direct naar inhoud van 7.1 Overleg
Plan: Kom Zoutelande
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0004BPZldAp-VG01

7.1 Overleg

In het kader van ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties en organisaties.

Overeenkomstig het bepaalde in de Gemeentelijke Inspraakverordening zijn de bevolking en in de gemeente belanghebbenden natuurlijke en rechtspersonen betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daarom van 21 mei tot en met 1 juli 2009 ter inzage gelegen.

Het voorontwerpbestemmingsplan Kom Zoutelande is op 29 mei 2009 in vooroverleg gezonden naar:

  • 1. de Provincie Zeeland;
  • 2. de dorpsraad Zoutelande;
  • 3. het waterschap Zeeuwse Eilanden (inmiddels Waterschap Scheldestromen);
  • 4. de VROM-Inspectie;
  • 5. De Zeeuwse Molen.

De VROM-Inspectie heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Van de dorpsraad en De Zeeuwse Molen is geen reactie ontvangen.

1. Provincie Zeeland

Samenvatting

  • 1. Het plan biedt de mogelijkheid om maximaal 25 woningen te realiseren. Deze capaciteit dient bezien te worden in samenhang met het plan De Tienden II.
  • 2. In de vergunningplichtige werkzaamheden bij artikel 18.4.1. ontbreekt het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • 3. De regeling voor consumentenvuurwerk wijkt af van de parapluherziening consumentenvuurwerk.
  • 4. In de toelichting ontbreekt een beschrijving van de cultuurhistorische waarde van de molen. De regeling voor de molenbiotoop is niet in overeenstemming met de “Handleiding Molenbiotoop”. In artikel 22.1 (thans artikel 23.1, red.) zijn alleen regels opgenomen voor beplanting en niet voor bebouwing. De vrijwaringszone voor de molenbiotoop beslaat slechts 100 m, terwijl een zekere beschermingszone van 400 m nodig is.
  • 5. Het plan biedt de mogelijkheid voor het bouwen van 2 woningen aan de Molenweg. Dit is echter niet mogelijk vanwege het tegenover de locatie gelegen agrarisch bedrijf en de beperkte afstand tot het bedrijventerrein Molenweg.
  • 6. De gebieden met de bestemming Natuur maken tevens onderdeel uit van de EHS. Artikel 11 (Natuur) dient daarom aangevuld te worden met de voorgestelde bepaling, die artikel 11.3.3.a zou kunnen vervangen.
  • 7. Een significante aantasting van de EHS is slechts toelaatbaar met ontheffing van Gedeputeerde Staten.
  • 8. Artikel 11.3.3.b dient aangepast te worden omdat thans het Natuurgebiedsplan Zeeland aan de basis van planvorming voor natuurgebieden ligt.
  • 9. Artikel 24.1 dient aangevuld te worden met een bepaling dat de hierin opgenomen wijzigingsbevoegdheid pas gebruikt mag worden als gebleken is dat geen onevenredige hinder mag optreden ten gevolg van de sportvelden.
  • 10. De “wro-zone-wijzigingsgebied 2” ligt gedeeltelijk in de molenbiotoop. Artikel 24.1.b. dient dan ook aangevuld te worden met een bepaling waarin is aangegeven dat de regels t.a.v. de bestemming molenbiotoop van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
  • 11. Voor de 3 wijzigingsbevoegdheden geldt dat een eventuele vaststelling hogere grenswaarde tegelijk ter visie moet worden gelegd met de publicatie van het bestemmingsplan.

Beantwoording

  • 1. Het concept-voorontwerp voor de Tienden II is medio 2008 ambtelijk aan de provincie voorgelegd. In een aan de gemeente toegezonden mail van 10 juli 2008 werd de suggestie gedaan om, vanwege de geconstateerde discrepantie tussen planningslijst en de plancapaciteit, de woningbouwplanning en de capaciteit beter op elkaar af te stemmen. Omdat de planningslijst 2008-2017 toen al aan de provincie hadden toegezonden kon die correctie in 2008 niet meer plaatsvinden. Het was dan ook de bedoeling om dit te doen bij het opstellen van de planningslijst 2009-2019. Echter, de provincie heeft laten weten dat er in 2009 geen planningslijst hoeft te worden toegestuurd. Daarmee wordt ons wel de mogelijkheid ontnomen om deze correctie uit te voeren. Wij vinden het gebruik van dit argument dan ook niet terecht. Voor het overige komen wij daar op terug bij de beantwoording van het vooroverleg van het voor-ontwerpbestemmingsplan De Tienden II.

Over de genoemde capaciteit van het voorontwerpbestemmingsplan Kom Zoutelande merken wij het volgende op. Ten eerste is de wijzigingsbevoegdheid voor de locatie van disco Jojo, vanwege de door de eigenaar ingediende inspraakreactie, uit het plan gehaald. Ten tweede is de bouwlocatie aan de Duinweg 9-11 uit het plan gehaald omdat er geen overeenstemming is met de initiatiefnemer over de definitieve invulling. Het totaal aantal woningen dat op grond van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd kan worden (inclusief wijzigingsbevoegdheden) is 23. Daarnaast zijn er enkele percelen die al o.g.v. het nu nog vigerende bestemmingsplan Bebouwde Kom Zoutelande kunnen worden bebouwd. Gezien de ligging en de omvang van deze percelen vinden wij het uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar dat deze mogelijkheden gehandhaafd blijven. Nog afgezien van het feit dat het laten ver-vallen van deze mogelijkheden forse planschadeclaims tot gevolg zou kunnen hebben. Deze percelen zijn tevens in particulier bezit, hier kan dan ook geen bijdrage van verwacht worden op het gebied van de volkshuisvesting en/of sociale woningbouw.

Voor de locatie van de Willibrordusschool is een wijzigingsbevoegdheid in het plan opgenomen met een capaciteit van maximaal 14 woningen voor het geval dat er starterswoningen gebouwd zouden gaan worden. Dat is echter nog niet zeker, het kan ook zo zijn dat er in de Tienden II sociale woningbouw plaats zal vinden waardoor ter plaatse geen starterswoningen meer zullen komen. Bovendien kan het nog jaren duren voordat de school wordt verplaatst. De locatie Majoorwerf (het resterende gedeelte dan) kan, vanwege de aangrenzende sportvelden, pas bebouwd worden als de sportvelden verplaatst worden. Deze locatie is uit het ontwerpbestemmingsplan gehaald en maakt onderdeel uit van de totale planvorming omtrent de (her)ontwikkeling van de voetbalvelden.

De capaciteit van Kom Zoutelande is op dit moment dan ook zeker nog aan discussie onderhevig, wij achten het dan ook niet terecht dat die capaciteit bij De Tienden II wordt betrokken;

  • 2. Deze opmerking heeft betrekking op het aanlegvergunningenstelsel op grond van de bestemming 'Waarde-Archeologie'. Het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm was daarin alleen toegestaan met een aanlegvergunning. De gevraagde aanvulling van werkzaamheden is naar het oordeel van de gemeente niet echt nodig omdat deze onder het uitvoeren van grondbewerkingen valt. Voor de duidelijkheid is evenwel besloten deze toch expliciet te vermelden.

In het ontwerpbestemmingsplan is de regeling met betrekking tot de bescherming van het archeologisch erfgoed aangepast. Op grond van het actuele gemeentelijk archeologisch beleid zijn er thans onderscheid 3 archeologische bestemmingen opgenomen: 'Waarde - Archeologie-1' (artikel 17), 'Waarde - Archeologie-2' (artikel 18) en 'Waarde - Archeologie-3' (artikel 19). De term 'aanlegvergunning' is vanwege de Wabo gewijzigd in 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'. In de leden 16.3, 17.3 en 18.3 is aangegeven welke werkzaamheden verboden zijn zonder een dergelijke omgevingsvergunning. In betreffende bepalingen zijn de gevraagde werkzaamheden opgenomen.

  • 3. De regels worden hierop aangepast.
  • 4. In paragraaf 2.1. van de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat de molen van Zoutelande cultuurhistorisch waardevol is. Het bouwwerk is daarom aangewezen als rijksmonument. Bescherming van deze bouwwerken vindt plaats via het monumentenbeleid en de Monumentenwet 1988. In de voorliggende toelichting behoeft dan ook geen uitgebreide beschrijving van de cultuurhistorische waarde van de molen te worden opgenomen.

Ten aanzien van de handleiding molenbiotoop wordt opgemerkt dat de genoemde handleiding richthoogten en richtafstanden geeft voor (nieuwe) bebouwing. Het belang dient te worden afgewogen tegen de andere belangen in de directe omgeving van de molen. In de concept-verordening is aangegeven dat tot 400 meter vanuit het middelpunt van de molen regels kunnen worden gesteld om een zekere mate van vrije windvang te waarborgen. Binnen een afstand van 100 meter van de molen mag geen nieuwe bebouwing en beplanting worden opgericht die hoger is dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.

Onder andere naar aanleiding van deze overlegreactie is de plantoelichting aangepast en aangevuld. Paragraaf 3.3 (Archeologie) is aangevuld met het aspect “cultuurhistorie”. Daarin is extra aandacht besteed aan het functioneren van de molen in de kern en het daarbij behorende molenbiotoop. Een uitgebreide belangenafweging is opgenomen in een nieuwe bijlage 8. Op grond van deze belangenafweging is er voor gekozen de richthoogten van bebouwing niet één op één in het bestemmingsplan te verwerken, maar in deze afweging ook de huidige planologische rechten te betrekken.

Ingevolge de bestemmingsplannen “Bebouwde kom Zoutelande” (1971), “Zoutelande Noord 1H” (1984) en “Majoorwerf” (1994) is in de ruime omgeving van de molen bebouwing toegestaan met dakvoethoogten (goothoogten) van 3,5 tot 6 meter voor woningen en 7 meter voor bedrijven. Voor bijzondere (=maatschappelijke) doeleinden bedraagt de maximum bouwhoogte 15 meter. In het voorontwerpbestemmingsplan Kom Zoutelande wordt voor alle bestaande functies uitgegaan van maximum goothoogten van 4 tot 6 meter. De maximum bouwhoogte mag daar 5 meter van afwijken. Deze regeling respecteert de huidige planologische rechten.

In dit kader is ook van belang dat het nieuwe bestemmingsplan vooral een consoliderend karakter heeft. In de omgeving van de molen zijn slechts twee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien (herontwikkeling van de voetbalvelden en locatie Willibrordusschool. De voetbalvelden zijn buiten het plangebied gelaten en voor de locatie van de school is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen). De bouwvlakken uit de oude bestemmingsplannen zijn grotendeels overgenomen in het nieuwe plan. Vervangende nieuwbouw (binnen hetzelfde bouwvlak) moet mogelijk zijn. Indien dat niet het geval zou zijn, bestaat het risico van planschade. Het gemeentebestuur acht dat niet gewenst.

Overigens blijkt uit toetsing van de bestaande bebouwing aan de voor deze molen van belang zijnde richthoogten en –afstanden voor obstakels dat veel van de bestaande bebouwing hoger is dan voor een optimaal molenbiotoop wenselijk. Bovendien is binnen het invloedsgebied van de molen al een groot aantal woningen gebouwd, ook binnen de hiervoor genoemde afstand van 100 meter. De molen-omgeving wordt o.g.v. biotooptechnische criteria dan ook geclassificeerd als “slecht”. Voor een goed functioneren van de molen zal de bestaande bebouwing moeten worden gesloopt of de molen wordt verplaatst. Beide ontwikkelingen zijn niet aan de orde.

Gelet op de hiervoor vermelde classificatie van het molenbiotoop, doen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen geen (onevenredige) afbreuk aan het molenbiotoop en daarmee het functioneren van de molen.

Ten aanzien van de voorgenomen woonbebouwing op de herstructureringslocatie Willibrordusschool aan de Nieuwstraat wordt opgemerkt dat deze veel lager zal zijn dan op grond van het “Bebouwde kom Zoutelande” mogelijk was (maximum bouwhoogte 15 meter).

  • 5. De situatie aan de Molenweg is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp. De bouwmogelijkheid voor de woning die het dichtst was gelegen bij het agrarisch bedrijf is komen te vervallen. In de beantwoording gaan we dan ook verder uit van de nieuw ontstane situatie. Bij het bestemmen van nieuwe hindergevoelige functies (zoals woningen) moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt is dat ter plaatse van de woningen sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, waarbij bestaande bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering mogen worden beperkt.

Bedrijven en milieuzonering

Bij het opstellen van een bestemmingsplan vindt afstemming van bestaande en nieuwe functies plaats aan de hand van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2009). De richtafstanden uit deze publicatie zijn gebaseerd op de meest maatgevende milieuaspecten, zoals geur-, stof en geluidhinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een “gemengd gebied” verkleinde richt-afstanden gehanteerd mogen worden. Benadrukt wordt dat de afstanden uit de VNG-publicatie richtafstanden zijn. Een kleinere aan te houden afstand is mogelijk indien de concrete milieusituatie daar-toe ruimte biedt.

Omgevingstype

Uit het voorgaande blijkt dat voor de beoordeling van woningbouw in de omgeving van bedrijven (en omgekeerd) het omgevingstype van belang is. Gelet op de ruimtelijke en functionele situatie kan de omgeving niet worden aangemerkt als een “rustige woonwijk”, maar juist vanwege het agrarisch bedrijf Molenweg 45 en het bedrijventerrein Molenweg als een gebied met gemengde functies (hierna: “gemengd gebied”).

Agrarisch bedrijf Molenweg 45

Rekening houdend met een omgevingstype “gemengd gebied” bedraagt de richtafstand 30 m. De dichtstbijzijnde woning is geprojecteerd op een afstand van circa 75 m. Dat betekent dat aan de richtafstand wordt voldaan. De voorgenomen woningbouw vormt daarmee geen belemmering voor bedrijfsactiviteiten c.q. de milieurechten van het bedrijf.

Bedrijventerrein Molenweg

Voor het bedrijventerrein geldt het bestemmingsplan Bedrijventerrein Molenweg (vastgesteld 1984). Op dit bedrijventerrein zijn bouwbedrijven, metaalverwerkende bedrijven en overige bedrijven toegestaan, overeenkomstig de bij het bestemmingsplan opgenomen lijst van bedrijven. Er is sprake van een verouderd bestemmingsplan. Er wordt niet gewerkt met een moderne Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB), die is gebaseerd op de hiervoor genoemde VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. De in het bestemmingsplan opgenomen lijst van bedrijven omvat slechts een beperkt aantal bedrijven. De lijst is niet gekoppeld aan richtafstanden ten opzichte van (nieuwe) woningbouw. Indien de vestigings-mogelijkheden worden vergeleken met de SvB “functiemenging” die het voorontwerp-bestemmings-plan Kom Zoutelande is opgenomen, dan kan het grootste deel daarvan worden aangemerkt als bedrijven uit categorie B2, bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Indien wordt uitgegaan van de SvB die voor bedrijventerreinen zijn bedoeld, dan zijn dit bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2, bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woon-wijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en / of verzamelwegen (afstandsindicatie 50m voor categorie 3.1. bedrijven tot 100m voor categorie 3.2. bedrijven). Dit past ook in het gemeentelijk en provinciaal ruimtelijk beleid voor een dergelijk kleinschalig bedrijven-terrein bij Zoutelande (ten hoogste milieuhindercategorie 3).

Rekening houdend met een omgevingstype “gemengd gebied” bedraagt de richtafstand tussen het bedrijventerrein en nieuwe woningbouw 50 m, hier wordt aan voldaan. In een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein zal de toelaatbaarheid van bedrijven worden beperkt tot milieucategorie 3.2. Zoals ook al in de toelichting van het bestemmingsplan Kom Zoutelande is aangegeven, behoeft dit niet te betekenen dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaan-vaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf planologisch worden geregeld (met een aanduiding of met een specifieke ontheffing);

  • 6. Aan artikel 10 lid 10.3.3 is de bepaling op genomen (nieuw lid a) dat een significante aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur slechts toelaatbaar indien Gedeputeerde Staten daarvoor een ontheffing op grond van artikel 2.9 lid 6 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland hebben verleend. Lid b behoeft niet te worden aangepast omdat aanpassing van het Natuurgebiedsplan Zeeland (verkleining van het beschermde gebied) niet ook nog eens een planologische regeling behoeft.
  • 7. De regels worden hierop aangepast.
  • 8. De regels worden hierop aangepast.
  • 9. De situatie locatie Majoorwerf is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp. Deze locatie wordt betrokken bij de planvorming voor de (her)ontwikkeling van de sportvelden en is daarom buiten het ontwerpbestemmingsplan gelaten.
  • 10. In het voorgaande (onder 4) is aangegeven hoe de gemeente met het belang van de molen omgaat. Na toepassing van de in het voorliggende bestemmingsplan Kom Zoutelande opgenomen wijzigingsbevoegdheid bedraagt de maximum bouwhoogte ter plaatse ten hoogste 11 meter. Deze hoogte is aanzienlijk lager dan de maximum bouwhoogte van 15 meter op grond van het voorheen vigerende bestemmingsplan. Het wijzigingsgebied wordt daarom uitgezonderd van de rekenregel met betrekking tot richthoogten en richtafstanden voor (nieuwe) bebouwing binnen de molenbiotoop (zie artikel 23.1.1 onder c). De afweging is namelijk gemaakt in het kader van het voorliggende bestemmingsplan en hoeft niet ook nog eens plaats te vinden in het kader van de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid (artikel 24.1.b in het voorontwerpbestemmingsplan, thans artikel 24).
  • 11. Deze wettelijke bepaling (hogere waarde) is bekend. De wijzigingsbevoegdheden onder 24.1.a en 24.1.c. zullen overigens worden geschrapt. Het perceel van de Willibrordusschool bevindt zich in een gebied waar de maximum snelheid 30 km/u is. Een 30 km/uur weg is niet gezoneerd op basis van de Wet geluidhinder. Een hogere grenswaarde is dan ook niet van toepassing. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening zal voor deze (overgebleven) locatie het wegverkeerslawaai op de gevels worden berekend.

Conclusie:

  • In de leden 16.3, 17.3 en 18.3 van de regels is opgenomen dat het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren niet zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden uitgevoerd.
  • De regeling voor consumentenvuurwerk zal worden aangepast.
  • Er zal een uitgebreidere afweging worden opgenomen met betrekking tot de molen en de daarbij behorende molenbiotoop.
  • Artikel 24.1.b. wordt aangevuld met de bepaling dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid deze is uitgezonderd van de rekenregel met betrekking tot richthoogten en richtafstanden voor (nieuwe) bebouwing binnen de molenbiotoop omdat de nieuwe bouwhoogte aanzienlijk lager wordt dan de huidige toegestane maximum bouwhoogte.
  • Voor de wijzigingsbevoegdheden wordt wegverkeerslawaai op de gevels berekend.

2. Waterschap

Samenvatting

  • 1. In de waterparagraaf is aangegeven dat infiltratie niet mogelijk is vanwege de bodemsamenstelling. In de Duinweg is een Infiltratie- en Transportriolering aangelegd in combinatie met een grindkoffer om in dit gebied hemelwater te kunnen infiltreren. De waterparagraaf dient hierop aangepast te worden.
  • 2. In de waterparagraaf is tevens vermeld dat uit nader onderzoek moet blijken of de reeds aanwezige ruimte voor (oppervlaktewater) voldoende is voor de steeds intensievere (regen)buien. Verzocht wordt om het waterschap op de hoogte te stellen van de uitkomst van deze onderzoeken.
  • 3. In artikel 6 (Gemengd) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen t.b.v. detailhandel en opslag van consumentenvuurwerk. De Keur staat dat echter de opslag van consumentenvuurwerk in kernzones en beschermingszones van waterkeringen niet toe.
  • 4. In de wro-zone-wijzigingsgebied 1 wordt de mogelijkheid geboden om het plan te wijzigen t.b.v. de bouw van 6 woningen. Vanuit de Keur moet een onderhoudsstrook van 5m worden aangehouden bij de aanwezige watergang.
  • 5. In de wro-zone-wijzigingsgebied 2 wordt de bouw van maximaal 14 woningen mogelijk gemaakt. Het verhard oppervlak zal dan toenemen. Gezien de gespannen situatie van de afvoercapaciteit in de kern Zoutelande wordt verzocht om een bepaling op te nemen dat het waterschap om advies zal worden gevraagd (ook bij de zone onder punt 4).
  • 6. Voor wro-zone-wijzigingsgebied 3 hoeft t.z.t. geen wateradvies te worden gevraagd.
  • 7. De beschrijving van de juridische regeling komt niet overeen met de regels.
  • 8. Er is geen beschrijving opgenomen van de bestemming Waterstaat-Waterkering.

Beantwoording

  • 1. De waterparagraaf zal gewijzigd worden zoals aangegeven.
  • 2. Zodra deze onderzoeken zijn uitgevoerd zal het waterschap daarvan op de hoogte gesteld worden.
  • 3. Deze opmerking is niet meer relevant aangezien de wijzigingsbevoegdheid is geschrapt.
  • 4. De situatie locatie Majoorwerf is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp. Deze locatie wordt betrokken bij de planvorming voor de (her)ontwikkeling van de sportvelden en is daarom buiten het ontwerpbestemmingsplan gelaten.
  • 5. Het vragen van advies in het waterschap is al verplicht o.g.v. het Besluit ruimtelijke ordening, dus dat hoeft niet nog eens in het bestemmingsplan te worden opgenomen, net zoals dat geldt voor bijv. een archeologisch onderzoek, een bodemonderzoek of een flora- en faunatoets;
  • 6. Van deze opmerking wordt kennis genomen. De wijzigingsbevoegdheid onder 24.1.c. wro-zone-wijzigingsgebied 3 is overigens geschrapt.
  • 7. Deze opmerking is correct, de nummering is alsnog op elkaar afgestemd.
  • 8. Van deze bestemming is een beschrijving opgenomen.

Conclusie

  • In de waterparagraaf zal worden opgenomen dat infiltratie mogelijk is.
  • Aan de wijzigingsbevoegdheid onder 6.5. zal een bepaling worden toegevoegd dat deze niet kan worden toegepast in kernzones en beschermingszones van waterkeringen.
  • De nummering van § 4.3 en de regels is op elkaar afgestemd.
  • In § 4.3. is een beschrijving van de bestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.