Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen Zederik
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0707.BPKernenZederik-VA01

4.4 Waterhuishouding

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
 
Algemeen beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. 
 
Beleidslijn Grote rivieren
Na de hoogwaters in 1993 en 1995 heeft de Nederlandse regering besloten om de rivieren meer ruimte te geven. In 1996 is de beleidslijn Ruimte voor de Rivier gepubliceerd. De beleidslijn had als doel de bestaande ruimte voor de rivier te handhaven, mens en dier duurzaam tegen overstromingen te beschermen en materiële schade bij hoog water te beperken. Inmiddels is deze beleidslijn vervangen door de “Beleidsregels Grote Rivieren” (2006).
De nieuwe beleidslijn blijft gericht op:
  1. het tegengaan van ontwikkelingen die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken;
  2. het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, maar biedt onder strikte voorwaarden meer mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed.
De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. Rijkswaterstaat treedt op als bevoegd gezag voor wat betreft de beleidslijn grote rivieren.
 
Beleid Waterschap Rivierenland
In het Beheerplan Waterkeringen 2008-2012 (2008) beschrijft het waterschap op welke wijze de waterkeringen worden beheerd. Het plan geeft de relevante vigerende beleidskaders en de vertaling hiervan naar doelen en maatregelen voor de planperiode. Ook is in het plan opgenomen wat het waterschapsbeleid is ten aanzien van initiatieven op en langs de waterkeringen. Om het beheer en onderhoud van de waterkeringen vorm te geven, beschikt het waterschap over beleidsregels (onder andere de keur) voor het toetsen van initiatieven van derden.
 
Op waterschapsniveau hebben de voormalige waterbeheerders in Zuid-Holland Zuid gezamenlijk het Integraal Waterbeheersplan 2 opgesteld. Sinds 1 januari 2005 zijn het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en een gedeelte van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden opgegaan in het Waterschap Rivierenland.
 
Waterschap Rivierenland heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het plan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 30 oktober 2009. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. Het plan bouwt vooral voort op het bestaande beleid.
 
Waterschap Rivierenland legt essentiële informatie over wateren vast in de legger. In de legger wateren wordt onder andere weergegeven welke wateren een A-, B-, C- status hebben. De status is van belang voor onder andere het verlenen van een watervergunning. De legger is een register om anderen en het waterschap inzage te geven in de taken van het waterschap over het beheer en onderhoud van de in de legger opgenomen waterstaatswerken. Het gaat hierbij om de beheertaken en onderhoudsplichten van het waterschap en om de onderhoudsplichten van derden waarop het waterschap toezicht uitoefent.
 
In het kader van het beleid Waterbeheer 21e eeuw hebben de waterschappen hun watersystemen nader onderzocht om de wateropgave voor de lange termijn (inclusief het effect van klimaatverandering) te bepalen. Het Waterstructuurplan Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden (2002) bevat waterstreefbeelden voor waterkwaliteit en waterkwantiteit (waterberging). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten opgesteld voor diverse grondgebruiksfuncties, waarop staat aangegeven of de ondergrond van water en bodem, vanuit duurzaam waterbeheer bezien, geschikt is voor een bepaalde functie.  
 
Provinciale milieuverordening Zuid-Holland
In de milieuverordening van de provincie Zuid-Holland zijn onder andere milieubeschermingsgebieden voor grondwater vastgelegd. Het gaat hier om de bescherming van de grondwaterwinning ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Op de volgende afbeelding zijn de verschillende beschermingsgebieden weergegeven.
 
Milieubeschermingsgebieden
 
De kernen Lexmond en Tienhoven en een gedeelte van de kernen Ameide en Hei- en boeicop zijn gelegen in de boringsvrije zone van het milieubeschermingsgebied voor grondwater van de winningen Lexmond en Langerak. Voor deze gebieden gelden de minst strenge regels. Alleen het hebben van boorputten en het graven dieper dan 2,5 meter wordt in deze zonen nog verboden door de provincie.
 
Stedelijk Waterplan Gemeente Zederik
Het Stedelijk Waterplan Gemeente Zederik is een gezamenlijk plan van de gemeente Zederik en het Waterschap Rivierenland. Het waterplan verwoord de visie van gemeente en waterschap op waterbeheer in het stedelijk gebied tot 2025. Het hoofddoel van het waterplan is het creëren van een duurzaam, veilig en robuust watersysteem. Om dit te bereiken wordt de werking van watersysteem en waterketen verbeterd. Kwantitatief betekent dit het vasthouden en bergen van water en het voorkomen van afwenteling aan water naar het landelijk gebied. Het water wordt dus gericht gestuurd om wateroverlast te voorkomen en uitdroging tegen te gaan. Kwalitatief betekent dit het schoon houden, scheiden en zuiveren van water. Het watersysteem heeft een voldoende ecologische kwaliteit en de belevingswaarde van de watergangen is goed.
     
Planspecifiek
Huidige situatie
Zederik ligt in het rivierengebied. Kenmerkend zijn de hoger gelegen, zandige en goed ontwaterde oeverwallen en stroomruggen en de lager gelegen slecht ontwaterde komgronden met een klei-op-veen bodem. De kernen van Zederik zijn ontstaan op de van nature goed ontwaterde en draagkrachtige gronden. Zo liggen Tienhoven, Ameide en Lexmond op de oeverwal langs de Lek en Meerkerk, Hei- en Boeicop, Nieuwland en Leerbroek op de stroomrug van een oude veenstroom.
 
Tienhoven, Ameide en Lexmond liggen aan de Lekdijk. Deze primaire rivierwaterkering beschermt tegen overstroming vanuit de Lek. Meerkerk ligt aan de Zouwendijk die - via Kerkstraat, Dorpsplein en Gorinchemsestraat - overgaat in de Bazeldijk. Deze boezemkering beschermt Meerkerk tegen het water van het Merwedekanaal (boezemwater).
In de verschillende kernen is een aantal hoofdwatergangen aanwezig. Buiten deze hoofdwaterstructuur bevatten de kernen relatief weinig water. Dit alles heeft te maken met de ligging van deze kernen op de oeverwal/stroomrug. Uitzonderingen zijn Hei- en Boeicop - dit lint is door haar ligging langs de hoofdwatergang zeer waterrijk - en Meerkerk. De directe omgeving van de kernen is wel waterrijk.
 
De waterkwaliteit in de kernen is in het algemeen matig en voldoet in de meeste gevallen niet aan de gestelde norm (basiskwaliteit/biologisch gezond). Hiermee wijkt Zederik overigens niet af van andere gemeenten in West-Nederland of in de regio. Een belangrijk knelpunt zijn de fosfaat- en nitraatgehalten veroorzaakt door verontreinigingen afkomstig uit zowel de kernen zelf als uit het omliggende landelijk gebied. Daarnaast is het watersysteem (structuur en inrichting) onvoldoende robuust. Zo hebben doodlopende watergangen, onvoldoende doorstroming en civieltechnisch harde oevers/oeverbeschoeiing een negatief effect op de waterkwaliteit.
 
Het gehele gebied staat onder invloed van kwel. Het kwelwater is afkomstig uit de Lek en met name ten oosten van het Merwedekanaal ook uit de Utrechtse Heuvelrug. Hierdoor is de kwel in de Vijfheerenlanden schoner dan in de Alblasserwaard. Doordat de kernen hoofdzakelijk op de oeverwal en de stroomruggen liggen, is de kwelintensiteit beperkt.
  
Toekomstige situatie
In het bestemmingsplan worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In dat licht wordt volstaan met het geven van randvoorwaarden indien in de toekomst wel ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden.
 
Waterberging
In het kader van het Waterstructuurplan Alblasserwaard en Vijfheerenlanden hebben de waterbeheerders modelberekeningen uitgevoerd. Daarbij is rekening gehouden met de verwachte klimaatveranderingen. Uit de berekeningen blijkt dat in de kern Meerkerk onvoldoende waterberging aanwezig is. De kernen Ameide, Lexmond en Leerbroek liggen in relatief grote peilgebieden die deels bestaan uit landelijk gebied en deels uit stedelijk gebied. Ook in deze peilgebieden bestaat een (potentieel) tekort aan waterberging. Wateroverlast in deze peilgebieden manifesteert zich echter niet in het stedelijk gebied, maar in het omliggende landelijke gebied.
 
Buitendijks gebied
Om ook in de toekomst voldoende rivierwater te kunnen afvoeren, is het belangrijk de uiterwaarden optimaal te benutten voor de afvoer van rivierwater. Combinatie met natuurontwikkeling of gebruik van de uiterwaarden als weidegebied liggen daarbij voor de hand.
Het is in dat licht belangrijk dat - conform de Beleidslijn grote rivieren - waterstandverhoging of afname van het bergend vermogen wordt voorkomen. In dit plan is de Beleidslijn grote rivieren alleen van toepassing op de buitendijkse gronden bij de kernen Ameide en Lexmond. De overige kernen hebben geen buitendijkse gronden die binnen het plangebied vallen.
 
Waterkering
Delen van het plangebied liggen binnen de keurzone van waterkeringen. Ten aanzien van de waterkeringen (zowel primaire waterkeringen langs de rivieren, als de regionale waterkeringen langs de boezems) wordt in de Keur een kern- en beschermingszone gedefinieerd. Binnen deze zones gelden de gebods- en verbodsbepalingen volgend uit de Keur. Binnen de kernzone (meest waterkerende deel) geldt het 'nee, tenzij'-principe, terwijl in de beschermingszones vaker het 'ja, mits'-principe gehanteerd kan worden.
Bij de beoordeling van een ontwikkeling in de kernzone zal duidelijk moeten zijn dat het initiatief (maatschappelijk) gewenst is en dat er geen alternatief voorhanden is. Voor duurzame bouwwerken wordt een profiel van vrije ruimte voorgeschreven. Dit is een omhullend profiel rond de bestaande waterkering die de contour van een eventuele toekomstige dijkverbetering aangeeft. Wanneer dit niet gewenst is, moet vanuit veiligheidsbelang een functiescheiding worden aangebracht tussen de waterkering en het bouwwerk. Op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding zijn deze zones bestemd tot 'Primair Waterkering' en 'Primair Waterstaatsdoeleinden'. Deze bestemmingen gelden op bepaalde gronden naast de onderliggende bestemming. Voor bouwen op een locatie waar een zogenaamde dubbelbestemming ligt, is een watervergunning van het waterschap noodzakelijk. Om de aanvraag voor burgers te vereenvoudigen kan gebruik worden gemaakt van de digitale watertoets. Burgers en instanties kunnen zo makkelijk erachter komen of een watervergunning aangevraagd moet worden.
   
Duurzaam stedelijk waterbeheer
Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de kernen streeft de gemeente een duurzaam en kwalitatief hoogwaardig woon- en leefmilieu na. Aandacht voor duurzaam stedelijk waterbeheer maakt hier onderdeel van uit. Dat betekent onder meer dat bij de diverse herstructurerings en beperkte uit- en inbreidingsplannen voor woningbouw en bedrijventerreinen in de kernen wordt aangesloten bij de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer. Uitgangspunt hierbij is dat de ontwikkelingen minimaal waterneutraal worden uitgevoerd. Dit houdt in dat de ontwikkeling het watersysteem niet nadelig mag beïnvloeden en waar mogelijk een positief effect heeft op het watersysteem. Gedacht kan worden aan compensatie van extra verharding, afkoppelen van schoon regenwater van de riolering, aanleg van een verbeterd gescheiden rioolstelsel, toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen en natuurvriendelijke oeverinrichting.
    
Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.
 
In het plangebied worden geen nieuwe bestemmingen mogelijk gemaakt. Wat betreft het beheer is het plangebied gelegen in het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Rioolpersleidingen en rioolgemalen daarentegen worden beheerd door het Waterschap Rivierenland.