Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kom Serooskerke
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen; 
  2. ter plaatse van de aanduiding "garages": uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte; 
  3. ter plaatse van de aanduiding "erf": voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;  
  4. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone-molenbiotoop": tevens voor het behoud van de molen De Jonge Johannes als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element; 
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Algemeen

  1. binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; 
  2. ter plaatse van de aanduiding "erf" mogen uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel; 
  3. ter plaatse van de aanduiding "garages" mogen uitsluitend garages en bergplaatsen worden gebouwd; 
  4. ter plaatse van gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd; 
  5. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; 
  6. gronden met de aanduiding "erf" mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met een maximum van 60 m² per bouwperceel; 
  7. indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder f minder bedraagt dan 30 m² is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m² toegestaan; 
  8. indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°; 
  9. de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan: 
    1. 50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak; 
    2. 70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

16.2.2 Hoofdgebouwen

  1. hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak; 
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden hoofdgebouwen met ten minste drie aaneen gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden hoofdgebouwen gestapeld gebouwd; 
  3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' worden hoofdgebouwen aan ten hoogste één zijde gebouwd: 
    1. tegen de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen óf; 
    2. al dan niet door middel van aan- of uitbouwen tegen de hoofdgebouwen of aan- of uitbouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 
  4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen niet gebouwd tegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 
  5. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geschakeld' worden hoofdgebouwen door middel van aan- of uitbouwen gebouwd tegen de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; 
  6. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen ten minste: 
    1. 'twee-aan-een' en 'geschakeld': aan één zijde 3 m; 
    2. 'vrijstaand': 3 m; 
  7. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; 
  8. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen.

16.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; 
  2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m; 
  3. ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aan-een' en 'geschakeld' wordt de voorgevel van een aan- en uitbouw en van een bijgebouw ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; 
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m; 
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; 
  4. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m; 
  5. de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m; 
  6. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m; 
  7. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m; 
  8. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m; 
  9. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.3.1 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels: 
  1. ten hoogste 40 m² mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn; 
  2. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden; 
  3. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving; 
  4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is; 
  5. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; 
  6. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan; 
  7. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn; 
  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

16.3.2 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels: 
  1. de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m² en ten hoogste 40 m²; 
  2. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is; 
  3. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan; 
  4. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in artikel 16 lid 2.3 is bepaald; 
  5. op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;   
  6. verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond; 
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

16.4.1 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels: 
  1. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m²; 
    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is; 
  2. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan; 
  3. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in artikel 16 lid 2 is bepaald; 
  4. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast; 
  6. afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.