Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen Zederik
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0707.BPKernenZederik-VA01

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven uit ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf met spuiterij' tevens een autobedrijf met spuiterij;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf zonder spuiterij' tevens een autobedrijf zonder spuiterij;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosseriebedrijf' tevens een carrosseriebedrijf;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek' tevens een meelfabriek; 
  6. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tevens een groothandel;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' tevens een hovenier;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf' tevens een transportbedrijf;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sloperij tevens een sloperij;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  13. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nuts-, verkeers-, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden, dit met in achtname van het bepaalde onder d;
  3. indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak;
  4. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m indien niet in de zijerfgrens wordt gebouwd;
  5. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte.
 
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:  
  1. bedrijfswoningen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 750 m³.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. bijbehorende bouwwerken worden minimaal 3 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van het bedrijfswoning gebouwd;
  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m;
  4. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het achtererfgebied met een maximum van 75 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn wordt opgericht;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van toegangspoorten mag maximaal 2 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van het toestaan van meer bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.3 sub d voor het toestaan van maximaal 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het volgende:
  1. het stedenbouwkundig beeld hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  2. opslag van goederen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  3. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  4. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  5. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  6. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlak niet toegestaan;
  7. het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoorruimte is niet toegestaan;
  8. dienstverlenende bedrijven zoals een schoonheidsspecialiste of kapper zijn niet toegestaan.
 
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 :
  1. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan artikel 5 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 5 lid 1  genoemd;
met dien verstande dat:
  1. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, schriftelijk advies ingewonnen wordt bij de milieudeskundige omtrent de aard van het bedrijf en de invloed daarvan op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze en verschijningsvorm en, voor zover vereist, getoetst aan de maatgevende milieuaspecten;
  2. voor de nieuwe bedrijfsvoering er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn dan wel te realiseren zijn.
 
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid centrum
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in artikel 5 lid 1  genoemde gronden met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meelfabriek' te wijzigen in de bestemming Centrum met dagrecreatieve voorzieningen en activiteiten met inachtneming van het volgende:
  1. er dient sprake te zijn van algehele bedrijfsbeëindiging;
  2. de wijziging geen belemmering vormt voor de omliggende functies en ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  3. aanvullend op de bestemmingsregels van Centrum zijn hier dagrecreatieve voorzieningen en activiteiten toegestaan, mits de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toe neemt en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. de bodemkwaliteit de nieuwe functie toestaat;
  5. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
  6. het wijzigingsplan milieukundig inpasbaar is;
  7. ingeval van woningen voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  8. voor het overige is het bepaalde in de bestemmingen 'Centrum' van toepassing;
  9. voorzien wordt in het verhaal van gemeentelijke plankosten.
 
5.6.2 Wijzigingsbevoegdheid wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in artikel 5 lid 1  genoemde gronden te wijzigen ten behoeve van het wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren met inachtneming van het volgende:
  1. er dient sprake te zijn van algehele bedrijfsbeëindiging;
  2. het brutovloeroppervlak van kantoren en maatschappelijke voorzieningen niet meer mag bedragen dan 250 m² per perceel;
  3. de wijziging geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  4. de bodemkwaliteit de nieuwe functie toestaat; 
  5. ingeval van woningen voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  6. voor het overige is het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Maatschappelijk' of 'Kantoor' van toepassing.