2.3.1 Agrarisch gebied
Voor het agrarisch gebied wordt een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, dat wordt afgestemd op:
- het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, specifiek ten aanzien van de volgende beleidsonderdelen:
-
1. grondgebonden landbouw;
-
2. verbrede landbouw en nieuwe economische dragers;
-
3. behoud en veiligstelling landschappelijke kwaliteit; Nationaal Landschap;
-
4. behoud en veiligstelling natuurwaarden; ecologische verbindingszone;
-
5. niet-agrarische activiteiten in het landelijk gebied;
-
6. duurzame landbouw;
-
7. relatie met de omgevingskwaliteiten;
-
8. duisternis;
-
9. windenergie;
- Landfront Vlissingen;
- gevolgen intrekking Wet op de Openluchtrecreatie; regeling kleinschalig kamperen;
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Op een aantal van de genoemde beleidsonderdelen is een visie ontwikkeld, die vervolgens een juridische doorvertaling vergt in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt daarop nader ingegaan.
2.3.2 Buitendijks gebied
Voor het buitendijks gebied - de Westerschelde(monding) - dient ook een bestemmingsplan te worden opgesteld, dat:
- voorziet in een adequate juridisch-planologische regeling, afgestemd op de voorkomende functies en gebruik;
- binnen de in het Omgevingsplan 2006-2012 vastgestelde regels en normen, ruimte en flexibiliteit biedt aan de scheepvaartfunctie om te kunnen inspelen op aanpassingen, veranderingen en perspectieven binnen deze sector;
- bijdraagt aan behoud van de ruimtelijke identiteit en kwaliteit van het gebied door behoud en versterking van het karakteristieke landschap (platen, slikken) en het veiligstellen van de ecologische hoofdstructuur en recht doet aan het belang van de recreatie;
- de gebiedsbescherming ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd, planologisch wordt vertaald en
- dat voorziet in veiligstelling van de archeologische waarden.
In hoofdstuk 4 wordt hierop nader ingegaan.