direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen
Plan: Buitengebied Terneuzen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPBG01-VG98

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan - huis - gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens een camping met bijbehorende voorzieningen voor dienstverlening en beheer;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension': tevens een dierenpension;
  • d. bestaande Nieuwe Economische Dragers zoals vermeld in bijlage 6 van de regels;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven; per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan;
  • c. op bestemmingsvlakken waar tevens een bouwvlak is aangegeven worden gebouwen en overkappingen binnen bouwvlakken gebouwd;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • e. bijgebouwen op de gronden met de aanduiding 'erf' mogen niet worden vergroot;
  • f. op de gronden met de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - zonder gebouwen of overkappingen' zijn geen gebouwen of overkappingen toegestaan;
  • g. per woning is ten hoogste één paardenbak en/of stapmolen toegestaan;
  • h. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • i. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m;
  • j. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtsbijgelegen) hoofdrijbaan met de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N252;
    • 2. N258;
    • 3. N290;
    • 4. N682;
    • 5. N683;
    • 6. N686;
    • 7. N61;
    • 8. N62;
  • k. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtsbijgelegen) hoofdrijbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 m;
  • l. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwperceel ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen)/woning   6 m tenzij anders aangegeven   ten hoogste 4 m hoger dan de toegestane goothoogte   750 m³  
bijgebouwen en overkappingen bij de woning   3 m   6 m   60 m² indien het bouwperceel kleiner is dan 500 m2;
90 m² indien het bouwperceel kleiner is dan 5.000 m2;
120 m² indien het bouwperceel groter of gelijk is dan 5.000 m2  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van de camping op de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie'   4 m   8 m   400 m²  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van een dierenpension op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension '   4 m   8 m   600 m2  
paardenbak en/of stapmolen     3 m   ten hoogste
1.200 m²  
erfafscheidingen voor de voorgevel     1 m    
erfafscheidingen elders     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    

  • m. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Bouwen grotere bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder l voor het vergroten van de maximaal toelaatbare oppervlakte bijgebouwen tot een gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen van ten hoogste 375 m², met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt slecht verleend voor woningen waarvan het bouwperceel en de aangrenzende gronden die in gebruik en in eigendom zijn een gezamenlijke oppervlakte hebben van 2,5 ha of meer en waarbij de woning (inclusief aan- en uitbouwen) een inhoud heeft van ten minste 1.500 m³;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slecht verleend voor bijgebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 300 m² en een inhoud van ten hoogste 1.200 m³;
  • c. op de gronden met de bestemming Wonen zijn per bouwperceel ten hoogste 4 bijgebouwen toegestaan;
  • d. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien sprake is van een concentratie van bebouwing, de bebouwingsvorm en bebouwingsmassa aansluit bij de bestaande bebouwing en er sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
  • e. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

22.3.2 Bouwen grotere woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder l voor het vergroten van de maximaal toelaatbare inhoud van een woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot een inhoud van ten hoogste 1.250 m3, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor zover het bouwperceel is gelegen in een bebouwingslint:
    • 1. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m bedraagt; indien noodzakelijk kan het bevoegd gezag hiervoor afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder h;
    • 2. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de woning (inclusief aan- en uitbouwen) in de voorgevelrooilijn van het betreffende bouwperceel of in het verlengde van de voorgevelrooilijnen van de aanpalende percelen wordt gebouwd;
    • 3. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) niet meer dan 30 % bedraagt van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • b. voor zover het bouwperceel niet is gelegen in een bebouwingslint:
    • 1. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m bedraagt;
    • 2. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) niet meer dan 10 % bedraagt van de oppervlakte van het bouwperceel;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

22.3.3 Bouwen tot perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder h voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse perceelsgrens, mits verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

22.3.4 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder j en k voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen de genoemde afstand, met in achtneming van het volgende:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder alvorens de omgevingsvergunning te verlenen;
  • c. advies van de wegbeheerder is niet noodzakelijk indien binnen het bestemmings- of bouwvlak bestaande bebouwing reeds op kortere afstand is gebouwd.

22.3.5 Bouwen kleine windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder l voor het bouwen van een kleine windturbine, met in achtneming van het volgende:

  • a. per bouwperceel is ten hoogste één kleine windturbine toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de windturbine bedraagt ten hoogste 20 m; in afwijking van het bepaalde in 2.8 wordt de bouwhoogte van de windturbine gemeten vanaf het peil tot aan het uiteinde of de tip van de rotor in de hoogste stand;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het uitoefenen van een aan - huis - gebonden beroepen met een oppervlak van meer dan 50 m² per woning is niet toegestaan;
  • b. het uitoefenen van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met een oppervlak van meer dan 20 m² per woning is niet toegestaan;
  • c. het aanbieden van meer dan 50 % van de oppervlakte van de woning ten behoeve van logies met ontbijt is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • e. de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;
  • f. bij een paardenbak en/of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;
  • g. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor meer dan 15 standplaatsen waarvan ten hoogste 3 permanente standplaatsen is niet toegestaan.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Nieuwe Economische Dragers (NED's)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 voor een NED, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    • 1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 2;
  • b. de oppervlakte van een NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 2 genoemde omvang;
  • c. de NED vindt plaats in ten hoogste één bestaand gebouw op het bouwperceel;
  • d. de NED, of alle NED's tezamen op een bestemmingsvlak, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
    • 4. de omvang van verblijfsrecreatie waarbij geldt dat maximaal 10 verblijfseenheden (appartementen, hotelkamers) binnen het gebouw gerealiseerd mogen worden;
    • 5. de omvang van paardrijactiviteiten waarbij geldt dat maximaal één gebouw binnen een bouwvlak hiervoor benut mag worden en (groeps)lessen en horecamatige activiteiten niet zijn toegestaan;
  • e. het gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie (appartementen, hotelkamers) uitsluitend is toegestaan indien op het bouwperceel tevens wordt gewoond;
  • f. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen 10 -6 risico-contouren niet zijn toegestaan;
  • i. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen inrichtingen waarbij nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen 10 -6 risico-contouren niet zijn toegestaan;
  • j. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • k. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen zijn niet toegestaan;
  • l. ter plaatse wordt voorzien in een voldoende afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste 5 m;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • n. medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

22.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt slechts verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig is;
  • b. afwijking wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  • c. afwijking wordt slechts verleend indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een zorgdeskundige en uitsluitend gedurende de periode dat mantelzorg noodzakelijk is;
  • d. per woning mag ten hoogste één bijgebouw worden gebruikt als ruimte voor mantelzorg tot een oppervlakte van maximaal 90 m2;
  • e. in samenhang met de afwijking voor het gebruik is bouwen toegestaan mits in overeenstemming met het bepaalde in 22.2; het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor de vergroting van de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bijgebouwen met 30 m2 tot een maximum van 90 m2;
  • f. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

22.5.3 Kleinschalig kamperen (minicamping)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 ten behoeve van het uitbreiden van kleinschalig kamperen (minicamping) op en in aansluiting op de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie', met inachtneming van het volgende:

  • a. per aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn ten hoogste 25 standplaatsen toegestaan waarvan ten hoogste 20 % permanente standplaatsen met een maximum van 5; de overige standplaatsen zijn seizoensgebonden standplaatsen;
  • b. plaatsing van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op en/of in aansluiting aan de aanduiding 'verblijfsrecreatie' met dien verstande dat de afstand van een kampeermiddel tot de grens van de betreffende aanduiding niet meer dan 50 m mag bedragen;
  • c. indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m bedraagt mogen standplaatsen uitsluitend worden ingericht indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaats vindt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • f. de afstand tussen het terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • g. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet groter zijn dan 48 dB;
  • h. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen 10 -6 risico-contouren niet zijn toegestaan;
  • i. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • j. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. ter plaatse wordt voorzien in een voldoende afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste 5 m;
  • l. een omgevingsvergunning die tot gevolg heeft dat op of aansluitend aan het aanduidingsvlak meer dan 15 standplaatsen zijn toegestaan, wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • m. medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.