direct naar inhoud van 4.2 Beleidskader
Plan: Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99

4.2 Beleidskader

4.2.1 De Langetermijnvisie en de Ontwikkelingsschets 2010

Langetermijnvisie

In 1999 besloten Nederland en Vlaanderen een gezamenlijke langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium op te stellen rond de functies Veiligheid tegen overstromen, Toegankelijkheid van de havens en Natuurlijkheid van het systeem. Het uitgangspunt hierbij was: “Het ontwikkelen van een gezond en multifunctioneel watersysteem dat op duurzame wijze gebruikt wordt voor menselijke behoeften”. De Technische Schelde Commissie (TSC) nam de leiding van het opstellen van deze integrale visie op zich en kon in januari 2001 het resultaat aan de bevoegde bewindslieden aanbieden.

De langetermijnvisie kan worden samengevat in een streefbeeld voor het jaar 2030 bestaande uit vijf kenmerken.

  • de instandhouding van de fysieke systeemkenmerken van het estuarium is uitgangspunt van beheer en beleid.
  • maximale veiligheid is een belangrijke bestaansvoorwaarde voor beide landen.
  • als trekpaard voor de welvaart zijn de Scheldehavens optimaal toegankelijk.
  • het estuarien ecosysteem is gezond en dynamisch.
  • Nederland en Vlaanderen werken bestuurlijk-politiek en operationeel samen.

In 2001 keurden de regeringen van beide landen dit streefbeeld goed en reeds in 2002 werd gestart met het opstellen van een Ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium.

Ontwikkelingsschets 2010

Deze OS2010 moest de projecten en maatregelen definiëren die in een eerste fase, ten laatste in 2010, moesten worden aangevat om het streefbeeld van de langetermijnvisie in 2030 te verwezenlijken. Een speciale projectorganisatie ProSes werd opgericht om deze OS in goed overleg met alle belanghebbenden en onder leiding van de TSC op te stellen. In december 2004 kon de ambtelijke versie, na intensief overleg met belanghebbenden en een openbaar onderzoek waarin het publiek zijn mening over de schets kon geven, aan de bewindslieden worden voorgelegd. Reeds in maart 2005 werd besloten tot de uitvoering van de volledige OS2010.

De voornaamste projecten uit de OS2010 zijn:

  • veiligheid: De uitvoering van het geactualiseerde Sigmaplan in Vlaanderen;
  • toegankelijkheid: de verruiming van de vaargeul naar de haven in Antwerpen;
  • natuurlijkheid: de aanleg van 600 ha estuariene natuur langs de Westerschelde in Nederland en 1100 ha estuariene natuur en wetland langs de Zeeschelde in Vlaanderen;
  • beide landen zullen de toestand van het estuarium en de effecten van de ingevoerde projecten gemeenschappelijk monitoren teneinde de kennis van het estuarium te vergroten en eventuele bijsturingen mogelijk te maken.

Buiten deze grote projecten zijn er nog tal van kleinere administratieve en juridische maatregelen gedefinieerd.

4.2.2 Beheersplannen en instandhoudingsdoelstellingen Westerschelde en Voordelta

Toepassing Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 houdt – in hoofdzaak – het volgende in. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaat over tot aanwijzing van gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn. In een aanwijzingsbesluit wordt de instandhoudingdoelstelling voor een bepaalde soort of habitattype bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden. De Westerschelde en de Voordelta zijn als zodanig door het Ministerie van LNV aangewezen.

Aanwijzingsbesluiten

De kennisgeving van de ontwerp-aanwijzingsbesluiten is begin 2007 in de Staatscourant gepubliceerd. Dat was de start van de formele aanwijzingsprocedure. Een ieder kon zijn zienswijze indienen. Na beoordeling van de zienswijzen, heeft LNV in een nota van antwoord een reactie daarop gegeven. Het definitieve besluit voor het gebied Westerschelde en Saeftinge zal binnenkort gepubliceerd worden. Dan staat nog beroep open voor de belanghebbenden. Gedurende deze periode geldt de 'directe werking' van de richtlijnen en zijn de gebieden al wel beschermd. De procedure voor het aanwijzingsbesluit voor de Voordelta is inmiddels afgerond.

Beheersplannen

Met het oog op de instandhoudingdoelstelling stellen Gedeputeerde Staten voor de betrokken gebieden een beheerplan vast. In dit beheerplan wordt aangegeven welke instandhoudingmaatregelen dienen te worden genomen om de doelen te bereiken. Een beheerplan geldt voor een periode van maximaal zes jaren en kan worden verlengd. Een beheerplan geeft op hoofdlijnen aan welke beheersmaatregelen genomen dienen te worden om de gestelde doelen te halen en welke milieucondities hiervoor vereist zijn. Daarnaast worden activiteiten of bestaand gebruik in en rond het gebied (externe werking) benoemd waarvoor geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 meer nodig zal zijn. Overigens zijn door Rijkswaterstaat, als beheerder van de Deltawateren, nog geen definitieve beheerplannen vastgesteld. De vaststelling van deze plannen zal plaats vinden in overleg met de provincie en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Het beheersplan voor de Voordelta is grotendeels gereed. Hierna moet de beroepsprocedure nog worden doorlopen. Voor de Westerschelde is nog geen beheerplan (of ontwerp daarvan) vastgesteld.

De beheerplannen voor de Voordelta en de Westerschelde zullen een algeheel toetsingskader gaan vormen voor bestaande en nieuwe, ruimtelijk te onderscheiden, functies in het buitendijkse gedeelte van het plangebied. Om die reden is ervoor gekozen om in dit bestemmingsplan te volstaan met een sobere regeling (zie paragraaf 4.3). Immers, het bestemmingsplan biedt slechts op onderdelen een aanvullend toetsingskader waaraan ruimtelijke functies getoetst moeten worden. Het primaire toetsingskader wordt door de beheerplannen gevormd.

Toegankelijkheidsregeling

Voor de droogvallende slikken en platen is momenteel een toegankelijkheidsregeling in voorbereiding door het Bestuurlijk Overleg Westerschelde (BOWS). Deze regeling zal op een later tijdstip door het Ministerie van LNV definitief worden vastgesteld.

4.2.3 Archeologische waarden in buitendijks gebied

In het nabije verleden is op basis van onderzoek en op basis van gemelde toevalsvondsten een groot aantal vindplaatsen van archeologische resten bekend. Al deze vindplaatsen zijn als puntlocaties opgenomen in een landelijke database (ARCHIS) en in kaart gebracht. Hieronder vallen ook de vondstmeldingen van (mogelijke) scheepswrakken de mariene wateren van de gemeente. Ter voorbereiding van de herziening van het bestemmingsplan zijn alle bekende vindplaatsen door de Walcherse Archeologische Dienst onder de loep genomen. Hierbij is een aantal vindplaatsen uitgeselecteerd, omdat het in de regel op zichzelf staande vondsten in een zogenaamde secundaire context betreft. De vindplaatsen die resteren, wijzen op de aanwezigheid in de ondergrond van archeologische resten. De zogenaamde mariene vindplaatsen wijzen op de (mogelijke) aanwezigheid van scheepswrakken op de bodem van de zee.

De vastgestelde waarden op deze gebieden maken in ieder geval onderdeel uit van de Walcherse onderzoeksagenda. Op de bijlagekaarten archeologie van het bestemmingsplan (bijlage 3) zijn deze vindplaatsen als puntlocatie aangeduid. Bij de mariene vindplaatsen moet bij bodemingrepen gedacht worden aan baggerwerken. Omdat hier sprake is van locaties met aangetoonde archeologische waarde met een bepaalde zeldzaamheid en informatiewaarde, is het noodzakelijk om bij dit plan in stringentere zin af te wijken van de vrijstellingsregeling, zoals opgenomen in de Monumentenwet 1988 (30 m² in plaats van 100 m²).