesteld dat de meeste van deze oude zandgronden en daarmee de vuursteenvindplaatsen niet langer gaaf zijn: een van de redenen waarom er zoveel vondsten bekend zijn.
Provinciaal is tot de conclusie gekomen dat het onderzoeksregime dat specifiek voor vuursteenvindplaatsen wordt gevolgd, in de praktijk niet voldoet. In een aantal gevallen is gebleken dat de vondstlocatie niet betrouwbaar is (en dus de gevraagde boringen niet op de juiste plaats worden gezet) en dat in veel gevallen dagzomende pleistocene gronden blijken te zijn geroerd (en het gevraagde onderzoek in de praktijk te zwaar is: met minder boringen kan ook al duidelijk worden gemaakt dat de bodem is geroerd). Dit is de reden waarom aan de vuursteenvindplaatsen binnen het plangebied geen bijzondere aandacht wordt geschonken : dat wil zeggen ze niet te beschermen via een apart regime. Dit betekent dat voor die plaatsen wordt teruggegrepen op verwachtingswaarden.
Vastgesteld moet worden dat binnen het plangebied de oude podzolbodems opgenomen zijn in het esdek ter plaatse. Hiermee worden de eventuele en vastgestelde vuursteenvindplaatsen geacht verstoord te zijn. Hier en daar is ook ontgrond. Daarom wordt voor de steentijd onder het esdek in het geheel geen archeologisch onderzoek gevraagd.
Bebouwde kom:
Uitbreidingen van de bebouwde kom sinds 1945 gingen veelal gepaard met bodemverzet en diepere funderingswerken dan voorheen. Daarom menen wij dat dergelijke gebieden vrijgegeven kunnen worden, al laten wij aan de gemeente de ruimte als bevoegd gezag om van dat advies af te wijken. Wel maken wij binnen deze gebieden een uitzondering voor reeds bekende terreinen. Dit zijn bijvoorbeeld de oudste bewoningskernen van 1832 (meestal gelegen buiten de uitbreidingen van na 1945) en historische boerderijplaatsen. Ingesloten maar niet bebouwde delen van de bebouwde kom zijn evenmin vrij: tenminste wanneer zij groter zijn dan de minimale omvang gebaseerd op de verwachtingswaarden.
Opmerking: in It Heechsân bevindt zich een strook men kleinschalige historische kavels: het kan goed zijn dat het om de oudste, later leeggelopen buurt gaat. Omdat dit niet zeker is, heeft dit gebied (vooralsnog) geen apart regime toegekend gekregen.
Op het onderstaande nieuwe Famke kaartbeeld Steentijd - Bronstijd, dat gebaseerd is op de beschikbare (onderzoeks ) gegevens, is aangegeven dat voor het grootste deel van het plangebied geen onderzoek noodzakelijk. Voor bepaalde delen is aangegeven dat bij ingrepen van meer dan 5000 m2 een karterend (boor)onderzoek wordt aanbevolen.
Omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, zijn ingrepen van deze omvang niet aan de orde. Om die reden is daarom geen beschermende maatregel voor die gebieden in het plan opgenomen.
De bouwlcocatie aan It Heechsân tussen 1b en 3 is op onderstaande kaart als karterend onderzoek 3 aangegeven. De ingreep die op deze locatie zal plaatsvinden, is kleiner dan 5000 m2. Een karterend onderzoek is derhalve niet nodig. Hetzelfde geldt ook voor de bedrijfsontwikkelingen aan de Grote Hornstweg 10b in Eastermar.
Ijzertijd - Middeleeuwen:
Historische boerderijen die terug kunnen gaan tot de late middeleeuwen zijn archeologisch waardevolle terreinen en verdienen een planologische bescherming. Het is te streng om 50 m2 als ondergrens aan te houden. Dit is inhoudelijk gezien weinig zinvol. Nader lopend onderzoek moet duidelijk maken waar de lat precies moet komen te liggen. Voorlopig wordt daarom uitgegaan van 100 m2. Voor dit bestemmingsplan gaat het met name om de kern van Eastermar.
Aangetoond is dat onder het esdek van Eastermar/Heechsân de voorgangers van de laatmiddeleeuwse boerderijen liggen. Het gebied verdient daarom aparte aandacht, tenminste wanneer er geen sprake is van een ontzanding. Voor deze gebieden, die trouwens behalve middeleeuwse archeologie ook de sporen van nog oudere boerderijen kunnen bevatten, is een regime van toepassing met een ondergrens van 2500 m2. Indien het plangebied groter is dan 2500 m2 dan is een archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven nodig.
Hieronder is het nieuwe Famke kaartbeeld Middeleeuwen op basis van de beschikbare (onderzoeks) gegevens:
5.2.2 Cultuurhistorie
Reeds in de pre-historische tijd waren verschillende hooggelegen zandgronden ten oosten van het huidige Burgummermar bewoond. Eastermar, op de plaats van het huidige Heechsân, moet omstreeks 1200 een flinke nederzetting zijn geweest: het dorp was in die tijd welvarend en zeker niet van geringe betekenis.
Aan het eind van de 16e eeuw kwam de ontginning van hoogp en laagveengronden aan de zuidwestkant van de nederzetting eerst goed op gang. Het dorp ontwikkelde zich gaandeweg in de richting van de Lits. In de periode tot 1750 ontstond de typische langwerpige bebouwingsstructuur van een veendorp.
Langs De Lits als open vaarwater, vormen de "Snakkerbuorren" en "'t Waltsje" de eerste vestigingsplaatsen van de beroepsbevolking. Zo ontstond er een secundaire nederzetting naast het oude centrum "'t Heechsân". De bebouwing zette zich later voort langs de huidige Elte Martens Beimastrjitte.
Na ontginning van de De Leyen verdween hoe langer hoe meer het karakter van een veenkolonie en was het ontstaan van twee kernen een feit. Het accent bleef in de loop der tijd liggen op Eastermar, maar het buurtschap It Heechsân heeft zich kunnen handhaven.
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Binnen het plangebied komen de volgende rijksmonumenten voor:
Elte Martens Beimastrjitte 2, 10, 12, 30 43 en 46, Torenlaan 1, 11, 12 en 14, 't Waltsje 23 en
Zwarteweg 2. Omdat deze panden van rijkswege worden beschermd is hiervoor in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen.
Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.
In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". Samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.
De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangrijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.
In 2015 zijn de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen uitgebreider omschreven en gewaardeerd. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.
Het proces van nadere beoordeling en aanwijzing van gemeentelijke monumenten zal, op basis van de huidige inzichten, worden gestart in 2021.
Op dit moment zijn de volgende Rijksmonumenten in het plangebied aanwezig:
E.M. Beimastrjitte 2, 10, 12, 30, 43 en 46;
Torenlaan 1, 11, 12 en 14;
't Waltsje 23 en
Zwarteweg 2.
Deze panden hebben op dit moment van rijkswege bescherming.
In het plan komen de volgende karakteristieke panden voor:
Achterweg 10;
E.M. Beimastrjitte 5, 8, 15, 17/19, 18, 28, 34/36, 38, 50, 51 en 59;
Grote Hornstweg 10, 12, 15, 17 en 19;
It Heechsân 38;
Snakkerbuorren 3, 6 en 12;
Torenlaan 5, 6, 17, 18, 19, 22, 24 en
't Waltsje 5, 7 17, 29 en 31.
Deze panden hebben op de planverbeelding de aanduiding "karakteristiek". In de planregels is opgenomen dat de bestaande karateristieke hoofdvorm zoveel mogelijk iin stand wordt gehouden. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan deze aanduiding worden verwijderd wanneer de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw hersteld kan worden. Deze aanduiding kan tevens worden verwijderd wanneer de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of nog kan vervullen.
5.3 Bodem
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. De grond met de woningbouwmogelijkheid aan It Heechsân tussen 1b en 3 is sinds jaar en dag in gebruik als weiland Op grond van de Woningwet wordt bij (incidentele) (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.
5.4 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Voor dit bestemmingsplan is in concept een wateradvies gevraagd van wetterskip Fryslân.
Die heeft gereageerd dat uit de aanvraag blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit betekent dat het wetterskip geen wateradvies meer opstelt maar verwijst naar de uitgangsnotitie (zie bijlage 1).
Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. In het plan zijn twee ontwikkelingen opgenomen, te weten: a. de bouw van een woning aan It Heechsân tussen 1b en 3 en b. een bedrijfsuitbreiding aan Grote Hornstweg 10A.
Voor de eerstgenoemde locatie heeft de aanvrager te kennen gegeven dat de bestaande sloot grenzend aan It Heechsân 3 zal worden verbreed ter compensatie van de extra verharding die er zal komen als gevolg van de nieuwbouw.
Voor de andere locatie heeft de eigenaar aaangegeven dat voor de bedrijfsuitbreiding half open verharding zal worden toegepast. Mocht in de toekomst gekozen worden voor gesloten verharding dan zal 10 % van de bedrijfsuitbreiding in waterberging worden gerealiseerd op het perceel ten westen van de bedrijfsuitbreiding.
Er dient een watervergunning bij wetterskip Fryslân aangevraagd te worden indien meer dan 200 m2 onverharde grond bebouwd of verhard wordt in het stedelijk gebied en 1.500 m2 in het landelijk gebied. Zonder compensatiemaatregelen, zoals beschreven in de leidraad watertoets, wordt de watervergunning niet verleend. Dit geldt ook voor ontwikkelingen die wel passen binnen het bestemmingsplan maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt .
5.5 Geluid
5.5.1 Verkeerslawaai
Voor de meeste wegen geldt van rechtswege op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone waarbinnen een normering van kracht is voor de geluidbelasting op gevels door het verkeer. Uit de Wgh vloeit verder voort dat binnen deze zone van wegen akoestisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van nieuwe situaties ten aanzien van geluidgevoelige functies. Wegen waarvoor een dertig-kilometerregime geldt, zijn niet zoneplichtig. In Eastermar en 't Heechsân gelden voor alle wegen binnen de bebouwde komgrens een dertig-kilometerregime.
Voor de wegen waar een hogere snelheidsregime geldt (60 of 80 km) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat om de volgende wegen: Sumarderwei, Teije Tolstraat, Zwarte weg Grote Hornstweg Torenlaan, Skûlenboargerwei, Seadwei, Boerestreek en Lange Geestlaan.
Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel en deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contoour. In die gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet Geluidhinder kan optreden. Daarnaast worden in het plan geen nieuwe situaties in de zin van de Wet Geluidhinder
Voor de wegen waar een hogere snelheidsregime geldt (60 of 80 km) namelijk Kooiweg/Schoolstraat, Ieswei, Tillewei, Joost Wiersmawei en Jisteboerewei, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt buiten de contouren van de voorkeursgrenswaarden..
Het akoestisch onderzoeksrapport is als bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd.
5.6 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan hebben de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) en Brandweer Fryslân desgevraagd advies uitgebracht over de externe veiligheid. In bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is het rapport over dit onderwerp gevoegd.
Gelet op het feit dat dit een conserverend bestemmingsplan is en de personendichtheid niet toeneemt, is hier sprake van een aanvaardbaar groepsrisico en wordt het restrisico geaccepteerd.
5.7 Luchtkwaliteit
5.7.1 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.
De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.
Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. De toename vanwege het plan wordt lager dan 700 mvt/etm en daarmee wordt aan de 3%-norm voldaan.
Door de FUMO is een luchtkwaliteitsrapport opgesteld (zie bijlage 2). Hieruit blijkt dat in de zichtjaren 2020 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en N02. Alle waarden zijn ruimschoots lager dan 40 µg/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 3x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.
Op basis van de resultaten is eveneens te zien dat in de genoemde zichtjaren er ook geen overschrijding voordoet van de grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met
betrekking tot de stof PM2,5.
Aannemelijk is gemaakt dat er geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
5.8 Leidingen
In het rapport over de Externe Veiligheid is o.a. aandacht besteed aan de buisleidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied. Daarin is de ligging van de leidingen opgenomen en is ingegaan op het veiligheidsaspect. Wij verwijzen u naar dit rapport dat als bijlage 3 bij deze toelichting is gevoegd.
5.9 Overig
Grondwaterbeschermingsgebied.
Het plangebied valt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied.
Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.
6.1 Uitgangspunten
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
6.2 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.
Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
6.3.2 Enkelbestemmingen
- Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
Deze bestemming heeft betrekking op een agrarisch bedrijf aan de Torenlaan 10. Omdat het om klein agrarisch bedrijf is, is het bouwperceel en het bouwvlak geënt op de bestaande situatie.
- Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
- Bedrijf 2 -
Binnen het plangebied komen enkele bedrijfslocaties voor die zijn voorzien van de bestemming Bedrijf 2. Per type bestemming zijn verschillende categorien bedrijven toegestaan. Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzonerings-gids' van de VNG. In een enkel geval wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen.
- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening -
De in het plangebied voorkomende openbare nutsvoorziening, het transformatorhuisje aan de Torenlaan naast de begraafplaats, heeft die bestemming gekregen. Het gaat hier om gebouwtje die een grotere inhoud heeft dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter.
- Bos -
Deze bestemming legt de aanwezige houtwallen en singelbeplanting vast. De bestemming is gericht op de instandhouding van deze landschappelijke en historisch waardevolle elementen.
- Centrum -
De oorspronkelijke centrumbebouwing aan de E.M. Beimastrjitte en aan 't Waltsje in Eastermar is onder de bestemming centrum gebracht. Deze bestemming is het kader voor zowel de bestaande als voor eventuele toekomstige wisselingen daarin. Binnen deze bestemming zijn diverse centrumgerelateerde functies toegestaan, zoals detailhandel, sociaal-culturele voorzieningen, educatieve en informatieve voorzieningen, lichte bedrijven en wonen.
- Detailhandel -
Deze bestemming is gelegd op de bestaande winkel met slagerij aan de Grote Hornstweg 2.
- Gemengd -
Deze bestemming ligt op het perceel van "de Kjellingen" aan 't Leech waar een variatie aan functies (bijv. wonen, dienstverlenende bedrijven, educatieve voorzieningen) is toegestaan.
- Groen - Groenvoorziening -
Deze bestemming is gelegd op de grotere en / of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied.
De bermen en groenstroken langs wegen en sloten die een ondergeschikte functie hebben, zijn veelal onder de bestemmingshoofdgroep 'Verkeer - Verblijf' onder gebracht.
- Horeca -Dag en avondhoreca -
De aanwezige horecavoorzieningen in het centrumgebied van Eastermar zijn overeenkomstig de bestaande situatie bestemd. Onder dag en avondhoreca vallen de categorie 1 en 2 horecabedrijven. Het gaat daarbij om o.a. een cafetaria, lunchroom, ijssalon, (eet) café en restaurant.
- Maatschappelijk - Begraafplaats -
Deze bestemming is gelegd op de begraafplaats in It Heechsân. Het bestemmingsplan reserveert ruimte voor een uitbreiding aan de westzijde.
- Maatschappelijk - Medisch en Zorg -
Binnen deze bestemming zijn medische, sociaal-medische, paramedische en zorggerelateerde voorzieningen toegestaan. Het verzorgen van dagbesteding is ook binnen deze bestemming opgenomen. Indien sprake is van een accommodatie waar met de nodige zorg wordt gewoond, is dat slechts toegestaan indien de locatie is voorzien van een aanduiding 'zorginstelling'. Deze bestemming is gelegd op het pand aan de E.M. Beimastrjitte 69 (voormalig kerkgebouw).
- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie -
Deze bestemming is gelegd op de kerk en bijbehorende gebouwen aan de Torenlaan. Binnen deze bestemming zijn naats religieuze ook sociaal-cultuele activiteiten mogelijk.
- Recreatie - Verblijfsrecreatie -
Het gaat hier om het pand aan de Snakkerbuorren 6. Binnen deze bestemming zijn groepsverblijven toegestaan.
- Tuin -
Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden.Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.
- Verkeer - Ontsluitingswegen -
Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld. Deze bestemming ligt op een deel van de Teije Tolstraat (zuidelijk deel) en op de Zwarte Weg.
- Verkeer - Verblijf -
De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.
- Wonen -
Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:
Type woning |
Goothoogte |
Bouwhoogte |
Vrijstaande woningen 1 (W-V1) |
4 |
10 |
Vrijstaande woningen 2 (W-V2) |
8 |
12 |
Vrijstaande woningen 3 (W-V3) |
4 |
4 |
Twee onder één kap 1(W-T1) |
4 |
10 |
Twee onder één kap 2 (W-T2) |
8 |
12 |
Rijenbouw 1 (W-R1) |
4 |
10 |
Rijenbouw 2 (W-R2) |
8 |
12 |
Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.
De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.
Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.
Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.
Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.
Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.
Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:
vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;
vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).
Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.
Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.
- Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op een aantal woningen in het plangebied. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming en wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.
- Wonen - Woongebouw
Deze bestemming is bedoeld voor een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Deze bestemming is van toepassing op flats, appartementencomplexen e.d. In Eastermar is deze bestemming gelegd op het woongebouw aan de Nije Hoarnstleane.
6.3.3 Dubbelbestemmingen
- Waarde - Archeologie -
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de locaties die op de geactualiseerde FAMKE-kaart zijn aangeduid met "streven naar behoud". Om de aanwezige archeologische waarden te kunnen beschermen is aan deze gebieden deze waarde met een beschermend karakter opgenomen.
Daarbij is onderscheid gemaakt in ingrepen tot 50 m2 en ingrepen tot 100 m2. Voor de eerste is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" opgenomen en voor de andere "Waarde - Archeologie 2". Het gaat hierbij o.a. om respectievelijk de oorspronkelijke locatie van de kerk in It Heechsân en om de oorspronkelijke kern van Eastermar.
In principe bestaat er een bouwverbod, tenzij sprake is van vervanging van bestaande gebouwen. Kleinschalige uitbreiding van bestaande bebouwing is wel mogelijk. Als aangetoond kan worden dat de archeologische waarden niet erstnig worden aangetast, kan worden afgeweken van het bouwverbod.
Voor bepaalde werken en werkzaamheden binnen dit gebied, zijn regels omtrent het
uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden van toepassing. Een
vergunning wordt pas verleend, indien is aangetoond dat met de werken en werkzaamheden
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
Indien blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, heeft het bevoegd
de mogelijkheid via een wijzigingsbevoegdheid de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk
te verwijderen.
- Waarde - Landschap (Woudenlandschap) -
Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het coulissenlandschap. Met name het instandhouden van kenmerkende houtsingels en houtwallen (dykswâlen) is een belangrijk uitgangspunt.
Er wordt binnen deze regeling onderscheid gemaakt tussen twee typen houtsingels en houtwallen (dykswâlen). Deze worden inzichtelijk gemaakt op de landschaps- en natuurwaardenkaart zoals die in bijlage 4 bij de bestemmingsplanregels zit.
De houtwallen (dykswâlen) en houtsingels 1 zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)” (rood) of “specifieke vorm van waarde – houtsingel 1” (bruin) waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen en/of houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur of vanwege de cultuurhistorische waarden die deze houtwallen en/of singels met zich meebrengen. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtwallen verwijderd worden en/of houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.
Voor houtsingels 2 (groen) geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding op de planverbeelding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden verleent.
Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.
Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor zowel houtsingels als houtwallen (dykswâlen) bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren.
- Waarde - Waterstaat - Waterstaatkundige functie -
Langs de Lits is een aandachtszone van toepassing. Dit betekent dat in deze zone in beginsel geen bebouwing mogelijk is om het goed functioneren van de vaarweg te bevorderen.
6.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.
- Anti-dubbeltelregel-
De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.
- Algemene bouwregels -
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
- Algemene gebruiksregels -
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
- Algemene aanduidingsregels -
In dit bestemmingsplan is een geluidszone industrie opgenomen. Deze zone vloeit voort uit bedrijventerreinen waarop zogenaamde 'grote' lawaaimakers zijn gevestigd. Voor Jistrum geldt dat het bedrijventerrein Kootstertille - West een geluidszone met zich meebrengt die zich voor een klein deel over het plangebied uitstrekt. Het oprichten van geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone is verboden (tenzij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere waarde), ook al zou de andere van toepassing zijnde bestemming dit wel toelaten.
Ook de regels voor de wetgevingszones wijzigingsgebied 1, 2 en drie zijn in dit artikel opgenomen. Wijzigingsgebied 1 betreft de wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming 'Bedrijf -2' en tuin. Binnen Wijzigingsgebied 2 kan met het aanbrengen van een aanduiding worden toegestaand dat gronden in combinatie met het wonen worden gebruikt voor winkels, bedrijven en dienstverlenende bedrijven/instellingen.
- Algemene afwijkingsregels -
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren
Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgestelde parkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplannen die uiterlijk 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalinge in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag omgevingsvergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toevoegd: en mits er sprake is van:
- voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP). Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
- Algemene wijzigingsregels -
In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.
- Overige regels -
In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wort naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.
6.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.
- Overgangsrecht -
Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.
- Slotregel -
In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
7.1 Economisch
Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.
Exploitatieplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
Aan It Heechsân tussen 1b en 3 is, naar aanleiding van een particulier verzoek, in dit bestemmingsplan een woningbouwmogelijkheid opgenomen.
De gemeente is in financiële zin niet betrokken bij de realisering van de nieuwe woning op deze locatie. De gemeente heeft met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Dit geldt ook voor de in het plan opgenomen bedrijfsuitbreiding aan de Grote Hornstweg 10b in Eastermar.
Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
7.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 14 November 2019 heeft het ontwerp bestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn wel/geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg
8.1 Inspraak
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 17 januari tot 28 februari 2019. Er zijn twee inspraakreacties ontvangen. Eén reactie heeft betrekking op de bouwmogelijkheid van een woning aan It Heechsân. De andere, afkomstig van de brandweer, op het nderdeel externe veiligheid.
Op 16 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg (I&O) vastgesteld. Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties wil omgaan. Deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Tijdens de raadsvergadering op 16 mei 2019 heeft de gemeenteraad de notitie I&O ter informatie gehad.
8.2 Overleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geleid tot twee overlegreacties van respectievelijk provinsje Fryslân en wetterskip Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie I&O, op onderdelen geleid tot aanpassing c.a. aanvulling van de regels en de toelichting.