direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Vlissingen bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0718.bpbuitengebied-vg99

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid, beplantingspatroon, verkavelingspatroon, reliëf en bebouwingspatroon;
  • c. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf' : een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een agrarisch bedrijf met glastuinbouw als hoofdtak;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij': een intensieve kwekerij ten behoeve van de teelt van gewassen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' : een terrein voor kleinschalig kamperen met bijbehorende gebouwen voor sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waardevolle gebouwen;
    • 6. ter plaatse van de 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden – waardevolle dijk': tevens voor de met de aanwezige dijken samenhangende landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en water, inclusief natuurvriendelijke oevers, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor bouwvlakken

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geldt:

  • a. uitsluitend de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals genoemd in lid 3.2.3 zijn toegestaan;
  • b. tenzij anders is aangeduid op de verbeelding, per bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, al dan niet met een huisverbonden beroep en/of bedrijf, is toegestaan;
  • c. indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 20 meter.

3.2.2 Bouwregels voor gronden buiten bouwvlakken

Ter plaatse van gronden zonder de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. kuilvoerplaten en sleufsilo's met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter en een oppervlak van ten hoogste tot 250 m², mits deze zijn gelegen op gronden direct aansluitend op gronden met de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 meter.

3.2.3 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de in onderstaande tabel vermelde maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
1   bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen   zoals aangegeven op de verbeelding   4 meter boven de op de verbeelding aangegeven goothoogte   750 m³  
2   bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   4 meter   7 meter   60 m²  
3   kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   zoals aangegeven op de verbeelding   1 meter boven de op de verbeelding aangegeven goothoogte   3.495 m²  
4   overige (agrarische) bedrijfs-gebouwen en overkappingen   zoals aangegeven op de verbeelding   4 meter boven de op de verbeelding aangegeven goothoogte    
5   sanitaire voorzieningen en recreatieruimten ter plaatse van de aanduiding kleinschalig kamperen   3 m   6 meter   100 m² per bouwvlak  
6   sleufsilo's     2 meter    
7   voedersilo's     12 meter    
8   vlaggenmasten     10 meter    
9   mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk     6 meter   2.500 m³  
10   wateropslagruimte     2 meter   2.500 m³  
11   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     2 meter    
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder d voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 20 meter tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. ontheffing leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg;
  • c. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de wegbeheerder over de criteria, zoals genoemd onder a en b;
  • d. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.2 Gebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder a voor het bouwen van een gebouw of overkapping, zoals bedoeld in sublid 3.2.3 buiten een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak bedraagt ten hoogste 50 m² voor overige bouwwerken;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming Verblijfsrecreatie;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond woonbebouwing;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 2. plaatsing op het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, zoals benoemd in lid 3.1 onder b; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.3 Overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2, voor het bouwen van overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • b. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming Recreatie met de aanduiding Verblijfsrecreatie;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond woonbebouwing;
  • d. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat de ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1., onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • h. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.4 Grotere mestopslagruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 voor het bouwen van een grotere mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk, binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins op het betreffende bouwvlak bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  • b. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van tenminste 10 meter;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.5 Grotere wateropslagruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van een wateropslagruimte als zelfstandig bouwwerk buiten een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' wordt uitgeoefend, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. ontheffing wordt uitsluitend verleend ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf in directe aansluiting op het bestemmingsvlak van het desbetreffende bedrijf met de aanduiding 'glastuinbouw';
  • c. ontheffing wordt slechts verleend, indien op de bij het agrarisch bedrijf behorend bouwvlak onvoldoende ruimte aanwezig is om de wateropslagruimte te realiseren;
  • d. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat de ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf met glastuinbouw als hoofdtak;
  • e. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • g. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • h. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • i. de verkeersveiligheid en de verkeersplanologische functie van de aanliggende wegen niet negatief wordt beïnvloed;
  • j. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • k. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.6 Overschrijding grenzen bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sublid 3.2.1, aanhef en onder a, voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt verleend, indien de uitbreiding van het bouwvlak ten hoogste 15% van de oppervlakte van het op het kaart aangegeven bouwvlak bedraagt en de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • b. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • d. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.3.7 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 en 3.5, onder c, voor het tijdelijk huisvesten van de aan het agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders in verplaatsbare wooneenheden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend voor gronden voorzien van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het gezamenlijke oppervlak van de wooneenheden, inclusief alle daarbij behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, bedraagt ten hoogste 200 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • d. de plaatsing van de eenheden geschiedt voor ten hoogste één aaneengesloten periode van ten hoogste 10 weken per kalenderjaar;
  • e. voorzien wordt in ten minste één parkeerplaats per wooneenheid op eigen terrein;
  • f. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en over de verwijdering van de tijdelijke wooneenheden;
  • i. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
3.4 Aanlegvergunningen
3.4.1 Verbod

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • d. het beplanten van gronden met struiken of bomen.

3.4.2 Aanvullend verbod

Aanvullend op het bepaalde in lid 3.4.1. is het op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden – waardevolle dijk' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.

3.4.3 Uitzondering

De verboden van lid 3.4.1 en 3.4.2 gelden niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden, die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.4.4 Voorwaarden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 en lid 3.4.2. zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 3.1 onder b respectievelijk de in lid 3.1. onder c.6 genoemde aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.4.5 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de criteria genoemd in lid 3.4.4.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
  • b. op een terrein voor kleinschalig kamperen zijn niet meer dan 15 standplaatsen voor kampeermiddelen ten behoeve van niet-permanente verblijfsrecreatie toegestaan;
  • c. het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan in een niet-permanent kampeermiddel op een terrein voor kleinschalig kamperen, is niet toegestaan;
  • d. de opslag van dierlijke mest, anders dan in een mestopslagruimte, in hoeveelheden groter dan 600 m³, is niet toegestaan;
  • e. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van mestbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • g. het gebruik van waterbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • h. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  • i. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
  • j. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  • k. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- of streekproducten met een oppervlak van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan;
  • l. het uitoefenen van een huisverbonden beroep of bedrijf met een oppervlakte van meer dan 30% van de agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • m. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  • n. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (terreinen voor kleinschalig kamperen daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
  • o. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  • p. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Waterbassins buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.5, onder g, voor waterbassins, geen bouwwerk zijnde, buiten een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van een waterbassin bedraagt ten hoogste 2.500 m³;
  • b. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming Recreatie met de aanduiding Verblijfsrecreatie;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Wonen;
  • c. ontheffing wordt niet verleend, indien op de bij het agrarisch bedrijf behorende bouwvlak voldoende ruimte aanwezig is om de waterbassins te realiseren; alvorens ontheffing te verlenen onderzoeken burgemeester en wethouders of toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in lid 3.3.7;
  • d. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • e. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • g. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.6.2 Weidegang

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1, onder a, jo. artikel 1, lid 1.6, onder a, sub 4, inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven voor melkveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    • 1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    • 2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    • 3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    • 4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    • 5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering, maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    • 6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    • 7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  • b. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  • c. de continuïteit van ruwvoerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd in de subleden a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf is gesloten;
  • e. alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies over de aspecten die in subleden a tot en met c zijn genoemd aan de agrarische deskundige;
  • f. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.

3.6.3 Uitbreiding terrein kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.5 onder b, voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen op een terrein voor kleinschalig kamperen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van het terrein voor kleinschalig kamperen op het eigen terrein, waarbij het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • c. de afstand tussen een terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt tenminste 50 meter; indien de afstand van het terrein voor kleinschalig kamperen tot de meest nabij gelegen woning van derden in de bestaande situatie reeds minder dan 50 meter bedraagt, mag deze afstand door toepassen van de ontheffing niet verkleinen;
  • d. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 5 meter, in nieuwe situaties bedraagt de minimale breedte 10 meter, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend indien zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf ter plaatse van het bouwvlak; alvorens tot wijziging over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een deskundige;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • h. bij het toepassen van deze bevoegdheid gelden de algemene procedureregels in deze planregels.
3.7 Sloopvergunning
3.7.1 Sloopverbod

Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, de op de verbeelding met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde', niet zijnde een monument, bestemde bouwwerken te slopen.

3.7.2 Ontheffing sloopverbod

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.7.1, indien de monumentencommissie een positief advies heeft uitgebracht over de sloop

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bouwvlakken vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging wordt toepast, indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • c. wijziging wordt toegepast, indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • f. wijziging vindt slechts plaats, indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;

3.8.2 Wijziging stellingen als teeltondersteunende voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding wijzigen door het toekennen van de aanduiding 'bouwvlak' met een functieaanduiding voor de bouw van stellingen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van het volgende:

  • a. het nieuwe bouwvlak grenst aan gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden en de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. uitsluitend stellingen als teeltondersteunende voorziening zijn toegestaan;
  • c. het oppervlak van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van de stellingen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,5 meter;
  • e. wijziging vindt niet plaats op gronden:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming Recreatie met de aanduiding Verblijfsrecreatie;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Wonen;
  • f. wijziging wordt toepast, indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • g. de teeltondersteunende voorziening is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • h. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • j. wijziging vindt slechts plaats indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
3.8.3 Wijziging boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding wijzigen door het toekennen van de aanduiding 'bouwvlak' voor de bouw van boog- en gaaskassen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van het volgende:

  • a. het nieuwe bouwvlak grenst aan gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden en de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. uitsluitend boog- en gaaskassen als teeltondersteunende voorziening zijn toegestaan;
  • c. het oppervlak van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van de boog- en gaaskassen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • e. boog- en gaaskassen is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan;
  • g. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • h. wijziging wordt toepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1 onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens tot wijziging over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

3.8.4 Wijziging vergroten glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak kassen bedraagt niet meer dan 4.000m²;
  • b. wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering dan wel op grond van milieuwetgeving;
  • c. wijziging vindt uitsluitend plaats, indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals benoemd in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurdeskundige;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • f. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter;
  • g. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf; alvorens tot wijziging over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een deskundige;
  • i. wijziging vindt slechts plaats als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de ruimtelijke kwaliteitswinst.

3.8.5 Wijziging na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met Waarden ter plaatse van de aanduiding bouwvlak wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' (vab) en / of Wonen en / of in de bestemming Agrarisch met Waarden zonder aanduiding, met inachtneming van het volgende:

  • a. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
  • b. het gebruik van een bestaande Nieuwe Economische Drager (NED) mag worden voortgezet;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven in de omgeving.

3.8.6 Wijziging nieuw terrein voor kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met Waarden op gronden gelegen in aansluiting, of gedeeltelijk in aansluiting, op gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen voor het vestigen van een nieuw terrein voor kleinschalig kamperen door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie, kleinschalig kamperen' (sr-kk) op de verbeelding, met inachtneming van het volgende:

  • a. alleen toeristische standplaatsen voor niet-permanente verblijfsrecreatie zijn toegestaan;
  • b. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van het terrein voor kleinschalig kamperen op het eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • d. de afstand tussen het terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • e. wijziging wordt niet toegepast:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming Recreatie met de aanduiding Verblijfsrecreatie;
  • f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 10 meter; alvorens tot wijziging over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschaps- en natuurdeskundige;
  • g. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf ter plaatse van het bouwvlak; alvorens tot wijziging over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een deskundige;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • i. de verkeersveiligheid en de verkeersplanologische functie van de aanliggende wegen niet negatief wordt beïnvloed; alvorens tot wijziging over te gaan, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de wegbeheerder over deze criteria;
  • j. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

3.8.7 Wijziging beëindigen kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie, kleinschalig kamperen' (sr-kk) van de verbeelding te verwijderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de kampeeractiviteiten op het betreffende terrein zijn beëindigd;
  • b. gelijktijdig met de wijziging wordt de beheersovereenkomst betreffende het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst ten behoeve van het terrein voor kleinschalig kamperen ontbonden.