Plan: | Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99 |
Door het gereedkomen van de Deltawerken zijn de afgelopen 20 jaar zeewaarts van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden grote veranderingen in de waterbeweging van de zeebodem opgetreden. Zo zijn nieuwe zandbanken ontstaan terwijl oude getijdengeulen langzaam dichtslibben. Het gebied waarin deze veranderingen optreden wordt de Voordelta genoemd. Het omvat de mondingsgebieden van Brielse Gat / Haringvliet, Grevelingen en Oosterschelde (globaal tot Westkapelle).
De Voordelta is een groot open kustgebied, waar natuurlijke processen als golfwerking, stroming, zand- en slibtransport, en de ontwikkeling van flora en fauna op grote schaal en met grote dynamiek plaatsvinden. Hierdoor kent het gebied belangrijke natuur- en landschapswaarden: als onderdeel van de voedselrijke kuststrook van de Noordzee is de Voordelta een kinderkamer voor jonge vis. De Voordelta herbergt natuurlijke habitats en leefgebieden die voor het Europese netwerk Natura2000 van belang zijn. Figuur 9 geeft de begrenzing van het Natuura2000-gebied weer. Het open water is vooral van betekenis als broed-, voedsel- doortrek- en overwinteringsgebied voor vogels als eenden, steltlopers, in het bijzonder de roodkeelduiker, sterns en schelpdiereters. De Voordelta is een leefgebied voor de gewone en de grijze zeehond vanwege het stelsel van droogvallende zandbanken.
Van oudsher is de visserij een belangrijke activiteit in de Voordelta. Tegenwoordig gaat het vooral om de visserij op garnalen, kokkels, rond- en platvis. Andere activiteiten in de Voordelta zijn: zandwinning, energiewinning en militaire luchtvaart. Scheepvaart speelt zich voornamelijk buiten de Voordelta af.
Figuur 9 Begrenzing Natura 2000-gebied Voordelta
Natuurlijk systeem
De Westerschelde is de zuidelijke tak in het oorspronkelijke mondingsgebied van de rivier de Schelde. Het is de enige zeetak in de Delta waar nu nog sprake is van een estuarium met open verbinding naar zee. Het betreft een zeer dynamisch gebied, mede door de trechtervorm ervan, waarin het getijverschil naar achteren erg groot wordt. Het stromen van water zorgt voor veranderingen in de bodem, die op hun beurt weer veranderingen in de waterstroming veroorzaken. Dit samenspel zorgt voor een continu veranderend systeem van de geulen, platen, slikken en schorren.
De hoeveelheid water die per getij bij Vlissingen de Westerschelde in- en weer uitstroomt, bedraagt circa 1,2 miljard m³. de rivierafvoer van de Schelde bedraagt 5 miljoen m³ per getijdecyclus. Dit betekent dat de invloed van de zee relatief groot is ten opzichte van die van de rivier.
Het estuarium bestaat uit diepe en ondiepe wateren, bij eb droogvallende zand- en slikplaten en schorren. Onder de schorren langs de Westerschelde bevindt zich het grootste schorrengebied van ons land: het Verdronken Land van Saeftinghe. In het mondingsgebied is verder nog sprake van duinvorming bij onder andere Rammekenshoek en de Kaloot en op de Hooge Platen. Binnendijks liggen een aantal gebieden met aan het estuarium gekoppelde natuur zoals Rammekenshoek.
De Westerschelde heeft een belangrijke natuurfunctie en is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen als Natura-2000-gebied (zie voor begrenzing figuur 10).
Figuur 10 Begrenzing Natura2000-gebied Westerschelde
De overgang tussen zout Noordzeewater en zoet Scheldewater biedt een uniek leefgebied aan talloze dieren en planten die alleen daar kunnen bestaan, bij de gratie van eb en vloed en de menging van zoet en zout. Dit belang wordt nog eens onderstreept door de voor West-Europa centrale ligging van de Westerschelde, op het knooppunt van drie ecologische verbindingswegen:
Visserij
De kustzone en het mondingsgebied van de Westerschelde worden gekenmerkt door een hoge biomassa aan bodemdieren. Deze vormen een belangrijke voedselbron voor garnaal en vis. Voor commerciële visserij is de Vlakte van de Raan een belangrijk gebied, vooral voor garnaal, tong en schar. De top in de visserij-activiteit ligt daar in de periode september tot november. Dit gebied heeft een belangrijke ecologische functie als paaigebied voor tong en zandspiering en als opgroeigebied voor haring, kabeljauw, schol, tong en schar.
Scheepvaart
De Schelde is economisch van zeer grote betekenis. In de eerste plaats natuurlijk vanwege de scheepvaart: als verkeersslagader voor het Antwerpse en Gentse havengebied en Vlissingen Oost. De Schelde is een van de drukst bevaren rivieren in Europa. De zeearm/rivier is belangrijk voor zowel zeevaart (tot aan Antwerpen) als binnenvaart. Daarnaast maakt ook de recreatievaart gebruik van de vaargeul en zijn er voortdurend zandzuigers aanwezig.
Jaarlijks doen tienduizenden schepen deze havens aan. De meeste zeeschepen varen in het mondingsgebied: ruim 51.000 vaarbewegingen in 2007. Deze aantallen liggen nauwelijks hoger dan tien jaar geleden, maar de omvang van de zeeschepen is wel toegenomen. In 2007 deden ruim 6.500 zeeschepen de havens van Vlissingen en Terneuzen aan.
Om aan de moderne eisen te voldoen dient de Schelde op voldoende diepte te zijn. Verdiepingen staan dan ook in het teken van die scheepvaart, voornamelijk naar wereldhaven Antwerpen. Al sinds het begin van de twintigste eeuw worden baggerwerkzaamheden uitgevoerd. Een diepere vaargeul kan geladen zeeschepen, zonder last te hebben van het tij, naar en van Antwerpen voeren. De laatste wens van Antwerpen is een verdieping die de vaargeul geschikt maakt voor zeeschepen met een maximale diepgang van 13.10 meter.
De binnenvaart heeft ook een aanzienlijk aandeel in het totale scheepvaartverkeer op de Schelde. In 2007 ontvingen de havens van Vlissingen en Terneuzen 23.500 binnenvaarders. Op de Westerschelde geldt een terughoudend beleid als het om de recreatievaart gaat. Dat betekent onder andere een beperking van het totale aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen en het toestaan van slechts een geringe uitbreiding. Bij Hansweert passeerden in 2007 zo'n 8500 pleziervaartuigen de sluizen, bij Vlissingen ging het om bijna 18.000 recreatievaartuigen.
De infrastructuur op de Westerschelde bestaat uit een systeem van (hoofd)vaargeulen, ankerplaatsen en wachtplaatsen. Vanaf Westkapelle varen grote schepen via het Oostgat en de Sardijngeul naar Vlissingen. Voor de watersport is er de geul van Deurloo, die loopt evenwijdig aan het Oostgat. Via de Honte varen schepen door naar de Pas van Terneuzen.
Vanaf Gent komen de schepen via de Wielingen bij Breskens. Daar kunnen ze onderlangs de Hoge Platen, via het vaarwater van Hoofdplaat naar Terneuzen. Schepen die bovenlangs de Hoge Platen varen, varen door de Schaar van Spijkerplaat.
Schepen die van de Buitenhaven in Vlissingen oversteken naar Breskens varen over de Rede van Vlissingen. Daar liggen ook een aantal ankerplaatsen (ankerplaatsen Wielingen). Deze wacht- en ankerplaatsen zijn in samenhang met de scheepvaartroutes aangewezen, ten einde het scheepvaartverkeer op een verantwoorde wijze te kunnen reguleren.
Ten behoeve van het onderhoud van de hoofdvaarwegen wordt regelmatig zand gewonnen en gestort.
Veiligheid
Het feit dat zeevaart en binnenvaart van dezelfde routes gebruik maken, zorgt soms voor incidenten. De hogere snelheden van de oceaanreuzen en de hoge golven die hiervan het gevolg zijn, kunnen binnenvaarders in problemen brengen. Sinds 2004 is er bij het Schelde Coördinatiecentrum een meldpunt geopend waar binnenschippers hun klachten kwijt kunnen over te snel varende zeeschepen.
Zeeschepen varen niet alleen snel vanwege tijdwinst, ook kan bij lage snelheid de bestuurbaarheid in het geding komen. Op sommige trajecten in de Westerschelde zijn snelheidslimieten ingesteld. Dat is het geval in het Nauw van Bath, een smal en bochtig deel van de vaargeul ter hoogte van Rilland-Bath waar in het verleden geregeld ongelukken zijn gebeurd.
Het grote aantal en verscheidenheid aan schepen, de op sommige plaatsen zeer smalle vaargeul en het feit dat de Schelde een getijdenrivier is, maken de kans op een aanvaring of een ander incident niet denkbeeldig. Met enige regelmaat loopt een schip vast op een van de vele zandbanken in de Westerschelde, waar tussendoor zich de vaargeul slingert. De vele transporten met gevaarlijke stoffen zoals LPG en ammoniak maken het belang van veiligheid op de Schelde extra groot. Vooral tussen het Antwerpse havengebied en de Kanaalzone bij Terneuzen vinden vele gastransporten plaats.
Met behulp van een keten van 26 radarposten langs de Schelde, de Schelderadarketen, wordt de scheepvaart begeleid en de veiligheid maximaal gegarandeerd. Voor schepen langer dan 80 meter en/of met een gevaarlijke lading geldt op de Westerschelde een loodsplicht. Provincie en gemeente beschikken over speciale rampenplannen, met name als het gaat om ongevallen met scheepsladingen die gevaarlijke stoffen bevatten. Ammoniakladingen vormen de grootste bedreiging voor opvarenden, werknemers in de havengebieden en omwonenden. Planologische maatregelen kunnen de kans op ongevallen met veel schade en slachtoffers beperken.
Om de diepe vaarroutes aan te geven is er in de Westerschelde een stelsel van tonnen en boeien. Zij geven de belangrijkste hoofd- en nevenvaarroutes aan.
Ondiepten, versmallingen en bochten in de vaargeul, invloed van het getij en veel scheepsverkeer maken van de Westerschelde een lastig te bevaren vaarwater. Om de scheepvaart in goede banen te leiden, zijn de vaarroutes gemarkeerd met tonnen en boeien. In de Westerschelde zijn diverse vaarroutes. De belangrijkste, de hoofdvaarroute, is geschikt voor grote zeeschepen. Daarnaast zijn er zogenaamde nevenvaarroutes, geschikt voor kleinere zee- en binnenschepen en enkele routes speciaal voor kleine vaartuigen. In 1997 waren 32 vaarwaters, anker- en wachtgebieden in de Westerschelde (inclusief de monding) met boeien en tonnen gemarkeerd.
Recreatie
Naast het grote belang van de Westerschelde voor de beroepsscheepvaart is de Westerschelde ook van groot belang voor de recreatievaart. Langs het estuarium zijn diverse jachthavens gelegen.