direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Molenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPMolenpolder-va01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. detailhandel in auto's, boten en caravans;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • g. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein":

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
'specifieke vorm van bedrijf - minerale productenfabriek'   1572   4.1  
'specifieke vorm van bedrijf - schelpenopslag'   26   4.1  

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. toegangs- en achterpaden;
    • 7. water;
    • 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' ten hoogste 1 zend- en ontvangstinstallatie;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte, indien geen goothoogte is aangegeven de bouwhoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: de aangegeven goothoogte, indien geen goothoogte is aangegeven de bouwhoogte; ;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m;
    • 4. procesinstallaties en silo's: 12 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. procesinstallaties en silo's:
      • ter plaatse van gronden zonder specifieke bouwaanduiding: 12 m;
      • ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - silo - 1': 16 m;
      • ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - silo - 2': 20 m;
    • 5. reclame-uitingen en zonnecollectoren op of aan luifels en hoofdgebouwen: niet meer dan 2 m hoger dan de bouwhoogte van de luifel of het hoofdgebouw;
    • 6. vrijstaande reclame-uitingen: 5 m;
    • 7. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 8. zend- en ontvangstinstallatie: 40 m;
    • 9. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 5 meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 5 meter;
  • g. de afstand van ieder gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

4.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. vrijstaande reclame-uitingen: 5 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen voor de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter voorkoming van onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4.2 Verkleinen bebouwingsafstand

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f en g voor het verkleinen van de aangegeven afstand, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  • b. door het verkleinen van de afstand kan nog steeds worden voldaan aan de eisen van brandveiligheid; alvorens vergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover advies aan de gemeentelijke brandweer;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast.

4.4.3 Hogere bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c.9 ten aanzien van de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 8 m;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4.4 Kleine windturbines

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van kleine windturbines, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bedrijfsperceel heeft een oppervlakte van ten minste 1.000 m2;
  • b. een kleine windturbine is toegestaan ter plaatse van gronden op het bedrijventerrein Molenpolder-zuid;
  • c. een kleine windturbine met wieken is vrijstaand toegestaan; andere kleine windturbines zijn op platte daken van gebouwen of vrijstaand op een mast toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van een kleine windturbine, inclusief de tip van de rotor, bedraagt niet meer dan 15 meter; van een kleine windturbine met verticale as bedraagt de ashoogte van de rotor niet meer dan 5 meter; van een niet-wiekturbine bedraagt de rotordiameter niet meer dan 2 meter;
  • e. de bouwhoogte van een kleine windturbine op een gebouw lager dan 10 meter bedraagt niet meer dan de helft van de bouwhoogte van het gebouw; bij hogere gebouwen bedraagt de bouwhoogte van een kleine windturbine niet meer dan een derde van de bouwhoogte van een gebouw;
  • f. de afstand van een kleine windturbine tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 15 meter;
  • g. formaat, type en hoogte worden goed afgestemd op het voorkomen van mogelijke hinder voor de omgeving;
  • h. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4.5 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  4.6.3 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4.6 Tijdelijke woongelegenheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' met in achtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • b. geluidhinderlijke inrichtingen en risicovolle-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. de opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • d. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • e. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

4.5.2 Kantoren

Met betrekking tot kantoren gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • b. kantoorvloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum oppervlakte van 200 m² per bedrijf, is niet toegestaan.

4.5.2 Opslag van goederen

Met betrekking tot opslag van goederen gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. opslag van goederen buiten gebouwen is toegestaan tot een stapelhoogte van 6 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schelpenopslag' is de opslag van schelpen, minerale producten en halffabricaten tot een hoogte van 8 m toegestaan.

4.5.3 Detailhandel, volumineuze detailhandel en grootschalige detailhandel

Met betrekking tot detailhandel, volumineuze detailhandel en grootschalige detailhandel gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen zijn niet toegestaan, met uitzondering van detailhandelsbedrijven, zoals genoemd in 4.1 onder b;
  • c. grootschalige detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. ondergeschikte detailhandel is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de ondergeschikte detailhandel is uitsluitend binnen de bestaande bebouwing toegestaan;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor de ondergeschikte detailhandelsactiviteiten bedraagt niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m²;
    • 3. de ondergeschikte detailhandelsactiviteiten worden door het bedrijf zelf uitgevoerd.

 

4.5.4 Opslag en distributie voor internetverkoop

Met betrekking tot Opslag en distributie voor internetverkoop gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel vindt in hoofdzaak via internet plaats;
  • b. er plaatse van opslag en distributie voor internetverkoop vindt in overwegende mate opslag en distributie van goederen plaats;
  • c. de vloeroppervlakte voor het afhalen, afrekenen en uitstallen van producten bedraagt niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het gebouw, met een maximum van 50 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

4.5.5 Aan-huis-gebonden beroepen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.6.2 Dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  4.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de bedrijfswoning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft in overwegende mate behouden ;
  • b. de oppervlakte in gebruik voor dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.6.3 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5.1 onder e voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.