Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoofdweg 85C en Westerlandweg 4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0736.BPHoofdweg85C-va01

Regels

 
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan Hoofdweg 85C en Westerlandweg 4 met identificatienummer NL.IMRO.0736.BPHoofdweg85C-va01 van de Gemeente De Ronde Venen;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanbouw
een aan een woning aangebouwd bijgebouw, dat als een uitbreiding van de woning te beschouwen is, zoals een bijkeuken of serre;
 
1.4 aan huis gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met dien verstande dat maximaal 30 % van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m², voor deze activiteiten mag worden gebruikt; detailhandel wordt hieronder niet verstaan;
 
1.5 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, waarvoor de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend, met dien verstande dat maximaal 30 % van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 50 m², voor deze activiteiten mag worden gebruikt;
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege;
 
1.9 agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond;
 
1.10 agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
 
1.11 agrarisch hulpgebouw
een bouwwerk, dat uit een oogpunt van doelmatige uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse noodzakelijk is, waaronder begrepen een melkstal, een schuilgelegenheid voor vee, een veldschuur voor stallen van landbouwmachines of opslag van ter plaatse geproduceerde landbouwproducten en stookhuizen;
 
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
 
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17 bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden - niet zijnde inpandig - of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning niet is toegestaan;
 
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.19 bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
 
1.20 bouwperceel
de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken;
 
1.21 bouwvlak
een als zodanig op de plankaart aangegeven gebied, waarbinnen bij de betreffende bestemming c.q. aanduiding behorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
 
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.23 carport
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte ruimte, van lichte constructie, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk;
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
 
1.25 eengezinshuis
een gebouw, dat bestaat uit één woning voor één huishouden;
 
1.26 erf
het bouwperceel behorende bij een woning, exclusief de ondergrond van het hoofdgebouw, waarop volgens dit plan een hoofdgebouw mag worden opgericht;
 
1.27 erfbeplanting
tuin- en afschermende beplanting binnen het bouwvlak van een woning of (agrarisch) bedrijf;
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 groenvoorziening
binnen een gebied of perceel, dan wel op een gedeelte ervan, niet binnen een bouwvlak gelegen grasvelden, beplantingen, begroeiingen en paden, al dan niet gecombineerd voorkomend;
 
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken (exclusief aan- of uitbouwen);
 
1.31 kas
een gebouw, niet zijnde een tunnelkas of een naar aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
 
1.32 manege
een bedrijf dat gericht is op het bieden van paardrijaccommodatie aan derden en het geven van paardrijlessen, alsmede de uitoefening van de hippische sport;
 
1.33 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak);
 
1.34 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,5 m beneden peil;
 
1.35 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;
 
1.36 paardenhouderij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;
 
1.37 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.38 uitbouween
aangebouwd gedeelte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw, naar constructie en inrichting bestemd voor uitbreiding en/of aanvulling van de functie van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
 
1.39 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In geval een hoofdgebouw meerdere gevels heeft die aan deze voorwaarden voldoen, betreft de voorgevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
 
1.40 voorgevelrooilijn
de snijlijn, en het denkbeeldige verlengde daarvan, van het voorgevelvlak van een hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt;
 
Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
 
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.5 goothoogte van een bouwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt;
 
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenkant van de afgewerkte begane grond – mits niet hoger dan 10 cm boven aansluitend maaiveld, dan geldt de onderzijde van de begane grondvloer - de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij (bedrijfs)woningen wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud;
 
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
 
2 Bestemmingsregels 
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. grondgebonden agrarische bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij';
met daarbij behorende:
  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde ondergrondse bouwwerken, met uitzondering van mestkelders;
  2. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. tuin/erf, verhardingen en andere bij deze bestemming passende voorzieningen. 
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:
  1. binnen een termijn van drie jaar nadat gestart is met de bouw van een bedrijfswoning aan de Hoofdweg 85C en binnen een termijn van twee jaar na het gereedkomen van deze bedrijfswoning dient de bestaande woning aan de (in de nabijheid gelegen) Westerlandweg 4 te Mijdrecht gesloopt te worden (gehouden). Voordat deze woning gesloopt wordt, moet een quickscan flora en fauna worden uitgevoerd. Er mag alleen gebruik worden gemaakt van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning onder de voorwaarden van de afgegeven bankgarantie en het convenant (zie bijlage);
  2. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 m respectievelijk 8,0 m;
  4. de maximum inhoud van de bedrijfswoning bedraagt 700 m³;
  5. de maximum goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  6. de woning moet worden afgedekt met een kap met een minimale en maximale hellingshoek van 30° respectievelijk 50º;
  7. het gezamenlijk maximum oppervlak van bijgebouwen bedraagt 50 m²;
  8. de maximum goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m;
  9. de minimum afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt 2,5 m;
  10. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 12,0 m. 
 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.  

Artikel 5 Algemene bouwregels 
5.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:
  1. Het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder bedrijfswoningen of bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen;
  2. Het bouwen van bedoelde ruimte is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1,0 m vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25 % van de breedte van de desbetreffende gevel. 
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van de gronden ten behoeve van buitenopslag;
  2. het gebruik van de bebouwing, c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een escortbedrijf, mobiele seksinrichting, prostitutiebedrijf, raam-, straat- en tippelprostitutie of seksinrichting;
  3. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan ten dienste van een paardenhouderij of paardenfokkerij.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Vergroten goothoogte (bedrijfs)woning
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken van de maximum goothoogte voor (bedrijfs)woningen tot 6,0 m, mits hierdoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, de hoogte landschappelijk inpasbaar is en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
 
7.2 Vergroten goot- en bouwhoogte bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd afwijking te verlenen van de maximum goot - en bouwhoogte van
bijgebouwen mits:
  1. het bijgebouw visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw. Afzonderlijk gebruik als (extra) woon-, kantoor- of bedrijfsruimte (verblijfsruimte) is niet toegestaan;
  2. een grotere maximum bouwhoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  3. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) niet in onevenredige mate worden geschaad;
  4. het bijgebouw landschappelijk wordt ingepast;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte 4,5 m respectievelijk 6,0 m bedragen.
7.3 Verkleinen afstand bijgebouwen tot zijdelingse perceelsgrens
De bouw van gebouwen tot op de perceelsgrens is toegestaan mits hierdoor de belangen van rechthebbenden van aan deze perceelsgrens liggende gronden niet onevenredig worden geschaad, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden hierdoor niet onevenredig worden beperkt en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10 %;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Hoofdweg 85C en Westerlandweg 4'