direct naar inhoud van Regels
Plan: De Baronie
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan 'De Baronie' met identificatienummer NL.IMRO.0736.BPW028winkelbu-va01 van de gemeente De Ronde Venen.

1.2 bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011', zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad van De Ronde Venen op 22 december 2011.

1.3 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.4 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch (bouwkundig en functioneel) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden beroep

Het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd.

1.10 bestaand
  • a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het wijzigingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het wijzigingsplan.
1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.14 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.18 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.24 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 gestapelde woningen

Boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen.

1.26 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 peil
  • a. Het peil overeenkomstig de Bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de Bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd;
  • c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  • d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein.
1.29 permanente bewoning

Het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen, als woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (Wet GBA).

1.30 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.31 prostitutie

Het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.32 raamprostitutie

Het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.33 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.34 straatprostitutie

Het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie.

1.35 vrijstaande woning

Woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd.

1.36 woning

Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.37 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a., betrokkene naar redelijke verwachtingen gedurende drie maanden minimaal tweederde van de tijd zal overnachten.
1.38 zijdelingse en achterste bouwperceelgrens

De van de toegangsweg afgekeerde grenzen van een bouwperceel.

1.39 zorgwoning

Een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in de vorm van zorgwoningen;
  • b. de uitoefening van een beroep aan huis, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de aan huis verbonden beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
    • 4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    • 5. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;

met de bijbehorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. erftoegangswegen;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

3.2.1 Algemene regels
  • a. het totale aantal woningen binnen het plangebied mag niet meer bedragen dan 15;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag een bouwperceel ten hoogste worden bebouwd tot het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • c. de dakhelling dient minimaal 25 graden te bedragen en mag niet meer dan 80 graden bedragen.
3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 3.1 gelden de volgende regels:

  • a. indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens minimaal 3 meter te bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangeduid.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. indien het oppervlak van het bouwperceel kleiner is dan 250 m², mag de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen;
  • b. indien het oppervlak van het bouwperceel 250 m² of meer bedraagt, mag de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk maximaal 45 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de bouwhoogte van het gebouw bedragen, maar nooit meer dan 6,5 meter;
  • e. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen te stellen aan wijze van bouwen, ter waarborging van/onder de volgende voorwaarden:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor een hoger aantal woningen, mits het genoemde maximum aantal woningen met niet meer dan 10% wordt overschreden en dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een groter bebouwd oppervlak, mits het aangeduide bebouwingspercentage met niet meer dan 10 procentpunt wordt overschreden;
  • c. het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 sub c een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een andere dakhelling, mits de dakhelling niet meer bedraagt dan 80 graden.
  • d. het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor bebouwing met een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens, mits de grens van het bouwperceel tevens de grens met het openbaar gebied is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • e. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
5.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    • 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.
5.3 Afwijken ten behoeve van meest doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels indien strikte toepassing van deze regels leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan in afwijking van de regels van het plan een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het bouwen van een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, of het waterbeheer, mits de inhoud van het gebouw niet meer bedraagt dan 4 m³ en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels ten aanzien van de maximumhoogte ten behoeve van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • d. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke.
6.2 Voorwaarden

De in 6.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 7.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 7.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 7.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 7.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 7.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan De Baronie van de gemeente De Ronde Venen.