direct naar inhoud van Artikel 9: Bedrijventerrein - 3
Plan: Aldtsjerk, Wyns en Bartlehiem 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0737.10BPI-vi01

Artikel 9: Bedrijventerrein - 3

9.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening;
  • b. bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. restauratieve voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. water;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2. Bouwregels
9.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven.
9.2.2. Bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • c. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 9.2.1 van overeenkomstige toepassing;
  • d. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - a” de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen;
    • 3. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zullen binnen een bouwvlak en bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 6 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf, met een maximum van 100 m² bedragen;
  • j. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de bedrijfswoonfunctie zal ten hoogste 60 m² bedragen;

tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “maximum bebouwd oppervlakte (m²)” en/of “maximale bouwhoogte (m)”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte en/of de bouwhoogte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte en/of bouwhoogte zal bedragen.

9.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

9.3. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de in lid 9.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. het gebruik van andere gebouwen ten dienste van de bedrijfswoonfunctie dan de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan welke zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 t/m 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 genoemde bedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
9.4. Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte, een andere bouwhoogte en/of een (ander) bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
    • 1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
  • b. in een bouwvlak in een aanduiding “minimum bebouwingspercentage (%)” een lager bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten minste 10% zal bedragen;
      voor het type bedrijvigheid een relatief groot onbebouwd terrein benodigd is;
  • c. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een onherroepelijke hogere grenswaarde;
  • d. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
  • e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
    • 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
  • f. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
9.4.2. Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.4.1bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.