Plan: | Kom Mijdrecht |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01 |
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijft de provincie Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. In de PRS geeft de provincie aan welke doelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zij van provinciaal belang achten, welk beleid daarbij hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.
De provincie Utrecht moet aantrekkelijk blijven om te wonen, werken recreëren. Het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:
Deze pijlers leiden tot de volgende belangrijke beleidsopgaven:
Pijler duurzame leefomgeving
Met de ontwikkeling van een duurzame leefomgeving wordt voorgesorteerd op de klimaatverandering. De ambitie is om in 2040 als provincie klimaatneutraal en klimaatbestendig te zijn. Voor klimaatbestendigheid is het belangrijk te beschikken over een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem en waterveiligheid. In de steden moet een aantrekkelijk, gezond en veilig woon- en werkklimaat behouden blijven. Bij de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties kan rekening worden gehouden met de gevolgen van bodemdaling en waterrisico’s.
Pijler vitale steden en dorpen
Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden. Ten minste twee derde deel van de opgave dient binnenstedelijk (zowel steden als dorpen) gerealiseerd te worden. Deze ontwikkeling is alleen mogelijk als er tegelijk voldoende aandacht blijft voor de leefbaarheid en (ruimtelijke) kwaliteit van de stedelijke gebieden en voor een recreatief aantrekkelijke en bereikbare kernrandzone.
Pijler landelijk gebied met kwaliteit
Ontwikkeling van de kwaliteit van het landelijk gebied is gewenst omdat deze bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de provincie. De behoefte aan een aantrekkelijk landelijk gebied wordt versterkt door de vraag naar een tegenhanger voor de grote binnenstedelijke opgave. Uiteraard is daarbij belangrijk dat stad en land goed met elkaar zijn verbonden. De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten dienen behouden en versterkt te worden.
Onderliggend bestemmingsplan past binnen het beleid van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat regels voor gemeenten. De volgende regels zijn van toepassing op onderliggend bestemmingsplan:
3.1 Stedelijk gebied
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
3.3 Bedrijventerrein stedelijk gebied
Een ruimtelijk plan bevat planregels voor nieuwvestiging van bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen.
3.5 Kantoren
Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die voorzien in nieuwvestiging van kantoren.
3.7 Windturbines stedelijk gebied
Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die windturbines toestaan.
3.8 Mobiliteitstoets
De toelichting op een ruimtelijk plan waarin ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, bevat een beschrijving van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan.
Omdat onderliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft en nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk worden gemaakt sluit het bestemmingsplan aan bij de regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staat weergeven wat de ambities zijn van de provincie Utrecht. Het geeft richting aan inspanningen op milieugebied en biedt flexibiliteit om in te spelen op nieuwe inzichten en veranderende omstandigheden. Waar nodig zijn deelonderwerpen uitgewerkt in beleidsvisies en/of actieplannen.
Het milieubeleidsplan richt onder meer op:
Onderwerpen | Ambitie |
1. Luchtkwaliteit | Het verbeteren van de Utrechtse luchtkwaliteit, leidend tot een zodanige luchtkwaliteit in Utrecht dat de effecten op de volksgezondheid en vegetatie minimaal zijn. |
2. Hinder | Het verder verminderen van de geluidhinder |
3. Externe veiligheid | Het reduceren van risico's op calamiteiten met gevaarlijke stoffen. |
4. Bodem en grondwater | Het streven naar geen (of een zo laag mogelijk) gezondheids- en milieuhygiënisch risico door verontreinigde (water)bodem en verontreinigd grondwater en een zo optimaal mogelijke afstemming van het gewenste ruimtegebruik op de eigenschappen en kwaliteit van bodem en (grond)water. |
5. Duurzame ontwikkeling | In 2011 is duurzaamheid een geïnternaliseerde afweging binnen de provincie voor zowel extern als intern gericht beleid. |
Onderhavig bestemmingsplan is in overeenstemming met het Provinciaal Milieubeleidsplan. Zo ligt het plangebied niet in of nabij een stiltegebied en leidt het niet tot onaanvaardbare effecten op het gebied van Luchtkwaliteit, Hinder, Externe Veiligheid, Bodem en grondwater of Duurzame ontwikkeling. In Hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op deze aspecten.