Plan: | Buitengebied Terneuzen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.BPBG01-VG98 |
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008
De oude WRO en Bro bevatten bijna geen bepalingen over de vorm van het bestemmingsplan. Deze bepalingen lieten dan ook vele structuren, vormen en presentaties van het bestemmingsplan toe. Hierdoor zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Plannen met dezelfde inhoud en hetzelfde doel zagen er heel anders uit. Hierdoor ontbrak het aan helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Deze constatering heeft geleid tot de wens om bestemmingsplannen op een vergelijkbare wijze op te stellen.
Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Onderdeel van deze regelingen vormt de verplichting om de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) toe te passen bij het opstellen van de verbeelding en planregels. Per 1 oktober zijn de nieuwe standaarden SVBP2012 in werking getreden. Per 1 juli 2013 moeten deze verplicht worden toegepast voor plannen die vanaf dat moment als ontwerp ter inzage gaan. Naar verwachting gaat het plan Buitengebied voor deze datum ter inzage op basis van SVBP2008.
Planvorm
Gelet op het karakter van het bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een consoliderend plan, met toegesneden flexibiliteitsbepalingen door middel van afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.
Opzet verbeelding
Algemeen
Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en maar voor één uitleg vatbaar dient te zijn. Uitgangspunt is dat informatie op de verbeelding wordt aangegeven, dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd en ook analoog goed leesbaar blijft.
De ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd dient maximale informatie te geven van de actuele situatie. Als basis hiervoor dienen geactualiseerde digitale gemeentelijke ondergronden, de uitgevoerde veldinventarisatie en de uitgebreide terugkoppeling met bewoners van het buitengebied.
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen 'Natuur' en 'Verkeer' in het algemeen geen gebouwen worden opgericht. In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin een bestemmingsvlak mag worden bebouwd.
Indien het noodzakelijk wordt geacht om, naast de maximale oppervlakte aan bebouwing, ook de locatie van bebouwing vast te leggen, is gekozen voor het opnemen van een bouwvlak (bijvoorbeeld bij de bestemming Agrarisch).
Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals A voor 'Agrarisch', H voor 'Horeca' en W voor 'Wonen'.
Functie- of bouw- of maatvoeringsaanduidingen
Kleine letters tussen haakjes geven een (functie)aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven, zoals A(iv), 'Agrarisch', tevens voor intensieve veehouderij. Het gaat hierbij om landelijke, in het kader van SVBP2008 afgesproken afkortingen en naamgeving. In geval er geen vaste afspraken zijn wordt een specifiek gebruik aangeduid met 'specifieke vorm van (bijvoorbeeld) horeca - strandpaviljoen' zoals bijvoorbeeld is opgenomen voor de strandpaviljoens.
Ook worden (bouw- en maatvoerings)aanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogten) of het aantal (bedrijfs)woningen.
Dubbelbestemmingen
Er is sprake van een dubbelbestemming indien op een perceel twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen (bijvoorbeeld een agrarisch perceel waar tevens een planologische relevante leiding is gelegen). Daarbij is sprake van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming.
In het geval meerdere bestemmingen op hetzelfde perceel rusten en zich een ruimtelijke ontwikkeling aandient op het betreffende perceel, dient aan elk van de geldende (dubbel)bestemmingen te worden getoetst. Op het moment dat één van de bestemmingen zich verzet tegen de betreffende ontwikkeling, dient, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een belangenafweging te worden gemaakt. Het is daarbij niet zo dat één van de (dubbel)bestemmingen voorrang heeft op een andere. Het gaat om de belangenafweging als geheel.
De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een groot gebied beslaan en op meerdere onderliggende bestemmingen betrekking hebben. Voorbeelden hiervan in het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas -1', 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Cultuurhistorie' .
Gebiedsaanduidingen
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden; deze regels zijn niet zodanig dat ze een specifieke bestemming rechtvaardigen. De ontwikkelingsgebieden voor aquacultuur en de zoekgebieden voor landgoederen zijn aangeduid met zogenaamde gebiedsaanduidingen (respectievelijk 'wro-zone - ontheffingsgebied' en 'wro-zone - wijzigingsgebied'). In de regels is opgenomen dat in deze gebieden specifieke wijzigingsprocedures of afwijkingsprocedures mogen worden gevolgd.
Renvooi
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 digitaal bestand, afgedrukt op analoge kaartbladen.
Opzet regels
Overeenkomstig SVBP2008 is de opbouw van de regels als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt overeenkomstig SVBP2008 als volgt opgebouwd:
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Onderscheid bouwen en gebruik
In het kader van SVBP2008 wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt in bouwen en gebruik. Dat heeft onder andere als gevolg dat de afwijkingsbepalingen worden gesplitst in afwijken voor bouwen en afwijken voor gebruik. In beginsel zou dat betekenen dat voor een nieuw gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw zowel een omgevingsvergunning voor het bouwen als een omgevingsvergunning voor het gebruik nodig zou kunnen zijn. Om onnodige extra regels te voorkomen, wordt er in het bestemmingsplan echter van uitgegaan, dat een omgevingsvergunning voor bouwen tevens een omgevingsvergunning voor het daarmee samenhangende gebruik inhoudt.
Planregels per bestemming
Op grond van jurisprudentie en de digitale toegankelijkheid gaat de SVBP - methodiek ervan uit dat bestemmingsbepalingen voor zover mogelijk per bestemmingsartikel worden geregeld. Uitzondering op deze regel is alleen een aantal algemene regels, waarin ook een aantal algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, die niet gekoppeld zijn aan één bestemming.
Bijlagen
Aan de planregels zijn enkele bijlagen toegevoegd die geacht worden deel uit te maken van de regels. Het betreft een overzicht van de toegelaten Nieuwe Economische Dragers, de toelaatbare omvang van niet - agrarische bedrijven, een overzicht van de agrarische bedrijven met intensieve veehouderij, de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Horeca - activiteiten.
Flexibiliteitsbepalingen
Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door de bevoegdheid tot het afwijken bij een omgevingsvergunning, het stellen van nadere eisen of door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht ex artikel 3.6 Wro. Dit flexibiliteitsinstrumentarium kent zekere begrenzingen.
Zo is het niet mogelijk een afwijkingsregel te gebruiken om een bestemmingswijziging tot stand te brengen. Een nadere eis mag slechts worden gesteld per afzonderlijk geval en geen algemeen voorschrift inhouden. Bovendien moet het bestemmingsplan al een basiseis bevatten omtrent het punt ten aanzien waarvan een nadere eis wordt gesteld.
De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden ingezet om ingrijpende veranderingen van bestemmingen tot stand te brengen (structuurverandering). In een dergelijke situatie is een planherziening de aangewezen weg.
In beginsel is het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat primair de verschillende functies in het plangebied overeenkomstig de bestaande situatie worden bestemd. Daarbij wordt een basisset van gebruiks- en bouwregels opgenomen, die rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden bieden. In aanvulling op deze directe bouw- en gebruiksmogelijkheden bevatten de voorschriften diverse flexibiliteitsbepalingen. Het gaat daarbij om afwijkings- en wijzigingsbepalingen, door middel waarvan de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor verschillende functies kunnen worden verruimd (van beperkte overschrijdingen van een bouwvlak tot het vergroten van een bouwvlak). Daarnaast is in het plan een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, door middel waarvan een aantal functiewijzigingen mogelijk worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld de bestemming 'Wonen' in geval van beëindiging van een agrarisch bedrijf.