direct naar inhoud van 5.3 Bodemkwaliteit
Plan: Molenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPMolenpolder-va01

5.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

Het landelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarop globale en verwachte verontreinigingen van gebieden zijn aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Met name voormalige boomgaarden kunnen verontreinigd zijn met DDT. Ook zijn er mogelijk dempingen geweest met verontreinigd materiaal.

Op termijn werkt de gemeente het bodembeleid verder uit, waarbij dan naast bodemkwaliteit ook aandacht zal zijn voor andere bodemfuncties, zoals warmte en koude opslag, CO2opslag en dergelijke.

Onderzoek

Bekend is dat in het verleden bodemverontreiniging kan zijn ontstaan door:

  • oesterziften;
  • bedrijvigheid (voormalig tankstation, transportbedrijf).

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de Molenpolder, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon, maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd dat de (nieuw)bouw en gebruik als bedrijventerrein of wonen wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd.

Verspreid over het plangebied is in de loop van de jaren bodemonderzoek verricht. De kwaliteit van de bodem kan echter beïnvoed zijn door huidige of vroegere bedrijfsactiviteiten (puntbronnen verdachte locaties). Vooralsnog zijn er binnen het gebied geen verontreinigingsgevallen bekend die een belemmering en risico vormen voor het gebruik en bestemming.

Uit bodemonderzoek is gebleken dat er verspreid langs de Molenpolderweg sprake is van een aantal gevallen van ernstige verontreiniging met PAK als gevolg van opslag en onderhoud aan oesterziften. Deze gevallen zijn vastgelegd in een tweetal beschikkingen door de Provincie Zeeland. Samengevat betekenen deze beschikkingen dat op deze locaties sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, maar dat in de bestaande situatie geen onaanvaardbare risico's aanwezig zijn. Bij functiewijziging of bestemmingswijziging dient melding te worden gedaan bij de Provincie en moeten, zo nodig, saneringsmaatregelen worden genomen.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan Molenpolder.