direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Baronie
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft in 2011 het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' vastgesteld, waarin een nieuwe woonwijk mogelijk wordt gemaakt. Voor het noordelijk deel van het plangebied wordt een plan ontwikkeld dat voorziet in een appartementengebouw met een hierbij behorende parkeerschuur, vier eengezinswoningen en één twee-onder-een-kapwoning. Het appartementengebouw Lusthof De Zoete Inval betreft het Hoofdhuis met een bouwhoogte van 12 meter. Dit onderdeel van de planontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat de bouwhoogte is bepaald op maximaal 9 meter. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de maximum bouwhoogte met ten hoogste 3 meter te verhogen ten behoeve van een stedenbouwkundig accent. Dit wijzigingsplan maakt de gevraagde planontwikkeling juridisch planologisch mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van de te realiseren woonwijk de Winkelbuurt. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de Burgemeester des Tombeweg. Ten oosten van het gebied ligt de Doude van Troostwijkstraat met aansluitend hierop de bestaande bebouwing van Abcoude. In westelijke richting van het plangebied ligt de op- en afrit naar de A2. De gronden ten zuiden van de planlocatie maken onderdeel uit van de nieuwbouwwijk. Het plangebied is met een rode ovaal aangeduid in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0001.png"

Figuur 1: Situering omgeving plangebied (locatie rood gearceerd aangeduid). Het plangebied De Winkelbuurt is opgenomen in een overzichtskaart.

1.3 Bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011

Voor het plangebied geldt het volgende door de gemeenteraad van De Ronde Venen vastgestelde bestemmingsplan:

Bestemmingsplan   Raadsbesluit   Uitspraak Raad van State  
Bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011"   22 december 2011   N.v.t.  
'Partiële herziening van de Winkelbuurt 2011'   In voorbereiding.    

Het perceel maakt onderdeel uit van de bestemming 'Wonen'. Voor dit deelgebied is een bouwhoogte toegestaan van 9 meter met een maximum bebouwingspercentage van 50%. Op grond van de opgenomen 'gebiedsaanduiding wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 2' kan de maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 meter worden verhoogd ten behoeve van een stedenbouwkundig accent mits uit akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder. Een uitsnede van de plankaart is opgenomen in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0002.png"

Figuur 2: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit wijzigingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Hoofdstuk 4 omvat de omgevingsaspecten, waaronder de waterparagraaf. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In Hoofdstuk 5 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Hoofdstuk 6 is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0003.png"

Luchtfoto's plangebied en omgeving (bron Bing Maps).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.

De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent voor alle ruimtelijke plannen:

  • 1. eerst kijken of er een regionale vraag is naar een bepaalde ontwikkeling;
  • 2. vervolgens kijken of het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
  • 3. mocht nieuwbouw nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De stedelijke ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt betreft alleen het mogelijk maken van een 3 meter hoger woongebouw, waarvoor eerder een bestemmingsplanprocedure is doorlopen, zodat toetsing aan de ladder niet nodig is.

2.1.2 AMvB Ruimte (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij onder andere om rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen en ecologische hoofdstructuur (EHS).

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Conclusie

Het planinitiatief raakt geen rijksbelangen als genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Vanuit rijksbeleid zijn er derhalve geen beperkingen aan deze planontwikkeling.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciale Structuurvisie 2013-2028

Provinciale Staten van Utrecht hebben op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. Gemeenten kunnen binnen dit beleid onder meer woningen bouwen, natuur aanleggen, bedrijven huisvesten of recreatievoorzieningen ontwikkelen. Het ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Provinciale Staten willen de provincie aantrekkelijk houden om te wonen, werken en recreëren. De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht 2040 is daarbij de stip aan de horizon. Het ruimtelijk beleidsvizier is daar op gericht. De doelen uit Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die voor het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:

  • een duurzame leefomgeving
  • vitale dorpen en steden
  • landelijk gebied met kwaliteit.

Als hoofdlijn voor het verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.

Het beleid sluit aan bij de zogenaamde duurzame verstedelijkingsladder; deze is inmiddels in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' opgenomen. De duurzame verstedelijkingsladder houdt in dat, als de behoefte aan de voorgenomen verstedelijking is aangetoond, bij voorkeur de volgende volgorde wordt gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied; voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.

Stedelijk gebied en rode contouren
Al geruime tijd maakt de provincie in haar ruimtelijk beleid gebruik van rode contouren als begrenzing van het stedelijk gebied. Dit is een belangrijk instrument: het draagt bij aan het handhaven van de kwaliteit van het landelijk gebied en ondersteunt het realiseren van de binnenstedelijke ambities. Bij het bepalen van de rode contouren hanteert de provincie de volgende uitgangspunten:

  • voor alle kernen (met een ondergrens van 5 ha) wordt een gesloten rode contour opgenomen;
  • per regio en per gemeente is er een programma voor wonen en werken. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar de binnenstedelijke opgave (binnen de actuele rode contour) en uitbreiding (buiten de actuele rode contour);
  • de uitbreidingslocaties waarover al een ontwerp-planologisch besluit is genomen, ligt binnen de rode contour. Binnen de rode contour hebben gemeenten beleidsvrijheid, met inachtneming van de in de PRV opgenomen algemene regels voor wat betreft bedrijventerreinen, kantoren, cultuurhistorie e.d.;
  • de voortgang van de uitvoering van de stedelijke programma’s wordt jaarlijks gemonitord. Elke 4 jaar vindt een herijking plaats van de stedelijke programma’s. Dan worden ook de rode contouren integraal geactualiseerd en kunnen zo nodig nieuwe bollocaties worden opgenomen.

Als provinciaal belang geldt het realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling en het optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte. Het woningbouwprogramma in De Winkelbuurt in Abcoude maakt onderdeel uit van het provinciaal woningbouwprogramma van in totaal 1.700 woningen voor de gemeente De Ronde Venen. In de Provinciale Structuurvisie is het plangebied aangeduid als 'Binnenstedelijke Woningbouw'. Een uitsnede van de plankaart 'Wonen en werken' is opgenomen in figuur 3.

Conclusie

Dit wijzigingsplan maakt het mogelijk om een woongebouw 12 meter hoog te maken in plaats van 9 meter, zoals dat is vastgelegd in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. De Ladder voor duurzame verstedelijking is al doorlopen bij de totstandkoming van de provinciale Structuurvisie en het bestemmingsplan. Een verhoging van een woongebouw tot 12 meter raakt de provinciale belangen niet. De planontwikkeling is in overeenstemming met de Provinciale Structuurvisie. Er zijn geen strijdigheden met de Provinciale belangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0004.png"

Figuur 3: Uitsnede kaart 'Wonen en werken'. Het plangebied is rood gearceerd aangeduid.

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht 2012 vastgesteld. Deze verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen. De verordening heeft alleen betrekking op nieuwe plannen en besluiten. De verordening bevat geen bepalingen die de burger rechtstreeks binden. Normen uit de verordening moeten eerst vertaald worden in een gemeentelijk planologisch besluit.

Bepalingen over woningbouw zijn vastgelegd in artikel 3.1 (stedelijk gebied) en 3.2 (toekomstige woonlocatie). Op de kaart Wonen en werken is het plangebied aangeduid als 'stedelijk gebied' (figuur 4). De planontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

Conclusie

De woningbouw, waarvoor dit wijzigingsplan is opgesteld is op grond van artikel 3.3, lid 1 aangewezen als 'Stedelijk gebied'. Het wijzigingsplan is hiermee in overeenstemming, zodat er geen strijdigheid is met het provinciaal belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0005.png"

Figuur 4: Uitsnede kaart Wonen en werken uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Het plangebied is rood gearceerd aangeduid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen 2030

De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft op 17 oktober 2013 de Structuurvisie De Ronde Venen vastgesteld.

Positie

De Ronde Venen heeft een unieke plek in het Groene Hart en in de Noordvleugel van de Randstad. Het beste uit deze twee werelden wordt ingezet in het belang van de inwoners. De Ronde Venen is een groene en duurzame gemeente; onderdeel van het bestuurlijke en fysieke netwerk van de Amsterdamse Metropool. Dit maakt De Ronde Venen tot geliefde woon-, werk- en recreatiegemeente.

Binnen het Groene Hart en de Metropool zijn diverse (overheids)partijen actief. De Ronde Venen is een interessante partner omdat gewerkt wordt vanuit gedeelde belangen. Door samenwerking kan optimaal worden voorzien in de behoeften van onze inwoners en de regio.

Wonen

De kwaliteit van de gemeente wordt bepaald door het landschap met haar vitale, levendige dorpen en kernen waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Het samenspel van wonen, werken en voorzieningen zorgt voor leefbaarheid in de gemeente. De gemeente zet breed in op leefbaarheid in het landelijk gebied, maar vooral ook in de kernen. Inwoners, bedrijven en overheid hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een leefbare samenleving. Het is niet vanzelfsprekend dat het woon-, werk- en voorzieningenniveau in de kernen hetzelfde blijft. Vergrijzing en ontgroening kunnen gevolgen hebben voor de leefbaarheid.

Het beleid ten aanzien van wonen is gericht op een toekomstbestendige woningvoorraad, gelet op woonwensen, duurzaamheid en woningmarkt. Het beleid heeft oog voor de woningen en wijken die er al zijn, oog voor initiatieven naast de gemeentelijke projecten en oog voor de positie van de gemeente op de regionale woningmarkt. Woningen en woonomgeving sluiten aan op de woonwensen en woningbehoefte van inwoners.

Op de kaart Wonen is het plangebied aangeduid als nieuwbouw bij de kern Abcoude (figuur 5). De planontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

Conclusie 

De aanpassing van de bouwhoogte wordt gedaan om een stedenbouwkundig accent mogelijk te maken, welke aansluit bij de marktwensen en het Bouwbesluit. De Structuurvisie bevat hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Bij kleinere ontwikkelingen heeft de Structuurvisie een te hoog abstractieniveau voor een concrete toetsing. De aanpassing is in overeenstemming met de uitgangspunten van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0006.png"

Figuur 5: Uitsnede kaart Wonen Structuurvisie De ronde Venen 2030.

2.3.2 Dorpsvisie Abcoude

Na de herindeling in 2011, waarbij de gemeenten De Ronde Venen en Abcoude zijn samen gegaan, is besloten om voor de nieuwe gemeente een Structuurvisie (structuurvisie De Ronde Venen 2030) te schrijven waarin het ruimtelijke beleid voor de komende periode wordt vastgelegd. Onderdeel hiervan is de dorpsvisie Abcoude waarin richting wordt gegeven aan nieuwe ontwikkelingen die het dorp toekomstbestendig en vitaal houden. De horizon van de visie is 2025.

Het dorpse karakter in combinatie met de ligging in een groene omgeving onder de rook van Amsterdam, maakt Abcoude tot een aantrekkelijk en gewild dorp. Via de A2 en het spoor is het dorp goed met de stad (Amsterdam en Utrecht) en de rest van het land verbonden. Met twee bedrijventerreinen, station, aantrekkelijk centrum, voldoende sport- en culturele accommodaties is de leefbaarheid hoog. De hoeveelheid openbare ruimte in Abcoude is schaars, verdere verdichting van het dorp is daarom niet wenselijk. In de visie wordt ervoor gekozen nieuwe ontwikkelingen aan de rand van het dorp plaats te laten vinden. Om de kwaliteiten van het buitengebied te beschermen vinden nieuwe uitbreidingen alleen plaats op plekken met lage landschappelijke kwaliteit en worden gebieden met hoge landschappelijke kwaliteit beschermd door ze aan te wijzen als kernrandzones. Alle nieuwe ontwikkelingen moeten passen bij de dorpse maat en schaal.

De nieuwe woonwijk De Winkelbuurt, ten zuiden van Abcoude, voorziet in een grote variatie aan woningtypen. In de opzet is veel aandacht voor het huidige weidelandschap met slootjes en hoogteverschil en is zoveel mogelijk de relatie met het landschap gezocht.

Conclusie

Dit wijzigingsplan voorziet in een woongebouw van 12 meter hoog, zodat een stedenbouwkundig accent mogelijk kan worden gemaakt in de deelplan. Deze uitwerking van de in de Dorpsvisie opgenomen woningbouwontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

2.3.3 Woonvisie

De gemeenteraad van De Ronde Venen heeft op 31 januari 2013 de Woonvisie 'doorstroming door kwaliteit vastgesteld. De Woonvisie bevat de gemeentelijke visie, ambitie en maatregelen op het gebied van wonen in De Ronde Venen voor de periode tot en met 2020. De gemeente wil graag een vitale en aantrekkelijke woongemeente blijven. Hiervoor is meer doorstroming nodig op de woningmarkt. De Woonvisie zet daarom in op het bereiken van meer doorstroming op drie manieren: bouwen voor kwaliteit, beter benutten van de bestaande woningvoorraad en het vermarkten van De Ronde Venen als woongemeente.

De Woonvisie is onderdeel van het beleidsplan Kernachtig Verbinden, waarin is opgenomen een Woonvisie op te stellen samen met stakeholders, met als uitgangspunt de woningbehoefte. De Woonvisie biedt input voor de gemeentelijke structuurvisie en is het uitgangspunt voor herijking van de prestatieafspraken met woningcorporatie GroenWest. In het uitvoeringsprogramma zijn maatregelen opgenomen voor de korte en middellange termijn tot en met 2020. Deze maatregelen worden verder vormgegeven in samenwerking met stakeholders. In de Woonvisie is veel aandacht voor de veranderende context op de woningmarkt en de veranderende rol van de gemeente en andere partijen.

De visie is om te bouwen voor doorstroming, waaronder het bouwen van nieuwe woonmilieus. De focus ligt op kwaliteit bij nieuwbouw. Nieuwe woonmilieus: enerzijds wonen in het landschap, anderzijds gelijkvloerse woningen in huur-/koopsegment, voornamelijk in de centra. Voorwaarden: woningen zijn een aanvulling op bestaande voorraad, energiezuinig, flexibiliteit (levensloopbestendig), vroegtijdig betrekken van de woonconsument. Op basis van woningbehoefteonderzoek is de woningbehoefte 1.150 woningen tot en met 2020.

De nieuwbouw in Abcoude is de afgelopen jaren achtergebleven bij eerdere aannames. Dit heeft een negatief effect op de gehanteerde prognose. Wordt deze achterstand de komende jaren ingelopen, dan valt de behoefte voor Abcoude circa honderd woningen hoger uit. Abcoude is van alle kernen het sterkst verbonden met de regionale woningmarkt. In Abcoude liggen hierdoor op voorhand de meeste kansen om de regionale woningzoekende aan te spreken. In de realistische opgave valt de woningbehoefte voor Abcoude dan ook een stuk hoger uit. Voor Abcoude is de uitbreidingsopgave vastgesteld op 300 woningen.

Conclusie

De woningbouwlocatie De Winkelbuurt is opgenomen in het woningbouwprogramma tot en met 2020. Dit wijzigingsplan voorziet in een woongebouw 12 meter hoog, zodat een stedenbouwkundig accent mogelijk kan worden gemaakt in de deelplan. Deze uitwerking van de in de Dorpsvisie opgenomen woningbouwontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

2.4 Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het rijksbeleid vanwege het optimaal benutten van de ruimte binnen de bebouwde kom. Het plan valt binnen het 'Het Groene Hart'. De nota geeft een aantal hoofduitgangspunten mee voor dit gebied, zoals ontwikkeling ten behoeve van behoud van het landschap en dat elke ontwikkeling geen afbreuk mag doen aan de bestaande kernkwaliteiten. De uitwerking hiervoor legt de rijksoverheid bij provincies en lokale overheden. Er zijn hiermee verder geen rijksbelangen gemoeid.

De planontwikkeling past binnen het provinciale beleid, zoals dat is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en provinciale ruimtelijke Verordening. De inrichting van het plangebied draagt bij aan het versterken van de kernkwaliteiten van het Groene Hart, omdat het stedenbouwkundig plan aansluit bij zowel de landschappelijke kernkwaliteiten van het gebied als bij de bebouwingstypologie van de Abcoude.

De nieuwbouw is tevens in overeenstemming met het gemeentelijke beleid, omdat een woongebouw met een bouwhoogte van 12 meter als een passend stedenbouwkundig accent wordt beschouwd aan een gebiedsontsluitingsweg. Voorts levert de planontwikkeling een bijdrage aan het woningbouwprogramma, zoals dat is vastgelegd in de Woonvisie. Tegen deze achtergrond is de gevraagde nieuwbouw in overeenstemming met de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid.

Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit wijzigingsplan, dat het oprichten van een woongebouw met een bouwhoogte van 12 meter mogelijk maakt, in overeenstemming is met het rijksbeleid, het provinciale- en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Abcoude is gelegen in het Vecht- en plassengebied, dat wordt gekenmerkt door veenweiden, plassen en meren. Het gebied wordt doorsneden door kronkelende veenriviertjes, zoals de Angstel, het Gein, de Winkel en de Amstel. Verder komen er her en der groene linten voor in de vorm van weg- en erfbeplanting. Door de aanwezigheid van de stromen en het natte veenlandschap is het gebied te karakteriseren als een waterrijk gebied. Abcoude is ontstaan op het kruispunt van de veenrivieren. Op de oeverwallen van het Gein en de Angstel is een nederzetting ontstaan. In de loop van de tijd is het dorp uitgebreid in het veenweidegebied.

Het plangebied voor de Winkelbuurt heeft een zeer open karakter en kent nagenoeg geen bebouwing. Dit geldt ook voor de omgeving. Alleen naar het noorden verandert het karakter van het gebied, omdat hier de bebouwing van Abcoude gelegen is. Dit is een duidelijke grens in het gebied. De andere randen van het plangebied zijn niet zo goed te herkennen in het landschap. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Winkeldijk. De rand wordt hier bepaald door de bochtige structuur van het riviertje de Winkel. De andere grenzen, in het westen en in het oosten, vormen in het landschap geen duidelijk zichtbare afbakening. Hierbij is de heersende richting van de verkavelingsloten gevolgd.

Het gebied is inmiddels voorbelast en opgehoogd. Hiervoor had het gebied een agrarische functie. De weilanden werden gebruikt ten behoeve van de veeteelt. Ten westen van het plangebied ligt de rijksweg A2, die is gereconstrueerd tot een autosnelweg met 2 keer 5 rijstroken. Verderop in oostelijke richting ligt de spoorlijn tussen Amsterdam en Utrecht, die sinds enige jaren uit vier sporen bestaat. Het plangebied ligt ruimtelijk gezien tussen deze transportassen. Verder ligt ten noorden van het plangebied de Burgemeester des Tombeweg. Dit is voor Abcoude een belangrijke ontsluitingsweg, die het dorp direct op de rijksweg A2 aansluit.

3.2 Planbeschrijving

3.2.1 Stedenbouwkundig plan

Voor het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011' is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het plan gaat uit van een goede inpassing van de woonbuurt in het landschap. Op deze wijze kon de overgang van dorp naar open landschap geleidelijk worden. Een belangrijke eigenschap van het plan is dat er een grote mate van afwisseling in bouwvormen en bouwvolumes is en het beeld van een afwisselend dorps en landelijk woonmilieu ontstaat.

In het stedenbouwkundig plan is op de planlocatie ten noorden van de Burgemeester des Tombeweg woningbouw voorzien van twee lagen met een kap om zoveel mogelijk de dorpse en landelijke sfeer te behouden. De woningklasse is hier appartementen in de middendure klasse. Het stedenbouwkundig plan is opgenomen in figuur 6.

Op basis van het stedenbouwkundig plan is het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' opgesteld. In het plangebied Lusthof De Zoete Inval is een maximum bouwhoogte opgenomen van 9 meter. Om enige flexibiliteit mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwhoogte met maximaal 3 meter te verhogen wanneer dat noodzakelijk is voor een stedenbouwkundig accent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0007.png"

Figuur 6: Stedenbouwkundig plan De Winkelbuurt.

3.2.2 Beeldkwaliteitsplan

In augustus 2010 is het beeldkwaliteitsplan 'De Winkelbuurt' (voor de dorpse en landschappelijke groei van Abcoude aan haar zuidkant met zo'n 200 woningen) opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan gaat uit van een beperkte verscheidenheid aan volumes, kapvormen, materialen, kleuren en details. De hoofopzet gaat uit van de volgende criteria:

  • In architectuur benadrukken van de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; verschil maken in (afwisseling van) volumes, stijl, materialisering en detaillering.
  • In buitenruimte benadrukken van de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; verschil maken in profielen, verharding, beplanting, erfafscheidingen, meubilair en verlichting.
  • in architectuur en buitenruimte bewaren van de samenhang tussen de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; uitwisseling van kenmerken tussen de twee delen.

In de volgende paragraaf wordt toegelicht dat een aanpassing van de bouwhoogte van het appartementengebouw van 9 meter naar 12 meter geen significante invloed heeft op de criteria die zijn gesteld in het beeldkwaliteitsplan.

3.2.3 Lusthof De Zoete Inval

Bij uitwerking van de planontwikkeling voor Lusthof De Zoete Inval is een appartementengebouw met 8 wooneenheden ontwikkeld in drie bouwlagen met een parkeerschuur voor 16 parkeerplaatsen. Daarnaast voorziet dit deelplan in vier eengezinswoningen en één twee-onder-een-kapwoning.

Dit wijzigingsplan beperkt zich tot het planologisch mogelijk maken van het Hoofdgebouw met een bouwhoogte tot 12 meter. De overige bebouwing in dit deelplan (kavels bp1 tot en met bp4) is in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Hieronder wordt een toelichting gegeven over de stedenbouwkundige inpassing hiervan.

Hogere bouwhoogte Hoofdgebouw 

De kavels bp1 tot en met bp4 uit het Beeldkwaliteitsplan vormen samen een Buitenplaats; een ontworpen ensemble van gebouwen op een groene voet, zoals de oude buitenplaatsen langs de veenrivieren. Kenmerk hiervan is de ruimtelijk hiërarchische compositie in een hoofdhuis en bijgebouwen. Deze hiërarchie is met name ook herkenbaar in de bouwhoogte. In het Beeldkwaliteitsplan (afgekort BKP) is hierover het volgende opgenomen (bladzijde 37):

“Er is een hoofdhuis en een aantal bijgebouwen. Het hoofdhuis is het hoogste en meest opvallende gebouw, maar de bijgebouwen doen in architectuur niet onder voor het hoofdhuis. Alle gebouwen hebben een rijke architectuurstijl.”

Het hoofdgebouw moet dus binnen het ensemble van de buitenplaats een ‘stedenbouwkundig accent’ vormen. Stedenbouwkundig, omdat het niet zozeer een architectonische bijzonderheid is die het hoofdhuis zich doet onderscheiden van de rest (alle gebouwen hebben immers een rijke architectuurstijl en doen in architectuur niet voor elkaar onder zoals in het BKP gesteld), maar een letterlijk uitsteken boven de rest. Voor een goed herkenbaar hoofdhuis is extra hoogte ten opzichte van de bijgebouwen vereist. Maar ook binnen de wijk als geheel is er behoefte aan een stedenbouwkundig accent. De Buitenplaats met daarin het hoofdhuis is het meest opvallende gebouw bij binnenkomst vanaf de snelweg naar Abcoude en direct aan de entree van de wijk te zien. Het hoofdhuis moet dus ook in zijn bredere omgeving boven de rest uitsteken.

Aangezien de wijk voor het grootste deel met betrekking tot de nokhoogte gemaximeerd is op 9 meter, ook de gebouwen van de Buitenplaats, is een afwijking ten gunste van het hoofdhuis hier noodzakelijk. Met een hoogte van 12 meter kan precies het gewenste stedenbouwkundig accent gemaakt worden. Door bureau Abbink & Co zijn inmiddels in opdracht van initiatiefnemer plannen gemaakt als invulling van het BKP. Deze plannen zijn door de vormcoördinator getoetst en akkoord bevonden conform het BKP. Het enige is dat er een voorstel is gedaan voor een iets afwijkend ensemble dan wat letterlijk in het BKP was geschetst. Naast een bescheiden herpositioneren van de voetprints, wat ook te maken heeft met voortschrijdend inzicht met betrekking tot inhibiterende kabels- en leidingenstroken, is vooral het voorstel om in het ensemble een andere volume als hoofdhuis te bestempelen dan in het BKP was voorgesteld het meest opvallend. Concreet is het voorstel om in plaats van op de kop het hoofdhuis in het midden te plaatsen. Dit voorstel past past binnen de ambities en intenties van het BKP voor de Buitenplaats.

Door de aanpassing van de bouwhoogte van het Hoofdgebouw met 3 meter wordt de stedenbouwkundige opzet niet aangetast. Het aantal woningen en het bebouwingspercentage wijzigen niet waardoor het plan een dorps en groen karakter behoudt. De verkeers-, groen- en waterstructuur blijven behouden ten opzichte van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan. Een situatietekening en enkele aanzichttekeningen van het voorlopig ontwerp zijn opgenomen in figuur 7 en 8. Voorts is een artist impression afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0008.png"

Figuur 7: Nieuwe situatie (voorlopig).

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0009.png"

Figuur 8: Aanzichttekeningen voorlopig ontwerp nieuwbouw Lusthof De Zoete Inval.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0010.png"

Sfeerbeeld Lusthof De Zoete Inval.

3.3 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het appartementengebouw wordt ontsloten op de nieuw aan te leggen erftoegangsweg in het plangebied. Via de Burgemeester des Tombeweg is het centrum van Abcoude bereikbaar. Deze gebiedsontsluitingsweg sluit aan op het rijkswegennet (A2).

Ook per openbaar vervoer is de planlocatie goed bereikbaar. De Winkelbuurt ligt op loopafstand van de Piet van Wijngaerdtlaan, waar buslijn 126 rijdt. Deze buslijn rijdt tussen Mijdrecht en Amsterdam Zuidoost (station Amsterdam Bijlmer ArenA). De frequentie is twee keer per uur, met uitzondering van de avonduren en in het weekend (dan één keer per uur). De maximale loopafstand tot de halte ‘Carpoolplaats’ is 700 meter. Op 900 meter loopafstand ligt de bushalte Hoogstraat, waar lijn 120 rijdt (Utrecht Centraal – Amsterdam Bijlmer ArenA).

De woonwijk ligt op fietsafstand van het station Abcoude (circa 2 km). Daar zijn fietsvoorzieningen voorhanden die aan de laatste kwaliteitseisen van Prorail voldoen. Het station wordt aangedaan door de sprinter Amsterdam Centraal – Rotterdam Centraal (2 keer per uur) en in de spitsuren ook door de sprinter Amsterdam Centraal – Utrecht Centraal (2 keer per uur). Gesteld kan worden dat bewoners van de nieuwe woonwijk goed gebruik kunnen maken van het bestaande openbaar vervoer, mede door de langzaam-verkeersverbindingen richting de Burgemeestersbuurt.

Parkeren

Het parkeren kan op eigen terrein plaatsvinden overeenkomstig de in het bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011 opgenomen parkeernorm. Hierbij is rekening gehouden met 1,5 parkeerplaats per sociale huurwoning, 1,8 voor middeldure appartementen en 2 parkeerplaatsen voor de overige woningen. Uitgaande van maximaal 8 koopappartementen in het middeldure segment zijn afgerond 14 parkeerplaatsen benodigd. Voor de overige 6 woningen zijn 12 parkeerplaatsen nodig. Parkeren wordt zoveel als mogelijk opgelost in een parkeerschuur en op eigen terrein, zodat kan worden voldaan aan de parkeernorm.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht. Hierbij is gebruik gemaakt van de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het door de gemeenteraad op 22 december 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. De onderliggende onderzoeken zijn beschouwd en de relevante informatie is in de onderstaande paragrafen verwerkt.

4.1 Milieu

De te behandelen thema's die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor een planontwikkeling zijn M.E.R., milieuzonering, wegverkeerslawaai, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Voor de onderbouwing van de M.E.R.-toets, bedrijven en milieuzonering, bodem, luchtkwaliteit, geurhinder en externe veiligheid wordt verwezen naar het bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011. De aanpassing van de bouwhoogte heeft namelijk geen invloed op deze onderwerpen. Het wegverkeerslawaai wordt hieronder beschreven.

4.1.1 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader wegverkeerslawaai

Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk.

Onderzoek/ beoordeling

De relevante wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn de Burgemeester des Tombeweg en rijksweg A2. In verband met de aangepaste bouwhoogte is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd door M+P raadgevende ingenieurs B.V. te Aalsmeer (rapport van 11 februari 2015, rapportnummer M+P.JJP.14.01.2, bijlage 1). Hieruit kan het volgende worden afgeleid (overgenomen uit rapport).

In een eerdere fase van bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011 is voor de lagere verdiepingen reeds een hogere waarde vastgesteld. In dit kader is onderzoek naar bron- en overdrachtsmaatregelen conform de Wet geluidhinder onderzocht.

Dit wijzigingsplan omvat de wijziging van de hoogte (van 9 m naar 12 m) van het bouwvlak met het appartementengebouw Lusthof. Het plan voorziet in de nieuwbouw van acht of zeven appartementen en bestaat uit vier bouwlagen. De variant met zeven appartementen houdt in dat op de bovenste etage één in plaats van twee appartementen gerealiseerd wordt.

Voor zowel de Burgemeester des Tombesweg en de Rijksweg A2 overschrijdt de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting van beide wegen blijft onder de maximaal te ontheffen grenswaarde. Omdat sprake is van twee geluidsbronnen met een verschillende oriëntatie ontbreekt een geluidsluwe gevel. Met het opnemen van een gesloten balustrade in het ontwerp bij de zuidgevel kan dit wel worden gerealiseerd. Met deze maatregel wordt voldaan aan het beleid bij hogere waarden volgens de gemeente De Ronde Venen.

In het geval er één appartement gerealiseerd wordt op de derde verdieping, dan geldt de zuidzijde ook als geluidsluwe zijde door de balustrade gesloten uit te voeren. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zal onder andere onderzoek moeten plaatsvinden naar de geluidswering van de betreffende woningen. De eisen met betrekking tot de minimale geluidswering van de gevel zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012.

Opgemerkt wordt dat de maximaal optredende geluidsbelasting vanwege de Burgemeester des Tombesweg en Rijksweg A2 niet verschilt als wordt getoetst op de grens van het te wijzigen plangebied of op de grens van het bouwvlak. Dit leidt niet tot een ander inzicht in de overwegingen van een hogere waarde procedure.

De benodigde hogere waarden, op basis van de berekeningen op de plangrens zijn als volgt:

  • Rijksweg A2: 52 dB (westgevel);
  • Burgemeester des Tombesweg: 54 dB (noordgevel).

In het kader van het Bouwbesluit zal voor de woningen waarvoor de voorkeurswaarde wordt overschreden een onderzoek plaatsvinden naar de geluidwering van de gevels van deze woningen en de wijze waarop een geluidluwe buitenruimte kan worden gerealiseerd. Bij dit onderzoek dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidsbelasting van alle wegen zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. Deze onderzoeken zullen te zijner tijd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning om advies worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen.

4.2 Waterparagraaf

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.

Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een wijzigingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.

Beleidskader rijk, provincie en gemeente

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.

Rijk

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

Provincie

De watersystemen in stedelijk gebied zijn voornamelijk afgestemd op afvoer (bij regen) en aanvoer (in droge perioden) van water. Een dergelijk systeem bezit onvoldoende veerkracht om te kunnen inspelen op de toekomstige ontwikkelingen. Aandachtspunten bij het streven naar een veerkrachtige duurzame inrichting en beheer in zowel bestaand als nieuw stedelijk gebied zijn de realisering van extra open water, de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering, de aanleg van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsels, het saneren van vervuilingsbronnen, de realisering van een natuurvriendelijke oeverinrichting en een duurzamer gebruik van (leiding)water (duurzame waterketen).

Vanaf het begin van planvorming dient overleg gevoerd te worden tussen gemeente, waterbeheerders en andere betrokkenen. Doel van dit overleg is gezamenlijk de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten. Hierbij geldt dat afwenteling moet worden voorkomen en dat de drietrapsstrategie “vasthouden, bergen en afvoeren” moet worden gehanteerd. Voor nieuw stedelijk gebied, dient rekening te worden gehouden met de eis voor het minimale wateroppervlak ten behoeve van de waterberging; dit moet 10% van het bruto stedelijk gebied worden (inclusief stadsrand).

Waterbeheerder

De locatie ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De uitvoerende taken worden verricht door Waternet. Het schap is in dit gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteitsbeheer, het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. Voor elk specifiek bouwproject wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de effecten van de bebouwing op het waterbeheer. De waterbeheerder voert de Watertoets uit.

Het Hoogheemraadschap heeft een waterbeheersplan opgesteld. Water, plassen, vaarten, sloten en rivieren moeten geschikt zijn om in en bij te kunnen wonen, werken en recreëren. Daarnaast speelt water een belangrijke rol bij natuur- en milieuontwikkeling. Om dit te bereiken moet water gezond zijn, goed worden beheerd en onderhouden en niet worden belast met vervuilende stoffen. Het waterpeil moet in orde zijn en water moet een thuisbasis zijn voor verschillende planten en dieren. Al deze onderdelen zijn verwerkt in het Waterbeheersplan. Het uitgangspunt van het Waterbeheersplan is meer ruimte voor water om:

  • steden en land in te richten;
  • samen te werken aan gezond en veilig water, dat ook voor volgende generaties beschikbaar is;
  • water te kunnen aan- en afvoeren én te kunnen bergen;
  • wateroverlast tegen te gaan;
  • natuur te ontwikkelen;
  • te recreëren.

Naast het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het Hoogheemraadschap AGV van toepassing. Voor het keurgebied gelden bepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengrond als in de grond.

Plansituatie

Het plangebied ligt in de polder Waardassacker en Holendrecht. Er liggen enkele greppels en sloten in het gebied. Dit wijzigingsplan voorziet in een aanpassing van de bouwhoogte van een woningbouwcomplex. Het woningaantal blijft echter gelijk. De aanpassing heeft geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie.

Voor compensatie van verhard oppervlak is in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt' aangenomen dat 50% van het oppervlak van tuinen en erven verhard is. Gezien de hoge gemiddelde kavelgrootte is dit een conservatieve aanname, waardoor de schatting tot voldoende compenserend wateroppervlak leidt. De aanpassing in bouwhoogte leidt niet tot een toename van het verhard oppervlak van tuinen en erven. Uitgangspunt blijft dat maximaal 50% van het oppervlak van tuinen en erven verhard zal zijn. De ligging, capaciteit en afmetingen van de greppels en sloten en de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied wijzigen niet.

In het kader van de verplichte Watertoets is het voorontwerpbestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' om advies voorgelegd aan Waternet (namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht), waarin deze planontwikkeling al was opgenomen. Er is derhalve geen noodzaak tot een hernieuwde watertoets.

Conclusie

Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de gevraagde planontwikkeling.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In het verdrag van Malta wordt gesteld dat archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de voormalige gemeente Abcoude een archeologische beleidskaart op laten stellen voor haar grondgebied.

Onderzoek/ beoordeling

De voormalige gemeenten Abcoude en De Ronde Venen beschikten beide over een eigen archeologische kaart. In 2011 is uit deze kaarten een nieuwe archeologische beleidskaart voor het gehele grondgebied van de gemeente De Ronde Venen opgesteld. Hierop is te zien waar archeologische waarden in de bodem zitten of verwacht kunnen worden. Daarin staat, gelet op archeologische waarden, wanneer wel of niet onderzoek moet worden uitgevoerd en waar de grenzen liggen waarbij dat wel of niet moet.

Op grond van de overzichtskaart ten behoeve van archeologisch beleid is het plangebied aangeduid als 'Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied' (zie figuur 9). Bij bodemingrepen dieper dan 0,3 meter over een oppervlakte van meer dan 500 m² dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor plangebieden waarvan het project een oppervlak van minder dan 500 m² bedraagt en de diepte niet meer dan 0,3 m is hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01_0011.png"

Figuur 9: Uitsnede overzichtskaart archeologisch beleid.

Bij de planvorming van de Winkelbuurt is rekening gehouden met archeologische resten in de bodem. Er zijn verschillende onderzoek uitgevoerd:

  • ADC rapport 1447, Abcoude Zuid, een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek, juli 2008;
  • ADC rapport 1737, een inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, december 2008;
  • ADC rapport 2038, een middeleeuwse ontginningsnederzetting begrensd in Abcoude Zuid/ Winkelbuurt, augustus 2009;
  • ADC Archeoprojecten, Van begraven oerbos tot vroegste middeleeuwse ontginning en bewoning. Een archeologische opgraving in de Winkelbuurt in Abcoude Zuid, ISBN 978-94-6064-391-0, mei 2011.

Dit wijzigingsplan maakt niet meer bebouwing mogelijk dan op dit moment al op grond van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is toegestaan en voorziet niet in een functionele wijziging. De aanpassing van de bouwhoogte leidt ten opzichte van het vigerende plan niet tot nieuwe bodemactiviteiten die archeologische waarden kunnen verstoren.

Conclusie

Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.

4.4 Flora en fauna

Wettelijk kader

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.

Onderzoek/ beoordeling

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied 'Botshol' bevindt zich op een afstand van circa 2,2 km ten westen van het plangebied. Ten oosten van het plangebied bevindt zich op 5,5 km afstand het Natura2000-gebied Oostelijke Vechtplassen'. Sprake is alleen van het verhogen van de bouwhoogte met 3 meter, zodat deze Natura2000-gebieden niet worden beïnvloed. Evenmin worden (significante) externe effecten op Natura2000-gebieden verwacht als gevolg van een geringe verhoging van de bouwhoogte van een woongebouw.

Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:

  • 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten;
  • 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.

Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.

Situatie plangebied

Dit wijzigingsplan maakt niet meer bebouwing mogelijk dan op dit moment al op grond van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is toegestaan en voorziet niet in een functionele wijziging. Voor het vigerende plan is in 2011 een actualiserende quickscan uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied kan worden uitgesloten.

Door aanpassing van de bouwhoogte is er geen sprake van directe verstoring van de ecologische en natuurwaarden. Er is dan ook geen nieuw ecologisch onderzoek nodig.

Algemene zorgplicht

De Flora- en faunawet bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.

Teneinde de zorgplicht na te leven wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd te verwijderen. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.

Conclusie

De functionele mogelijkheden worden niet aangepast ten opzichte van wat op dit moment is toegestaan. De aanpassing van de bouwhoogte van 9 naar 12 meter leidt niet tot significante effecten voor ecologie. Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd er vanuit de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet en EHS) en soortenbescherming (Flora- en faunawet) geen belemmeringen bestaan voor deze planontwikkeling.

4.5 Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten

4.5.1 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen planologisch relevante watertransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het wijzigingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond (GBKN) schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven.

5.3 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

5.3.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen.

Artikel 1 Begrippen

In het artikel 'Begrippen' wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot.

Artikel 2 Wijze van meten

In het artikel 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.

5.3.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden.

Bestemmingsomschrijving

In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd.

Bouwregels

In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de hoogten en /of dakhelling. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie.

Artikel 3 Wonen

De op de kaart voor 'Wonen' aangeduide gronden zijn, met inachtneming van de nadere aanduidingen, bestemd voor gebouwen en andere voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken. In de planregels zijn onder meer de toegestane hoogte van de hoofdgebouwen vastgelegd. Met betrekking tot de situering van de hoofdgebouwen is op de plankaart een bouwvlak ingetekend, waarin de hoofdgebouwen gesitueerd dienen te worden.

5.3.3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Artikel 4 Antidubbeltelbepaling

Het artikel 'Antidubbeltelregel' bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het artikel 'Algemene afwijkingsregels' is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wro en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Aan toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen.

Artikel 7 Overgangsrecht

Het artikel 'Overgangsrecht' heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming.

Artikel 8 Slotbepaling

Het artikel 'Slotregel' bevat de titel waaronder het wijzigingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.

5.4 Handhaving wijzigingsplan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een wijzigingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het wijzigingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een wijzigingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels.

Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het wijzigingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de wijzigingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende maatschappelijk draagvlak voor beleid en regeling in het plan

De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling vanuit een oogpunt van algemeen belang aanvaardbaar is. De belangen van omwonenden worden hierbij vooraf gewogen in het kader van de inspraak.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

Conclusie

Het wijzigingsplan is zodanig opgesteld met toelichting, regels en verbeelding dat handhaving op naleving hiervan goed mogelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid en resultaten overleg

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. Het betreft een particulier voornemen waarvan de lasten door initiatiefnemer zullen worden gedragen. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn eerder vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten anterieure exploitatieovereenkomst. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen om een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de overeenkomst. De economische uitvoerbaarheid door initiatiefnemer is voorts voldoende aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor onderhavig ontwerp wijzigingsplan is de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerp wijzigingsplan met bijbehorende stukken heeft daartoe vanaf 17 april 2015 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn geen mondelinge en/of schriftelijke zienswijzen ingediend.

6.3 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpwijzigingsplan bij Gedeputeerde Staten van Utrecht aangemeld. Voorts is het ontwerp toegezonden aan Waternet.