Eastermar - It Heechsan 2019
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.16BPVIII-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels bestemmingsplan Eastermar - It Heechsân 2019
Inhoudsopgave
Regels bestemmingsplan Eastermar - It Heechsân 2019
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening
Artikel 11 Groen - Groenvoorzieningen
Artikel 12 Horeca - Dag en avondhoreca
Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 14 Maatschappelijk - Medisch en Zorg
Artikel 15 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 19 Verkeer - Ontsluitingswegen
Artikel 22 Wonen - Rijenbouw 1
Artikel 23 Wonen - Rijenbouw 2
Artikel 24 Wonen - Twee onder één kap 1
Artikel 25 Wonen - Twee onder één kap 2
Artikel 26 Wonen - Vrijstaande woningen 1
Artikel 27 Wonen - Vrijstaande woningen 2
Artikel 28 Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen
Artikel 30 Waarde - Archeologie 1
Artikel 31 Waarde - Archeologie 2
Artikel 32 Waarde - Woudenlandschap
Artikel 33 Waterstaat - waterstaatkundige functie
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Artikel 35 Algemene bouwregels
Artikel 36 Algemene gebruiksregels
Artikel 37 Algemene aanduidingsregels
Artikel 38 Algemene afwijkingsregels
Artikel 39 Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren
Artikel 40 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan Eastermar - It Heechsân 2019 met Imro code NL.IMRO.0737.16BPVIII van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5 aanleggelegenheid
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;
6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;
7 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter prductie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;
8 akker- of tuinbouwbedrijf
een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;
9 archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
10 bar
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
12 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
14 bedrijfskantine
zie: restauratieve voorziening;
15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
16 beeldverstorende bebouwing
bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;
17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
20 bestaand
bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
24 bijzondere paardenhouderij
zie gebruiksgerichte paardenhouderij;
25 bijzondere recreatieve voorziening
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
30 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
32 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
33 café
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
34 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
35 chalet
een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;
36 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
37 dagbesteding
een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen;
38 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
40 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
41 dobbe
zie: poel;
42 drinkpoel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;
43 dykswâl (houtwal)
een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.
Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;
44 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;
45 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
46 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
47 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
48 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
49 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
50 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;
51 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
52 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
53 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
54 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
55 geluidsgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
56 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
57 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
58 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;
59 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;
60 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
61 half open landschap
Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
afwisseling van water, land en drassige percelen;
verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;
vage of verdwenen ontginningsrichting;
verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;
62 haven
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;
63 "hiem"
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
64 hoekerker
een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;
65 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
66 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
67 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
68 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
69 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
70 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
71 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
72 horecavloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
73 hotel
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;
74 houtopstand
opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;
75 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
76 houtteelt
een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
77 houtwal
zie dykswâl;
78 huishouden
Eén of meer personen die een duuzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
79 individueel aaneen gebouwd
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;
80 intensieve veehouderij
zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
81 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
82 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
83 kampwinkel
een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;
84 kantoor
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
85 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
86 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
87 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
88 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
89 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
90 landschappelijk inpassingsplan
een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
de historisch gegroeide landschapstructuur;
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;
het bebouwingspatroon;
een goede infrastructurele ontsluiting;
de milieuhygiënische situatie;
de lichtuitstoot;
de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.
Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
91 landschappelijk inrichtingsplan
een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
de historisch gegroeide landschapstructuur;
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
het bebouwingspatroon;
een goede infrastructurele ontsluiting.
Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
92 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
93 ligplaats
het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing
94 logiesverstrekking
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
95 manege
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
96 medische voorziening
voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;
97 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
98 milieuafstand
de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;
99 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
100 molen
een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;
101 molenbiotoop
de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;
102 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
103 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;
104 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
105 ondergeschikte horeca
Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;
106 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie.
107 open landschap
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
grootschalig open (weide)landschap;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
108 klei op veen landschap
het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
zeer grootschalig open (weide)landschap
regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;
grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;
109 meren- en kanalenlandschap
het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;
grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;
opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;
perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;
incidenteel voorkomende bebouwing;
110 veenweidelandschap
het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
grootschalig open (weide)landschap;
hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
111 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;
112 opvangcentrum
plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;
113 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
114 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
115 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
116 paramedische voorziening
voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;
117 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
118 peil
indien op of in het land wordt gebouwd:
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
indien op of in het water wordt gebouwd:
het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
119 pension
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
120 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;
121 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
122 pingoruïne
overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;
123 pluimvee
kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;
124 poel
een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
125 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
126 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
127 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
128 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
129 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
130 recreatievaartuig
een object, niet zijnde een (recreatie)woonschip of drijvend boothuis of daarmee gelijk te stellen voorziening, dat bedoeld is voor het vervoer over water ten behoeve van recreatief gebruik;
131 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;
132 recreatiewoonschip
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
133 restauratieve voorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;
134 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
135 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
136 schiphuis
een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
137 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
138 slijterij
een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;
139 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
140 sociaal-medische voorziening
voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;
141 sportkantine
een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;
142 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;
143 stallinggelegenheid
het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;
144 steiger
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;
145 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
146 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);
147 vee
door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;
148 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
149 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
150 verplaatsbaar bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;
151 voetprint van de hoofdmassa
de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte
152 volkstuin
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
153 volumineuze goederen
goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
154 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
155 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
156 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
157 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
158 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
159 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
160 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
161 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
162 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;
163 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
164 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
165 woonschip
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
166 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
167 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
168 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
168.1 dykswâlenlandschap met blokverkaveling
het dykswâlenlandschap (houtwallen) met blokverkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,8 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 5,2 ha;
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
de aanwezigheid van onverharde paden;
168.2 dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling
het dykswâlenlandschap (houtwallen) met opstrekkende verkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
sterk opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 3,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,7 ha;
relatief smalle percelen;
de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
bebouwing is voornamelijk geconcentreerd in de bebouwingslinten;
verspreid voorkomende pingoruïnes;
168.3 Friese essenlandschap
het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
relatief kleine percelen;
de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceelscheidingen;
de aanwezigheid van onverharde paden;
langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;
verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;
168.4 hoogveen met wijkenlandschap
het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatig patroon van wijken en sloten;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;
opstrekkende verkaveling;
herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;
de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;
verspreid voorkomende bebouwing;
168.5 jonge heideontginningslandschap
het jonge heideontginninglandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
relatief kleine percelen;
de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;
verspreid voorkomende bosjes;
relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;
168.6 singellandschap
het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
veelal opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;
herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;
op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);
verspreid voorkomende pingoruïnes;
verspreid voorkomende dobben, poelen;
bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;
verspreid voorkomende landgoederen en bebossing;
169 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;
170 zorginstelling
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personendie bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m² ;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:
de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;
de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen;
In afwijking van het gestelde in lid 3.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 3.2.1. onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
3.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
lid 3.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
lid 3.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
lid 3.2.2 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
de oppervlakte van een bouwwerk, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van biomassavergisting;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie";
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - pension”;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 3.1 onder I. genoemde detailhandelsfunctie;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.
3.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.4 onder G. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitoefening van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
3.6.2 Functieverbreding bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - {...}” ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:
de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;
de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen het bouwperceel;
een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
de niet agrarische bedrijfsactiviteiten:
overeenkomen met die van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
betrekking hebben op zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven) met dien verstande dat:
woonzorgeenheden uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;
binnen de invloedsgebieden van risicovolle functies het aspect externe veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;
betrekking hebben op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven), met dien verstande, dat
recreatiewoningen uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;
het aantal recreatiewoningen ten hoogste 15 bedraagt;
een pension uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mag worden gerealiseerd;
trekkershutten op het bouwperceel, aansluitend op bestaande bebouwing worden gebouwd;
het aantal trekkershutten ten hoogste 10 bedraagt;
de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20m² zal bedragen;
de hoogte van een trekkershut ten hoogste 4 m zal bedragen;
het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
3.6.3 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - Vrijstaande woningen 1', 'Wonen - Vrijstaande woningen 2', ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ten behoeve van de functieverandering van agrarische bedrijfsbebouwing en het daarbij behorende bouwperceel, mits:
ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;
de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing;
ten hoogste 1 woning is toegestaan;
het bouwvlak van de onder A.3. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf;
erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;
een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
3.6.4 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 3.6.1, 3.6.2 en 3.6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;
sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
paden en kavelontsluitingswegen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water;
het recreatief medegebruik;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 4.3 onder A. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
4.5.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
4.5.3 Criterium
De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden;
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
een weg- en waterbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf weg- en waterbouw";
een bouw- en aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouw- en aannemersbedrijf";
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
bedrijfskantine;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:
de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;
de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 5.2.1. onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 5.2.1. onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
lid 5.2.1 onder A.2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
5.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 onder A. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 onder B. bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de criteria zoals genoemd onder 5.3.1. onder A. en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 5.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
lid 5.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
5.5.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.5 bedoelde mogelijkheden ot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits de bestaande oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 15% kan worden vergroot.
de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
de aanduiding “<specifiek type bedrijvigheid>” wordt verwijderd, mits:
de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
5.6.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen boerderijtypen’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
rekening wordt gehouden met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonprogramma en de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Eastermar;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
5.6.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.6.1, en 5.6.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bouwwerken met een dak voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, bouwwerken met een dak voor de gasvoorziening, bouwwerken met een dak voor de waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een dak;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
met de daarbij behorende:
erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken met een dak
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder A. genoemde bouwwerken met een dak gelden de volgende regels:
een bouwwerk met een dak zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte van een bouwwerk met een dak zal ten hoogste 7 m bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder G. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
een dak of overkapping is niet toegestaan.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bos en bebossing, waaronder houtsingels;
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
landschappelijke waarden;
het recreatief medegebruik;
paden en wegen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen;
een dak of overkapping is niet toegestaan.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van een houtsingel;
het verwijderen van bosbeplantingen over een oppervlakte groter dan 100 m² in een bos en/of een gebied met bebossing;
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
7.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
7.3.3 Criterium
De in lid 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
het geheel verwijderen van bos en bosbeplantingen, waaronder houtsingels.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
detailhandel, waarbij de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet meer bedraagt dan 250 m²;
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
risicovolle inrichtingen;
inrichtingen voor het opslaan of bewerken van vuurwerk;
dienstverlenende bedrijven en/of (openbare) dienstverlenende instellingen;
medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
educatieve en informatieve voorzieningen;
sociaal-culturele voorzieningen;
levensbeschouwelijke voorzieningen;
het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
de hoofdgebouwen mogen uitsluitend individueel aaneen worden gebouwd;
de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 7 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de hoofdgebouwen zullen over een afstand van ten minste 80% in de voorbouwgrens worden gebouwd;
de dakhelling van een hoofdgebouw zal, binnen een afstand van 10 m gerekend vanuit de voorbouwgrens, ten minste 30° en ten hoogste 80° bedragen
de goothoogte en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder A. genoemde bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.
8.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen, zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 8.2.2 onder C. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
8.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 8.3 bedoelde mogelijkheid tot afwijking van de bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
in lid 8.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
8.5.1 Algemene criteria afwijkingen van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 8.5 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Functieverruiming/ - beperking bestaande functie(s) Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:
de goot- en/of bouwhoogte aansluit bij de goot- en/of bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing;
in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
8.6.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Gemengd’, ‘Horeca - Dag- en avondhoreca’, ‘Verkeer- verblijf’.
8.6.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.6.1 en 8.6.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
In afwijking van het gestelde in lid 9.2.1. onder A. mogen bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 9.2.1. onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande bouwwerk.
9.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder I. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 9.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;
9.4.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
ter plaatse geen detailhandelsbedrijf meer wordt uitgeoefend;
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Eastermar;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
9.4.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.4.1 en 9.4.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
dienstverlenende bedrijven en/of (openbare) dienstverlenende instellingen;
educatieve en informatieve voorzieningen;
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en kinderopvang;
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 10.1. onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
de oppervlakte van een kantoor zal ten hoogste 600 m² bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 10.1. onder I. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
10.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
10.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 10.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 11 Groen - Groenvoorzieningen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
water;
met daaraan ondergeschikt:
semi agrarisch medegebruik;
paden en wegen;
tuinen;
parkeervoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
verhardinge;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder M. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, palen, kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 10 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;
een dak of overkapping is niet toegestaan.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
11.3.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.
11.3.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in 11.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 12 Horeca - Dag en avondhoreca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca - Dag en avondhoreca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
horecabedrijven categorieën 1 en 2;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:
de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;
de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 12.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 12.2.1 onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
12.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 12.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
12.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 12.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 12.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 of 2;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 12.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Functieverruiming / -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
12.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, alsmede de oppervlakte van het (de) bouwvlak(ken) wordt vergroot dan wel de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
rekening wordt gehouden met de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Eastermar;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Centrum', mits:
de aangrenzende gronden tevens zijn bestemd voor ‘Centrum’;
de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is.
12.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.5.1 en 12.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een begraafplaats;
gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder B. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
het aantal gebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 75 m² bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 13.1. onder I. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen.
Artikel 14 Maatschappelijk - Medisch en Zorg
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
kantoor;
met daaraan ondergeschikt:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerken zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
In afwijking van het gestelde in lid 14.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 14.2.1 onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
14.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder J. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 14.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
14.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;
14.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 15 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;
levensbeschouwelijke voorzieningen;
exposities;
met daaraan ondergeschikt:
horeca, categorie 1 of 2 in combinatie met de in lid A. onder 1. en 2. bedoelde sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorzieningen, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal in een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak;
In afwijking van het gestelde in lid 15.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 15.2.1 onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
15.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 15.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 15.1 onder B. genoemde vorm van horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
15.4 Wijzigingsbevoegdheid
15.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;
15.4.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – 1’ of ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitloper) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;
de bestaande woonfunctie van de bedrijfswoning bij het bedrijf gehandhaafd blijft.
15.4.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.4.1 en 14.5.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het recreatief verblijf van groepen (groepsverblijven);
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwwerken zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken
16.2.1.1 Groepsverblijven
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder A. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 16.2.1.2 onder A. mogen bestaande bouwwerken met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 16.2.1.2 onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
16.2.1.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder B. genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 16.2.1.1 van overeenkomstige toepassing;
16.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerk zijnde
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van verblijfsrecreatieve bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
16.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak zal bedragen;
de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd.
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
16.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, havengebouw en gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met een maximum van 200 m²;
sociaal-culturele activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'sociaal - cultureel' al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2
met daaraan ondergeschikt:
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
productiegebonden en sport gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
met de daarbij behorende:
erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken, waaronder tribunes en lichtmasten.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 17.1 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet-inpandige bedrijfswoningen:
de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;
de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen;
In afwijking van het gestelde in lid 17.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 17.2.1 onder A.2. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
17.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder N. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 17.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 17.1 genoemde bedrijfsfuncties;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 17.1 genoemde detailhandelsfuncties.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
17.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding “gebruiksgerichte paardenhouderij”;
een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
17.4.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – 1’ of ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Verkeer – Verblijf’, alsmede de ligging van een (de) aangegeven bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitloper) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
er voldoende parkeergelegenheid en stallinggelegenheid op eigen terrein of in de onmiddellijke nabijheid aanwezig is;
17.4.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 17.4.1, 18.5.2 en 17.4.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 18 Tuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen;
erkers;
voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Erkers
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder B. genoemde erkers gelden de volgende regels:
een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:
er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee, aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een hoofdgebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
een erker zal ten hoogste over 70% van de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd.
18.2.2 Voorportalen
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder C. genoemde voorportalen gelden de volgende regels:
een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
18.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
18.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 in die zin dat:
een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd, mits:
een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;
de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;
het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorend bouwwerk ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare bijbehorende bouwwerken onderling en ten opzichte van andere bouwwerken, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen;
rekening wordt gehouden met:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden.
een deel van het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, 'Vrijstaande woningen boerderijtypen', ‘Wonen – Twee onder één kap 1’ of ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ wordt gebouwd, mits:
tegelijkertijd toepassing is gegeven aan het gestelde in de artikel 26.3 onder A. of, artikel 27.3 onder A of, artikel 28.3 onder A of, artikel 24.3 onder A of, artikel 25.3 onder A.;
de oppervlakte van het deel van het hoofdgebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen;
rekening wordt gehouden met:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
18.4.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’ en/of ‘Wonen – Twee onder één kap 2’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het hoofdgebouw;
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel niet groter wordt dan ten hoogste 115% van de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de bouwwerken op de aangrenzende bouwpercelen.
18.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 Verkeer - Ontsluitingswegen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ontsluitingswegen en -straten;
paden;
parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
geluidwerende voorzieningen;
groenvoorzieningen;
tuinen, erven en terreinen;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 19.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:
de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;
de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:
de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
19.5.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 20 Verkeer - Verblijf
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, (woon)straten en pleinen;
paden;
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;
het recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water;
tuinen, erven en terreinen;
terrassen;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder D. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
een garagebox zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – garageboxen”;
per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”, dienen de garageboxen aaneen te worden gebouwd;
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 20.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:
de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;
de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - 1’, mits:
de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
20.5.2 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
een nieuw bouwvlak in combinatie met de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen” wordt aangegeven, mits:
de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;
een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd.
20.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.5.1 en 20.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
kaden en oevers;
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;
de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
het recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen
paden;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder:
kunstwerken;
steigers en aanleggelegenheid, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – ligplaats recreatievaartuigen”.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwwerken
21.2.1.1 Gebouwen
Ten behoeve van de functies genoemd in lid 21.1 mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder L. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;
de oppervlakte van een steiger zal ten hoogste 25% van het aanduidingsvlak “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen” bedragen;
aanleggelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – aanleggelegenheid recreatievaartuigen”;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;
de bouwhoogte van aanleggelegenheden ten hoogste 1 m zal bedragen.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van recreatievaartuigen voor permanente bewoning;
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen.
21.4.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
21.4.3 Criterium
De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
de waarde van de gronden voor de waterhuishouding;
de landschappelijke waarden van de gronden;
de natuurwaarden van de gronden;
de cultuurhistorische waarden van de gronden.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”, mits:
de ligplaats via openbaar vaarwater bereikbaar is;
de ligplaats ten dienste staat van een aangrenzende woning;
de oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt.
de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen” wordt verwijderd;
de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – ligplaats reatievaartuigen”, mits:
de aanleggelegenheid via openbaar vaarwater bereikbaar is;
de aanleggelegenheid een openbaar karakter heeft.
21.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ‘Groen – Groenvoorziening’.
21.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 21.5.1 en 21.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de nautische veiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 22 Wonen - Rijenbouw 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Rijenbouw 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
hoofdgebouwen zullen aaneen worden gebouwd;
het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak zal ten hoogte het bestaande aantal bedragen;
per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen:
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
22.2.2 Bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 22.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A. sub 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
22.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 22.2.1 onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
lid 22.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
22.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 22.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 22.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
22.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
22.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Rijenbouw 2’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
22.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 22.5.1 en 22.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 23 Wonen - Rijenbouw 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Rijenbouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
hoofdgebouwen zullen aaneen worden gebouwd;
het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak zal ten hoogte het bestaande aantal bedragen;
per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen:
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
23.2.2 Bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 23.2.2. onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A.3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
23.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 23.2.1onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
lid 23.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m²zal bedragen.
23.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 23.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 23.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
23.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Rijenbouw 1’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’, ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
23.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 23.5.1 en 23.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 24 Wonen - Twee onder één kap 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste twee bedragen;
per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 24.2.2 onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A.3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
24.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 24.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
lid 24.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
lid 24.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
24.3.1 Algemene criteria afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 24.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 24.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
24.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m², niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” groter dan 500 m², niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
24.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’.
24.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.5.1 en 24.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 25 Wonen - Twee onder één kap 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd:
het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
per bouwvlak zal ten minste 60% van de gezamenlijke breedte van de voorgevels van de hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m² bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 25.2.2 onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A.3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
25.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder F. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 25.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
lid 25.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
lid 25.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
25.3.1 Algemene criteria afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 25.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 25.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
25.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m², niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel, in geval van een “hiem” groter dan 500 m², niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
25.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’, ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, en/of ‘Tuin’.
25.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.5.1 en 25.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 26 Wonen - Vrijstaande woningen 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
26.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 26.2.2 onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A.3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
26.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder F. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 26.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
lid 26.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
lid 26.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
26.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 26.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 26.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
de aanduiding "karakteristiek" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
26.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;
de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
de woningen op een adequate wijze worden ontsloten.
26.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 26.5.1 en 26.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 27 Wonen - Vrijstaande woningen 2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen; het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen met dien verstande dat:
de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen.
27.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van genoemde bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 27.2.2 onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A.3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
27.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder F. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
27.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 27.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
lid 27.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
lid 27.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
27.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 27.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 27.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
27.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” kleiner of gelijk aan 500 m² niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
de oppervlakte van het bouwvlak in geval van een “hiem” groter dan 500 m² niet groter wordt dan 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot ten hoogste 250 m²;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
27.5.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Vrijstaande woningen 1’ en/of ‘Tuin’;
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – Twee onder één kap 1’, ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ en/of ‘Tuin’, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak tenminste 250 m² bedraagt;
de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
de woningen op een adequate wijze worden ontsloten.
27.5.3 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 27.5.1 en 27.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 28 Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
het hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
het hoofdgebouw zal met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de maat bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de maat bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de dakhelling van een hoofdgebouw zal, afhankelijk van het boerderijtype, ten hoogste de helling bedragen, genoemd in onderstaande tabel, tenzij de bestaande helling meer bedraagt, in welk geval de dakhelling ten hoogste de bestaande helling mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk6 m bedragen.
Tabel
boerderijtype |
bouwdeel |
goothoogte |
bouwhoogte |
dakhelling |
Stelp |
woongedeelte |
4 |
15 |
60o |
Stelp |
voormalig bedrijfsgedeelte |
3 |
15 |
60o |
|
|
|
|
|
Kop-hals-romp |
kop |
4 |
10 |
60o |
Kop-hals-romp |
hals |
3 |
6 |
60o |
Kop-hals-romp |
romp |
3 |
15 |
60o |
|
|
|
|
|
Kop-romp |
kop |
4 |
8 |
60o |
Kop-romp |
romp |
3 |
12 |
60o |
|
|
|
|
|
Wâldpleatske |
woongedeelte |
4 |
10 |
60o |
Wâldpleatske |
voormalig bedrijfsgedeelte |
3 |
10 |
60o |
|
|
|
|
|
Bergumermeertype |
woongedeelte |
4 |
8 - 10 |
60o |
|
Voormalig bedrijfsgedeelte |
3 |
12 |
60o |
|
|
|
|
|
28.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 4 m bedragen;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 12 m bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 150 m², bedragen;
In afwijking van het gestelde in lid 28.2.2 onder A. mogen bestaande bijbehorende bouwwerken met een grotere oppervlakte dan genoemd onder A. 4. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4 m zal bedragen, met dien verstande dat:
de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 12 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
de oppervlakte van een vrijstaand bouwwerk ten hoogste 150 m² zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken niet wordt vergroot.
28.2.3 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste15 m zal bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 28.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
lid 28.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;
lid 28.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;
lid 28.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80o;
lid 28.2.2 onder A.4. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van250 m²zal bedragen.
28.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 28.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 28.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
28.5.1 Functieverruiming/-beperking bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak, vermeerderd met 10% tot ten hoogste 250 m²;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
28.5.2 Functieverbreding bestaande functies
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2” ten behoeve van bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:
de bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van de woning bedragen;
28.5.3 Functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf –2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:
deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke;
de uitoefening van de bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;
de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft in de vorm van de aanduiding “bedrijfswoning”;
het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
28.5.4 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.5.1, 28.5.2 en 28.5.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 29 Wonen - Woongebouw
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woongebouwen en bijbehorende bouwwerken
met daaraan ondergeschikt:
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, woonstraten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder A. genoemde woongebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een woongebouw en bijbehorende bouwwerken zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een woongebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een woongebouw en bijbehorende bouwwerken ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat van vrijstaande bijbehorende bouwwerken de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen.
29.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder J. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
29.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 29.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid
29.4.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 20 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 20 m zal bedragen.
29.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie -1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd anders dan:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m² wordt uitgebreid;
bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en).
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.1 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het mengen, diepploegen of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het verlagen van het waterpeil.
30.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
niet dieper gaan dan 0,30 m ten opzichte van het bestaande maaiveld en die niet betrekking hebben op het ontgronden of afgraven van terpen;
betrekking hebben op een project met een oppervlakte van ten hoogste 50 m².
30.4.3 Criterium
De in lid 30.4.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:
op grond van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
30.5.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ wordt verwijderd.
30.5.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, mits op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd anders dan:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 100 m² wordt uitgebreid;
bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en).
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2.1 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad; of
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het mengen, diepploegen of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het verlagen van het waterpeil.
31.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
niet dieper gaan dan 0,30 m ten opzichte van het bestaande maaiveld en die niet betrekking hebben op het ontgronden of afgraven van terpen;
betrekking hebben op een project met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².
31.4.3 Criterium
De in lid 31.4.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:
op grond van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
31.5.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ wordt verwijderd.
31.5.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, mits op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 32 Waarde - Woudenlandschap
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap (dykswâlenlandschap in blokverkaveling en Fries essenlandschap), met dien verstande dat:
de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtsingel 1”, uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;
de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)", uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van dykswâlen (houtwallen).
32.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtsingel 1" en/of ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)”, met dien verstande dat:
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen);
onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
het bepaalde onder 1 en 2 niet van toepassing is met het oog op het realiseren van de ontsluiting van percelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, op de locaties zoals die zoals die met "houtsingel 2" zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlage 3 (landschaps- en natuurwaardenkaart), met dien verstande dat onder wijzigen tevens wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels.
32.3.2 Uitzonderingen op de vergunningenplicht
Het bepaalde in lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
betrekking hebben op het realiseren van de ontsluiting van percelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
32.3.3 Criterium
De in lid 32.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
de aanvraag wordt voorzien van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
de uitgangspunten voor het voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 4 “landschappelijke waarden woudenlandschap”;
de bij deze regels in bijlage 5 opgenomen “Richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels en dykswâlen”;
de bij deze regels in bijlage 5 opgenomen “Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels”;
geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied.
32.4 Wijzigingsbevoegdheid
32.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtsingel 1" wordt verwijderd, mits het structuurbepalende karakter van de houtsingel en/of de cultuurhistorische waarde van de houtsingel, als gevolg van grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, spoorwegen, vaarwegen) niet kan worden gehandhaafd;
de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)" wordt verwijderd, mits het structuurbepalende karakter en/of de cultuurhistorische en/of de ecologische waarde van de dykswâl, als gevolg van ingrepen in het landschap in het kader van gebiedsontwikkeling, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), niet kan worden gehandhaafd;
de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtsingel 1" wordt aangebracht, mits de houtsingel een structuurbepalend karakter krijgt;
de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)" wordt aangebracht mits:
de dykswâl (houtwal) is aangelegd ter compensatie van een te verwijderen of verwijderde dykswâl;
uit onderzoek blijkt, dat een dykswâl (houtwal) alsnog als structuurbepalend, cultuurhistorisch waardevol en / of ecologisch waardevol moet worden aangemerkt;
de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt verwijderd.
32.4.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan een in lid 32.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.
Artikel 33 Waterstaat - waterstaatkundige functie
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;
het bevorderen van de nautische veiligheid op een (naastgelegen) vaarwater;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
33.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
33.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 33.1 onder C. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
33.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
vooraf is geadviseerd door de betreffende beheerder van de waterstaatkundige functie;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige (neven)functie van de gronden.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):
het ophogen en afgraven van de gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de toegelaten wegen en paden.
33.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 33.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
33.3.3 Criterium
De in lid 33.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de waterstaatkundige (neven)functie van de gronden.
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
33.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ wordt verwijderd, mits:
de waterstaatkundige functie van de gronden is vervallen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 35 Algemene bouwregels
35.1 Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
35.2 Windturbines
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Artikel 36 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puin en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 37 Algemene aanduidingsregels
37.1 natuurzone - ehs
De functie van de gebiedsaanduiding “natuurzone – ehs” is
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS – gebieden;
het tegengaan van werken en werkzaamheden, die het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS – gebieden kunnen frustreren.
37.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen, ter plaatse van de aanduiding "natuurzone - ehs", geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de natuurzone zal ten hoogste 2 m bedragen.
37.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 37.1.1 onder A. en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, die op grond van de daar voorkomende bestemming(en) mogen worden gerealiseerd, worden gebouwd, mits:
de ter plaatse aanwezige of te ontwikkelen natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
de samenhang binnen het betreffende begrensde EHS-gebied niet onevenredig wordt aangetast.
37.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
37.1.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur;
het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van detailontwatering, zoals drainage;
het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
37.1.3.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 37.1.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
37.1.3.3 Criteria
De in lid 37.1.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen significant negatieve effecten zijn
op de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden en / of potentiële (natuur)waarden van de gronden;
op de landschappelijke waarden van de gronden;
37.1.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken dat significant negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden en / of potentiële (natuur)waarden van de gronden.
37.1.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de gebiedsaanduiding “natuurzone - ehs” wordt verwijderd, mits:
de gronden ter plaatse niet meer deel uitmaken van de begrensde EHS; of
de gronden ter plaatse zijn bestemd als ‘Natuur’ of ‘Agrarisch met waarde – Beheersgebied’.
Artikel 38 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;
en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 39 Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren
Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan bijlage 2 van het GVVP, die is opgenomen als bijlage 6 bij de regels van dit bestemmingsplan;
Als de onder sub 1. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 40 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, mits:
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden archeologische waarden aanwezig zijn;
de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt aangebracht, mits:
op basis van onderzoek blijkt dat in een gebied te behouden waarden van het woudenlandschap aanwezig zijn;
de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, mits:
dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;
dit noodzakelijk is voor het bevorderen van de nautische veiligheid op een (naastgelegen) vaarwater;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 41 Overgangsrecht
41.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
41.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 42 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan 'Eastermar - It Heechsân 2019'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De voorzitter, De griffier,