direct naar inhoud van bijlagen bij toelichting
Plan: Herontwikkeling Rabobanklocatie Zoutelande
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0115OVRabolZtl-VG01

bijlagen bij toelichting

Bijlage 6 Externe veiligheid

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Deze vormen daarom ook geen belemmering voor de realisatie van de beoogde appartementen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de vaarroute over de Westerschelde, zie figuur bijlage 6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0115OVRabolZtl-VG01_0007.png"

Figuur bijlage 6.1 Invloedsgebied Westerschelde ter hoogte van Zoutelande (rode lijn)

Plaatsgebonden risico

Het projectgebied ligt 150 meter ten noorden van de Noordzijde/Westerschelde. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In 2003-2004 is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2011). Uit deze QRA blijkt dat het plaatsgebonden risicocontour door de Westerschelde in geen enkel geval over het land is geprojecteerd. Het plaatsgebonden risico vormt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Groepsrisico

Uit dezelfde QRA blijkt tevens dat het groepsrisico door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde het hoogste is bij Vlissingen. Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde zowel in de huidige als in de toekomstige situatie niet. Omdat het projectgebied op meer dan 200 m van de transportroute ligt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden, is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel is conform het Bevt art. 7 en volgens een rapport van TNO (2007-A-R0562/B) een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hierbij dient in ieder geval aandacht besteed te worden aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet. Onderstaand wordt nader ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde niet. Omdat het projectgebied in het invloedsgebied is gelegen is op grond van het Bevt artikel 7 een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en het projectgebied op meer dan 200 meter van de transportroute is gelegen. In deze verantwoording zal worden ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. Voor de verantwoording van het groepsrisico is gebruikt gemaakt van het rapport TNO Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde (2007-A-R0562/B).

Een herroutering van het vervoer gevaarlijke stoffen over de Westerschelde kan het groepsrisico ter plaatse van het plangebied reduceren, de herroutering van het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment nog niet aan de orde. De omvang van mogelijke incidenten kan beter beheersbaar worden gemaakt voor hulpverleningsdiensten door maatregelen te treffen met betrekking tot bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De mogelijke maatregelen voor dit plan worden per aspect benoemd.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijke van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.

Uit deze handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het projectgebied wordt aan de noordkant ontsloten door de Langendam, aan de oostkant door de Bosweg en aan de westkant aan de Nieuwstraat. Het gebouw is zodanig gesitueerd dat de aanwezigen bij een dreigende brand gelegenheid hebben te vluchten. De algemene uitgang van de appartementen is van de risicobron Westerschelde af gericht. De entree van de commerciële ruimten is eveneens van de risicobron af.

De mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten zijn beperkt bij een toxische wolk en zijn met name gericht op detectie en alarmering van bewoners “ramen, deuren en ventilatie openingen sluiten”.

Zelfredzaamheid

Onder zelfredzaamheid wordt verstaan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen zelfredzaam zal zijn. Verwacht wordt dat minder zelfredzame personen worden begeleid door ouders en/of verzorgers.

Het maatgevende scenario betreft hier toxisch. Bij een calamiteit met toxische gassen kunnen, afhankelijk van de windsnelheid, personen binnen enkele kilometers gevaar lopen. Blootstelling kan alleen worden voorkomen als de aanwezige personen kunnen schuilen in gebouwen. De zelfredzaamheid wordt vergroot doordat mechanische ventilatie handmatig door gebruikers kan worden uitgezet en het gebouw “lekdicht” te maken. Hierdoor is het gebouw geschikt om te kunnen schuilen voor een toxische wolk. Daarnaast zal de zelfredzaamheid worden vergroot door preventieve voorlichting/communicatie richting de bewoners, bijvoorbeeld door het waarschuwings en alarmeringssysteem-WAS dat wordt aangestuurd vanuit de gemeenschappelijke meldkamer Zeeland.

Restrisico

De risicobron Westerschelde kan in voorziene situatie leiden tot incidenten met effecten of slachtoffers binnen het plangebied. De genoemde maatregelen kunnen de omvang van mogelijke incidenten reduceren tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht voor hulpverleningsdiensten.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.