direct naar inhoud van 5.1 PlanMER
Plan: Buitengebied Terneuzen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPBG01-VG98

5.1 PlanMER

Planmer-plicht

Het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen biedt ontwikkelingsmogelijkheden aan de agrarische bedrijven. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor grondgebonden veehouderijen en om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande intensieve veehouderijen. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van veehouderijbedrijven is in het kader van de milieuvergunning vanaf een bepaalde omvang mer- of mer-beoordelingsplichtig. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. Voor een bestemmingsplan voor het buitengebied is in veel gevallen sprake van een planmer-plicht. Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie dient bij de beoordeling of sprake is van een planmer-plicht ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en eventuele afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen biedt is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen drempelwaarden uit het Besluit mer zullen worden overschreden, waarmee het bestemmingsplan het kader vormt voor een toekomstig besluit over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is voor het bestemmingsplan Buitengebied sprake van een planmer-plicht. Daarnaast kan niet op voorhand worden uitgesloten dat het bestemmingsplan significante negatieve effecten op Natura 2000 heeft. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.

Doel en procedure planMER

Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan. De resultaten van deze beoordeling worden vastgelegd in een milieueffectrapport dat tezamen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. De reikwijdte en het detailniveau van een planMER is afhankelijk van het abstractieniveau van het plan. In een planMER:

  • wordt voor alle milieuaspecten systematisch ingegaan op de huidige situatie en de eventuele autonome ontwikkelingen (referentiesituatie);
  • wordt nagegaan of en in welke mate de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt effect heeft op de diverse milieuaspecten en welke maatregelen mogelijk zijn om deze effecten te voorkomen.

De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen:

  • openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan;
  • raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER;
  • opstellen planMER en ontwerpbestemmingsplan;
  • terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan;
  • toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.;
  • vaststelling bestemmingsplan: het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.

Ten behoeve van het planMER bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen is een Notitie reikwijdte en detailniveau opgesteld (zie bijlage 7). Met deze notitie zijn de overlegpartners geraadpleegd over de opzet van het planMER en de aanpak van de sectorale onderzoeken. Het planMER is vastgelegd in een separaat rapport dat samen met het ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Het planMER is daarnaast ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. Het planMER zoals aangeboden aan de Commissie voor de m.e.r. is opgenomen in bijlage 12. Het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is opgenomen in bijlage 13. De Commissie signaleert een aantal tekortkomingen. In het toetsingsadvies spelen met name de effecten op Natura 2000 een belangrijke rol. In bijlage 14 is een notitie opgenomen waarin is gemotiveerd op welke wijze is omgegaan met de punten uit het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.

Reacties reikwijdte en detailniveau

Er is een aantal reacties ingediend op de Notitie reikwijdte en detailniveau. Hieronder wordt puntsgewijs een beknopt overzicht gegeven van de inhoud van de binnengekomen reacties en de wijze waarop hiermee in het planMER wordt omgegaan:

  • er zijn recentere gegevens beschikbaar voor de achtergronddepositie en kritische depositiewaarden binnen Natura 2000: bij de beschrijvingen in het planMER/de passende beoordeling zal gebruik worden gemaakt van de meest actuele gegevens;
  • ontwikkelingsruimte veehouderijen in relatie tot Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018: het planMER sluit aan bij de keuzes die in het ontwerpbestemmingsplan worden gemaakt. De wijze waarop wordt omgegaan met ontwikkelingsruimte voor intensieve veehouderijen en intensieve/grondgebonden neventakken wordt in het bestemmingsplan gemotiveerd. Het planMER is op dit punt volgend;
  • specifiek aandacht voor de milieusituatie ter plaatse van de veehouderijen in Westdorpe, waar de agrarische bedrijven op korte afstand van de woonbebouwing zijn gelegen: het planMER geeft inzicht in de gevolgen van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt. Het detailniveau sluit aan bij de niveau van het bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat op het niveau van het plangebied of delen daarvan uitspraken worden gedaan over de te verwachten milieueffecten. Op perceelsniveau zal er waar relevant bij toekomstige initiatieven een nadere afweging plaats moeten vinden.

Resultaten en conclusies planMER

Uit de beschrijvingen en beoordelingen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen beperkt zijn. Voor vrijwel alle milieuthema's kan zonder meer worden aangetoond dat geen knelpunten ontstaan in relatie tot de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de sectorale toetsingskaders gelden. Waar relevant is in de regels van het bestemmingsplan geborgd dat geen negatieve milieueffecten optreden. Uit het planMER blijkt verder dat met de zonering die is opgenomen in het bestemmingsplan, de bouwmogelijkheden die daaraan zijn gekoppeld en de voorwaarden en uitgangspunten die daarbij in acht dienen te worden genomen, op een goede manier invulling is gegeven aan het behouden en versterken van de aanwezige landsschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Effecten op Natura 2000

Het belangrijkste inhoudelijke aandachtspunt in relatie tot de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan vormt het thema stikstofdepositie en de gevolgen daarvan voor Natura 2000. Conform het Besluit milieueffectrapportage en jurisprudentie dient bij de effectbeschrijvingen in een planMER uit te worden gegaan van de maximale ontwikkelingsruimte die het bestemmingplan biedt. Uit de passende beoordeling volgt dat bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan Buitengebied significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. De bouwmogelijkheden voor de veehouderijen zijn daarbij maatgevend. Als gevolg van de overige ontwikkelingen (waaronder neven- en vervolgfuncties) zijn geen relevante effecten op Natura 2000 te verwachten.

Bij een maximale invulling van de ontwikkelingsruimte voor veehouderijen is sprake van een forse toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000. Het volledig uitsluiten van significante negatieve effecten binnen het bestemmingsplan Buitengebied is alleen mogelijk met een ingrijpende aanpassing van de bestemmingsregeling. Dit zou een vergaande beperking betekenen ten opzichte van de bouwmogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen. De maximale invulling van alle bouwmogelijkheden is een theoretische situatie. Het bestemmingsplan biedt ontwikkelingsruimte en flexibiliteit, die binnen de planperiode slechts voor een deel zal worden benut. Uit de doorrekening in het planMER van een realistisch ontwikkelingsscenario (op basis van CBS-gegevens) voor de veehouderijen blijkt dat de effecten op Natura 2000 in de praktijk beperkt zullen blijven. De grootste berekende toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 bedraagt in dit realistische ontwikkelingsscenario minder dan 3 mol / ha / jaar (op het in Vlaanderen gelegen gebied Polders). Door gebruik te maken van saldering kan deze toename volledig worden gecompenseerd. Dit betekent dat het saldo dat vrijkomt door de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van een of meerdere veehouderijen (bij voorkeur op zo kort mogelijk afstand van de gevoelige habitats binnen de Natura 2000-gebieden), wordt benut om de uitbreiding van andere veehouderijen mogelijk te maken. Een dergelijke saldering kan buiten het bestemmingsplan om plaatsvinden. Ieder toekomstig initiatief met mogelijke negatieve gevolgen dient te worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Op dit moment wordt op nationaal niveau in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in overleg met alle betrokken partijen gewerkt aan een pakket van maatregelen. Volgens planning zal de PAS begin 2014 in werking treden. Met het in werking treden van de PAS (en het treffen van de daaraan gekoppelde maatregelen) ontstaat uitbreidingsruimte voor veehouderijen.

In de notitie in bijlage 14 is nader ingegaan op de wijze waarop de gemeente Terneuzen aankijkt tegen de uitkomsten van de passende beoordeling in relatie tot de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Wijziging Natuurbeschermingswet

In het planMER is een vergelijking gemaakt met het bestaand gebruik (de feitelijk aanwezige dieraantallen). Na afronding van het planMER en de toetsing door de Commissie voor de m.e.r. is op 25 april 2013 met het permanent worden van de Crisis en Herstelwet artikel 19 kd van de Natuurbeschermingswet gewijzigd. Deze wijziging is relevant voor de wijze waarop in een passende beoordeling in het kader van een bestemmingsplan wordt omgegaan met het 'bestaand gebruik'. Het gewijzigde artikel biedt mogelijk ruimte om in de passende beoordeling een vergelijking te maken met de bouwmogelijkheden die de vigerende bestemmingsplannen bieden. Bij een vergelijking van juridisch-planologische kaders kunnen significante negatieve effecten op Natura 2000 als gevolg van het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen worden uitgesloten. In de notitie in bijlage 14 is ingegaan op de consequenties van de wijziging van de Natuurbeschermingswet voor de uitgevoerde passende beoordeling.