In de volgende paragrafen wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan milieuaspecten.
Water
In paragraaf 3.4 is de waterparagraaf opgenomen. Daarin zijn randvoorwaarden opgenomen waaraan de voorgenomen realisering van een woning moet voldoen. Aandacht dient te worden besteed aan de capaciteit van het watersysteem ter plaatse, in relatie met de uitbreiding van het verhard oppervlak.
Toekomstig watersysteem
Voor voorliggende ontwikkeling is nagegaan aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Zeeuwse Eilanden of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Het Waterschap stelt zich op het standpunt dat als de bebouwing met minder dan 500 m2 toeneemt, een aparte door hen te toetsen waterparagraaf niet nodig is. Op de locatie Groenleer was ruim 1.610 m2 aan bebouwing aanwezig. De bebouwingsmogelijkheden op de locatie bedragen op basis van dit bestemmingsplan maximaal circa 2.100 m2. De toename van de bebouwing blijft daarmee binnen de grens van 500 m2 waardoor een aparte waterparagraaf niet noodzakelijk is.
Er zal bij de nieuwbouw een gescheiden riolering worden toegepast met afvoer van hemelwater op het oppervlaktewater richting de aan de overzijde van de Wilgenhoekweg gelegen voormalige blusvijver. Deze blusvijver biedt hiervoor voldoende capaciteit.
Archeologie
In paragraaf 3.3 wordt het archeologiebeleid toegelicht. Voor de beoogde ontwikkeling heeft archeologisch bureau- en veldonderzoek plaatsgevonden (externe bijlage, SMA Zeeland B.V., 8 augustus 2006). Op basis van het archeologisch bureauonderzoek aangevuld met een inventariserend veldonderzoek in de vorm van grondboringen, zijn geen indicaties voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied aangetroffen. Het advies luidt dan ook dat er geen verdere actie nodig is.
Bodem
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen geschikt te zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Onderzoek en conclusie
Voor de locatie Wilgenhoekweg 11-13 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken en een saneringsplan is de bodem gesaneerd. vervolgens is een evaluatie bodemsanring uitgevoerd (externe bijlage, BMA Milieu, 22 maart 2002). Op basis van die beschikbare gegevens is er geen beperking tot het voorgenomen gebruik van de lokatie als wonen, winkels, openbare ruimte.
In de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden opgenomen dat eventueel af te voeren grond wordt onderzocht alvorens te kunnen toepassen. De plekken die mogelijk nog historische verontreiniging bevatten zullen bij het bouwrijp maken eveneens worden onderzocht alvorens te doen hergebruiken.
Ecologie
Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun bescgermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voorbestaan van de gevonden soorten.
Het plangebied ligt niet in of nabij (1 km) een beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. Het plangebied ligt op circa 70 meter afstand van het park "Welgelegen", dat deel uitmaakt van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
De Habitatrichtlijn heeft evenwel ook betrekking op beschermde planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden. Ten behoeve van het onderzoek of en welke dier- en plantensoorten er in het plangebied voorkomen en wat hun beschermingsstatus is, is gebruik gemaakt van het digitale Natuurloket.
Het Natuurloket is in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ingesteld door de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna om de uitvoering van internationale richtlijnen, Flora- en Faunawet en de Rode Lijsten te ondersteunen. In de systematiek van het Natuurloket is Nederland ingedeeld in kilometerhokken. Per kilometerhok wordt aangegeven welke soorten platen en dieren in het desbetreffende hok zijn gesignaleerd. Het onderhavige plangebied valt in twee hokken (X030 - Y396 en X030 - Y397), waar soorten vaatplaten, een soort zoogdier, soorten broed- en watervogels, een soort paddenstoel, een soort amfibie en een soort dagvlinder zijn aangetroffen (peildatum 1 juli 2008).
Het voorliggende plangebied beslaat slechts een klein gedeelte van de km-hokken. De planlocatie is bebouwd en in gebruik als erf. Er is dus geen sprake van een ongerept gebied. Verder is de planlocatie gelegen in de bebouwde kom van Serooskerke, waar sprake is van een menging van wonen, bedrijvigheid en voorzieningen. Er is sprake van een verstorende omgeving voor flora en fauna. Het km-hok betreft voor een groot deel buitengebied. Verder is ook het park "Welgelegen" in het km-hok gelegen. Naar alle waarschijnlijkheid bevinden de aangetroffen dier- en plantensoorten zich in deze gebieden. Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat de beoogde ontwikkeling geen significant nadelige effecten oplevert voor de aanwezige beschermde dier- en plantensoorten.
Externe veiligheid
Uit het onderzoek in paragraaf 3.2. naar externe veiligheid voor de gehele kern Serooskerke blijkt dat er geen belemmeringen voor de locatie Wilgenhoekweg 11-13 op het gebied van externe veiligheid zijn.
Leidingen en telecommunicatieverbindingen
Op basis van de gegevens uit paragraaf 3.5. blijkt dat er geen planologisch relevante solitaire leidingen en leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig zijn in de nabijheid van de beoogde ontwikkeling. Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Gezien de ligging van de beoogde ontwikkeling verwacht de gemeente ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde wegen geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Ten gevolge van de gedezoneerde wegen wordt door de gemeente een aanvaardbaar akoestisch klimaat verwacht. De Wilgenhoekweg wordt als 30 km/uur-weg aangewezen. Voor dergelijke gedezoneerde wegen is geen akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder verplicht. Daarnaast zal door de aanpassingen in de wegenstructuur in en rondom Serooskerke de verkeersintensiteit op de Wilgenhoekweg ongeveer halveren. Een nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
Inleiding
Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd. Deze wetgeving is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. In artikel 5.16 van de gewijzigde Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van een grenswaarde;
- een project draagt “niet in betekenende mate” bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, wat inhoudt dat door het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Plannen die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit hoeven niet meerafzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Dat staat in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) wordt aangegeven wanneer sprake is van een NIBM bijdrage. Sinds het van kracht worden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in 2009 ligt de grens op 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM10 en NO2.
Om het overheden gemakkelijker te maken worden in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) categorieën van gevallen aangewezen waarvoor vaststaat dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Bij plannen die binnen deze categorie vallen, hoeven geen verdere berekeningen te worden uitgevoerd om aan te tonen dat sprake is van een NIBM situatie. Gemeenten hebben echter vaak te maken met talrijke kleine plannen waarbij sprake is van een combinatie van bestemmingen. Denk bijvoorbeeld aan een plan dat gaat over extra woningen, winkels en een sportzaal. In die gevallen zal de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) niet van toepassing kunnen zijn en zal aan de hand van berekeningen aannemelijk gemaakt moeten worden dat de bijdrage NIBM is.
Voor deze kleinere plannen heeft de rijksoverheid in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld waarmee op een eenvoudige en snelle manier kan worden bepaald of er sprake is van een NIBM bijdrage.
De tool werkt met rekenregels die in lijn zijn met Standaardrekenmethode 1 (SRM1) uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De tool kan daarmee worden ingezet voor alle situaties waarvoor SRM1 (oftewel CAR) van toepassing is. Ze kan worden toegepast in de verkenningsfase van een plan, maar ook in de fase waarin een (ontwerp)besluit moet worden genomen. De essentie van de tool is dat het merendeel van de invoergegevens voor de berekening al zijn ingevuld. De gebruiker kan volstaan met het invullen van de hoeveelheid extra (vracht)verkeer als gevolg van het plan. De reeds ingevoerde gegevens berusten op een worst case situatie: bij de berekening van de concentratietoename worden de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging.
Er is verder alleen gekeken naar de effecten van extra verkeer op binnenstedelijke (gemeentelijke) wegen: wegen die vallen binnen het toepassingsbereik van SRM1. Bij een juiste invoer van de gegevens (toename aantal voertuigbewegingen en een percentage vrachtverkeer) zal de tool accuraat aangeven of een plan NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Indien berekening met de tool laat zien dat een plan NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging kan het plan doorgaan op grond van artikel 5,16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer.
Indien uit de berekening met deze tool niet volgt dat het plan NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging, betekent dit niet meteen dat het plan in betekenende mate bijdraagt. De tool is ontwikkeld en ingericht voor kleinere plannen. Voor grotere plannen zal het nodig zijn om de luchtkwaliteit te berekenen aan de hand van de in het concrete geval relevant zijnde invoergegevens.
Het onderzoek voldoet aan de eisen die de huidige wet- en regelgeving stelt aan luchtonderzoeken, met name vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (inclusief de wijzigingen van juli 2008). Er is rekening gehouden met de meest recente implementatie van standaardrekenmethode 1 (CAR II, versie 10, 2011) en de meest actuele invoergegevens het ministerie IenM op de rijksoverheid-website heeft gepubliceerd (emissiefactoren, GCN kaarten en dergelijke).
Invoergegevens
De volgende gegevens dienen in de rekentool ingevoerd te worden:
Verkeersintensiteit:
Toename van het totale aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van het “weekdaggemiddelde”, als gevolg van het plan. Indien etmaalintensiteiten van een werkdag moeten worden omgerekend naar een weekdag, kan een weekdagfactor van 0,90 voor woon- en 0,75 voor werkgebieden (zonder detailhandel) worden gehanteerd (uit: CROW-publicatie 256: Verkeersgeneratie bij woon- en werkgebieden).
Percentage vrachtverkeer:
Percentage van de verkeersintensiteit dat bestaat uit middelzwaar en zwaar vrachtverkeer. Als gevolg van de worst case benadering wordt geen uitsplitsing gemaakt tussen middelzwaar en zwaar vrachtverkeer.
Kengetallen voor verkeersintensiteiten bij diverse ontwikkelingen
CROW heeft op basis van onderzoek kengetallen opgesteld voor de hoeveelheid verkeer bij diverse ontwikkelingen, zoals woon- en werkgebieden. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de CROW-publicatie 256: Verkeersgeneratie bij woon- en werkgebieden.
Berekening
De gemeente Veere wil het bestemmingsplan wijzigen om de realisatie van 20 woningen en een supermarkt van circa 1.500 m2 mogelijk te maken. Om een inschatting te krijgen van de effecten op de luchtkwaliteit is een berekening gemaakt met de NIBM tool. Voor het schatten van het aantal verkeersbewegingen vanwege de woningen en de supermarkt is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 256.
Bij de realisatie van de woningen is in deze situatie uitgegaan van zes voertuigbewegingen per appartement per dag, dus 120 voertuigbewegingen per dag.
De supermarkt heeft 1.500 meter verkoopvloeroppervlak (VVO). Uit de kentallen van CROW publicatie 256 is af te leiden dat per werkdag 1.650 (1,1 mvt /m2) motorvoertuigbewegingen de supermarkt bezoeken. Een weekdag is 90% van het werkdaggemiddelde, dus in het geval van de supermarkt 1.485 voertuigbewegingen per weekdag. De supermarkt wordt dagelijks door maximaal 5 vrachtauto’s bevoorraad (gemiddeld 0,3 vrachtauto’s per 100 m2 VVO).
In totaal levert het plan 1.610 extra voertuigbewegingen op, waarvan maximaal 0,3% vrachtverkeer.
De gegevens zijn ingevoerd in de nibm-rekentool met het onderstaande resultaat:
Conclusie
Door gebruik van de nibm-rekentool is aannemelijk gemaakt dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.